Tranen bolden uit mijn ogen, die prikten in een poging om open te blijven, ik dwong mezelf, ik moest blijven kijken, want weldra verdween hij en zou ik hem nooit meer zien. Dit was de laatste keer. Ik sloeg mijn armen liefdevol om hem heen, maar hij weigerde het zelfde te doen. Hij ging bij me weg, zoveel was duidelijk. “Kom op, Fred” smeekte ik, “geef me op zijn minst een afscheid” klonk mijn stem jammerend. Ik keek in zijn ogen en werd kwaad van zijn lachende uitdrukking. Ik liet hem los en sloeg met mijn vuist tegen zijn borstkast. “Ik heb toch meer voor je betekend dat dit! Kom op” schreeuwde ik boos, maar nog steeds staarde hij me glimlachend aan, zo was hij altijd, hij lachte altijd, wij lachten altijd. “Voor één keer, wees nou serieus! Verdomde rotzak!” Ik vloekte, dat deed ik nooit, niet tegen hem en sloeg hem nogmaals op zijn borst, waarna een langgerekte schreeuw uit mijn keel weerklonk. Rons hand klemde pijnlijk rond mijn schouder. “stop.. kom op Stop nu” Terwijl hij mijn arm nu vasthield, zodat ik niet langer op Fred kon slaan. “Hij is al weg, George” Zei Ron nu moeilijk. Ik schudde mijn hoofd. “Nee, hij zou zo nooit weggaan zonder afscheid. Niet van mij” Ergens beseffend dat mijn broer en andere helft me al verlaten had, sloeg ik nogmaals op zijn levensloze lichaam. “niet doen!” herhaalde ik huilend. Dit was de eerste keer dat ik kwaad was op Fred. De eerste en de laatste keer. Mensen zeggen dat je niet beseft wat je overkomt, ze liegen. Je weet het maar al te goed. Ik was kwaad op mijn geliefde broer, niet uit verwarring, maar uit angst. Ik was nooit alleen geweest, ik had altijd Fred gehad. Altijd en overal, waar moest ik heen, ik kon nergens heen! Mijn beste vriend, mijn wederhelft… Ik had steeds met de gedachte geleefd dat we samen oud zouden worden, samen zouden sterven. Ik keek diep in Freds ogen, maar die staarde koud voor zich uit. Ik sloot zijn ogen en slikte moeilijk terwijl mijn hand over zijn gezicht gleed. Ik nam zijn hand vast maar zijn vingers omsloten de mijne niet. Ik kneep harder in zijn hand, in de absurde hoop dat er dan wel reactie zou komen. Tevergeefs. Mijn mond vertrok in een vreemde krul die probeerde om emoties te achterhouden, verdriet en woede. Eenzaamheid en wanhopigheid. Mijn ogen rukten zich even van Freds lichaam los en ik keek naar de anderen. Mijn moeder zakte huilend op haar knieën, mijn vader nam haar in zijn armen. Zij verloren een zoon. Rons ogen werden nu ook rood en Hermelien keek hem bezorgd aan, waarop ze zijn hand vast nam. Ginny begroef haar betraande gezicht in Harry’s hals. Zij verloren een broer. Zij kregen steun door hun geliefden. Mensen die ze in hun leven gezocht hadden om steun van te krijgen op momenten als deze. Ik was geboren met zo iemand, geboren met een toeverlaat. Die was nu weg, nu ik hem het hardst nodig had lag hij levenloos naast mijn knieën. Ik keek weer naar Fred, hoe kon ik nu ooit verder? Ik kon hem niet lossen, toch? Ik klampte me hopeloos aan zijn koude hand vast. Hoe kon ik de winkel openhouden als mijn tweelingbroer er niet meer was? Hoe kon ik nog bij familie komen als identieke evenbeeld van hem? Ik zou achtervolgd worden door mijn eigen verdriet en dat van anderen om hem. Om Fred. Hoe kan ik nu afscheid nemen van hem. Hoe kan hij dit van me verwachten? Uiteindelijk moet ik bij hem vandaan, uiteindelijk gaat hij onder de grond. Er is maar één antwoord op alle vragen, toch? Ik moet mee.. “Toch Fred?” fluister ik. Maar mijn broer antwoord niet, hij geeft me geen instemmende blik. Zoveel vragen, zo onzeker en de enige die me daar ooit mee heeft kunnen helpen, was nu weg, logisch dat ik hem moet volgen dan, toch? Een zwakke glimlach sierde mijn lippen, toen ik me Freds bezorgde uitdrukking voor de geest haalde. Zijn uitdrukking toen hij dacht dat ik hem achter zou laten. Het was me wel duidelijk, op lange termijn was dit best voor iedereen…Just one more goodbye.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen