Tais Teng (1952) heet eigenlijk Thijs van Ebbenhorst Tengbergen, maar dat kon geen mens onthouden. Hij is behalve schrijver ook illustrator, decorschilder en beeldhouwer. Tais Teng woont in Amersfoort en heeft een atelier in Utrecht. Voor je het vraagt, hij heeft geen huisdieren, zelfs geen goudvis, maar wel drie kinderen en een vrouw, wat toch ook best aardig is.
Hij schrijft eigenlijk voor elke leeftijd, van het eerste spreukenboekje voor schattige kleuterheksjes tot gedegen handleidingen voor zeshonderdjarige dark lords. Teng is dol op eng en houdt ook van grappig: van een zombie die over een bananenschil uitglijdt, ligt hij in een deuk. Hij heeft intussen zo'n honderdvijftien boeken geschreven, van fantasy, sciencefiction en griezelboeken tot verhalen over een haas die op zoek is naar een nieuw huis. Vakanties brengt Tais het liefst onder water door en zijn liefste wens is al jaren een mooi Starwars-laserkanon, om bergtoppen mee te beeldhouwen.

Tot zover de intro, die meestal in mijn boeken staat. De laatste tijd probeer ik mijn tijd fifty-fifty te verdelen tussen illustreren en schrijven. Ik ben ook een eigen uitgeverij GRANTERRE begonnen om boeken die niet langer te krijgen zijn te herdrukken, met een mooie harde kaft en natuurlijk een eigen omslag.
Mijn plaatjes en boekomslagen vind je op Deviant Art. Ik hou van doorwerken: ik maak elke week wel een paar nieuwe plaatjes. En mocht je een boekomslag voor je nieuwe roman zoeken, dan heb je hier keus te over. Mijn website is www.taisteng.nl.

Net zoals Het IJzeren Woud, spelen veel van jouw verhalen zich af van in een zelfbedachte wereld. Hoe laat jij zo’n wereld tot leven komen?
Ik begin meestal vanuit mijn illustratie-impuls. Ik maak een paar plaatjes, het liefst zo vreemd mogelijk en begin dan te verzinnen wat er aan de hand is en hoe het zo is gekomen. Je ziet bijvoorbeeld een dame met een baby in een woud vol levende, marmeren dwergen die weinig goeds in de zin hebben en, gelukkig, een meer dan manshoog zwaard op de achtergrond om iets aan die dwergen te doen. Dat was een sleutelscène met de bijzonder gevaarlijke boomnimf Vali die net Nadia's baby gestolen heeft en nu naar het IJzeren Woud, waar elk blad een dolk is, gevlucht is.
Bij historische fantasy prik ik meestal een specifiek jaar en probeer daarover zoveel mogelijk uit te vinden. Een kaart van een stad is een mooi uitgangspunt en een schilderij uit die tijd is nog mooier. Soms zijn er zelfs verhalen uit die tijd. Daarbij noteer ik alle details: wat eten ze, dragen ze schoenen of lopen ze op blote voeten, zelfs door de sneeuw? Hoe denken ze? Dat is overigens zelden zoals Nederlanders is de 21ste eeuw: een onthoofding is een heerlijk verzetje en zelfs je hoofdpersoon hoort juichend aan de kant te staan.

De meeste boeken die je hebt geschreven bevatten het thema sciencefiction. Wat fascineert je het meeste aan dit thema?
Sciencefiction is een manier om vol verwachting en verwondering naar de toekomst te kijken. Ik hou van verandering en vreemde zaken.
Vanuit de tijd waarin ik opgroeide, gezien, de vijftiger jaren, is dit trouwens een fascinerende en diep bizarre sciencefictionwereld, met computers niet groter dan een polshorloge, microscopen die atomen kunnen zien en vliegtuigjes van bromvliegformaat. En dan heb ik het nog niet eens over moskeeën op elke derde straathoek en video's waarbij een ruimtesonde over de bevroren zeeën van Pluto suist.
Ik heb overigens meer fantasy en griezel geschreven dan sciencefiction. Het is bijna onmogelijk om sf gepubliceerd te krijgen in Nederland.

In het verleden schreef je voor en samen met het Griezelgenootschap. Kun je aan de lezers uitleggen wat dat was? Wat vond je het leukst tijdens deze periode?
Destijds wilden uitgevers helemaal geen griezelboeken uitgeven: ze waren te bang voor boze brieven van ouders en vlindertjes-en-lieve-bloemen leraressen.
Wat lui als Paul van Loon, Bies van Ede en ik deden was guerrilla-griezelboeken schrijven. We vertelden een uitgever dat we een mooi boek over ridders en jonkvrouwen gingen schrijven. Prima, zei zo'n uitgever dan. En dat was een vrijbrief. Want behalve ridders en jonkvrouwen waren er natuurlijk ook kinderverslindende heksen en weerwolven in de bossen en geloofden mensen in demonen en trollen, vervloekte amuletten. Dat soort zaken mochten er dan natuurlijk ook in.
Een van mijn eerste kinderboeken was trouwens een griezelboek: De ring van Ardek. Volgens veel intussen opgegroeide lezertjes was dat het engste boek dat ze ooit lazen.
In het Griezelgenootschap had je een mooi soort rolverdeling: Paul ging bijvoorbeeld duidelijk over vampiers en weerwolven, terwijl ik alles wist over de magie van lang geleden en verre landen. Als je wilde weten hoe een Romein iemand vervloekte of wat een Eskimo voor monsters vreesde in de lange, lange winternacht dan kon ik je dat vertellen.
We maakten elk jaar een bundel met griezelverhalen en met Eddy C. Bertin en Bies van Ede schreef ik de serie DUISTERLINGEN.Het was heerlijk om een stel gelijkgestemde zielen te hebben en in een café over voodoo en de kunst van het vervloeken te spreken in plaats van over voetbal en de nieuwste kersthit van André Hazes.

De meeste mensen kennen je van de Nederlandse boeken, maar je hebt ook in het Engels geschreven. Hoe is het om te schrijven in een vreemde taal?
Ik lees voornamelijk Engelse romans en kan er intussen moeiteloos in denken. Bij het schrijven van een Engels verhaal hoef ik nooit te vertalen: het gaat direct in het Engels. Voor mij is Engels eigenlijk geen vreemde taal meer. Ik heb intussen zo'n vijfentwintig verhalen in het Engels verkocht en een roman. Twee andere boeken doen de ronde nog bij Amerikaanse uitgevers.

Hoe ga je om met het zogenoemde ‘writersblock’?
Iedere schrijver kent het: ineens komt je verhaal knarsend tot stilstand. Vaak is het je eigen schuld: je bent gewoon veel te lang doorgegaan met een bepaalde scene tot alle leven eruit weggetrokken is. Wat ik in zo'n geval vaak doe is een paar bladzijden teruggaan en alles uitwissen tot ik op een punt kom dat alles nog wel goed loopt.
Wat ook vaak help is een nieuw persoon in je verhaal introduceren. Desnoods trapt hij de deur van je herberg gewoon in en stormt hij naar binnen, zwaaiend met een kromzwaard. Ga er vanuit dat je geschreven tekst niet heilig is: pas als het gedrukt is, kun je er niet meer aan sleutelen.

Tot slot zijn wij erg benieuwd of je nog tips hebt voor beginnende schrijvers. Aan welke tip heb jij veel gehad? Wat zou jij de jonge schrijvers van Quizlet op het hart willen drukken?


Tips?
Om te beginnen een paar dingen die je niet moet doen:
1) Meteen met een trilogie van 100.000 woorden per deel schrijven terwijl je eigenlijk niet eens fatsoenlijk kort verhaal kunt schrijven.
SubTip: doe eerst eens mee aan een stel verhalenwedstrijden en als je steeds hoog scoort, kun je eens aan een roman gaan denken.
2) NOOIT DOEN: in de eerste drie hoofdstukken een hele lading ellende over je hoofdpersoon uitstorten. Dat maakt hem of haar tot slachtoffer, tot een zielig figuur, en daar lezen lezers liever niet over.
3) Een heel ingewikkelde fantasy-wereld bouwen zonder een fatsoenlijk kaartje te maken. Voor je het weet heb je geen flauw idee meer waar je trollen en elfen nu eigenlijk wonen en reis je te voet in een dag honderd zestig mijl.
4) Als het je allemaal te ingewikkeld wordt alles maar laten ontploffen of ineens een reddend leger laten verschijnen dat eerder amper of helemaal niet aangekondigd werd. Alles laten ontploffen is overigens de hoofdzonde: zie bijvoorbeeld de volstrekt waardeloze laatste Indiana Jones of Star Wars films.
5) Stel als je op een kwart van je boek bent een persoonsbeschrijving van al je figuren op: hoe zien ze er precies uit? Waar wonen ze? Hebben ze familie? Hoe rijk zijn ze? Schrijvers noemen dat een persoonsdossier en het is onontbeerlijk om je hoofdpersonen enigszins te kennen.

Meer weten over Tais? Volg hem ook op Facebook!

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen