Lang geleden, schreef ik deze

ik ren, mijn voetzolen doen pijn, alsof ik de eelt erop voel groeien terwijl ze steeds weer de grond raken. Harder en harder ploffen mijn voeten op de grond, mijn tenen en hiel zenden een schreeuw van pijn door mijn linkerenkel. Die doet ook al pijn, net als mijn knie. Mijn armen en gezicht staan vol schrammen en bij elke pas die ik verder loop verschijnen er nog rode streepjes. Ik voel ze niet. Mijn longen branden. Alsof mijn adem wordt afgesneden hijg ik luid met een piepend geluid, mijn longen:pijn! Pijn overal pijn, ik wil stoppen, me op de grond ploffen en alles weg hijgen. Kan niet, moet blijven lopen. Mijn longen voelen alsof ze van binnenuit geraspt worden. Mijn voeten schoppen op elkaar van vermoeidheid en ik buk me niet meer voor de takjes die in mijn gezicht kletsten. Moe, moet stoppen, mag niet, kan niet. Mijn longen lijken uit mijn borstkast te springen. Ik piep en hap naar lucht bij elke pas. Ik loop mijn longen kapot, elke honderd meter die ik meer loop brand de pijn dieper in mijn longen. Ze scheuren, een vloeistof vult mijn longen, mijn gehijg wordt een borrelend gepiep. Mijn benen zijn verlamd, ik voel de pijn in mijn voeten en enkels niet meer. Mijn longen, mijn keel. Ik blijf lopen, moet blijven lopen. Bloed loopt uit mijn mondhoeken. Verstand op nul, blijven lopen. Ik schop met mijn voeten tegen mijn enkels, maar strompel verder. Het brandt, pijn, pijn, pijn!Niet opgeven, blijven voeten zetten, blijven… Ik val,ik ben gestruikeld, maar besef dit pas laat, mijn voeten lopen nog verder. Ik besef nu dat ik op de grond lig en ga op mijn knieën zitten, de tranen blinken in mijn ogen. En het bloed loopt nu over mijn kin, ik probeer nog op te staan, gaat niet, te moe, te veel pijn, kan niet. Ik kom te laat, besef ik en krabbel moeizaam recht. Als mijn voeten terug beginnen te lopen, voelen ze zwaar aan. Ik sleur ze me en loop verder. Ik moet hoesten, mijn longen duwen het bloed naar boven, maar ik blijf lopen. Bloed spettert over mij gezicht en tranen wassen het weer weg. Ik val, alweer. Ik probeer recht te krabbelen, maar ik zak weer op mijn buik. Ik moet ze redden, denk ik. Maar zelfs dat is nu niet genoeg. Mijn uitgeputte en opengescheurde lichaam kan niet meer recht. Tranen lopen over mijn wangen terwijl ik besef dat ik gefaald heb, mijn lichaam is op, het kan niet meer. Mijn keel en longen branden nog steeds. De pijn uit mijn voeten komt ook terug. Ik huil, ik heb gefaald. Lilly mijn lief, denk ik. Het spijt me zo. Lilly haar naam snijd harder door mijn hart dan de pijn door mijn longen, ik probeer me opnieuw recht te krabbelen, enkele meters verder lig ik weer op de grond. Hij is er, ik zie hem, hij gaat het huis binnen en ik lig op de grond te spartelen, denk ik. “Nee” schreeuw ik maar meer dan een zacht borrelend gepiep komt niet meer uit mijn keel. Een groene flits, nog meer tranen over mijn wangen, ik ben te laat. Nog een groene flits…Lilly ze is dood. Ik huil en huil terwijl ik gebroken op de grond lig, niet meer in staat om nog een spier te bewegen, ik was te laat.. De tijd is moeilijk in te schatten, mijn uitgeputte lichaam valt in slaap, in een poging zichzelf te redden. Ik wordt wakker door een bekende mannenstem, die ik herken als de stem van hij die me hier voor gewaarschuwd had: Albus Perkamentus. Hij herhaald mijn naam. “Severus?”

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen