Ik liep rillend een kant op. Ik was blij dat Myrthe me had afgezet bij de stad, maar wat moet ik nu? Ik wist nog steeds niet waar ik naartoe moest. Ik had honger en ik had het ijskoud. Het begon weer te regenen. Ik probeerde het kraagje van mijn blouse zo hoog mogelijk op te zetten, maar het was een bleef een zomeroutfit. Ik zag aan de klok op het busstation dat het elf uur was. Ik had de hele dag nog niks gegeten. Ik had ook geen flauw idee waar ik in hemelsnaam moest slapen. Ik dwaalde door tot het weer licht was. Ik had zo'n honger dat ik mijn schoenen wel had op kunnen eten. Mijn mond was kurkdroog en ik probeerde zo veel mogelijk speeksel aan te maken om dat door te kunnen doorslikken. Ik was een beetje chagrijnig en mijn humeur werd er niet beter op toen een klein meisje tegen har moeder zei: 'kijk mam! Is dat meisje daar een zwerver?' Haar moeder keek me verontschuldigend aan. Ik propte mijn handen in mijn zakken in een poging ze wat warmer te maken. Vermoeid liet ik me op de stoep zakken. Ik wist niet hoe lang ik had geslapen toen ik een boze stem achter me hoorde: 'rot op van mijn stoep! Ik wil niet dat er mensen voor mijn winkel slapen! Twee kilometer verderop is een hotel!' Ik stond op en sjokte naar de plaats die de man had aangewezen. Ik wist niet wat ik van plan was, ik had geen geld. Na een tijdje lopen kwam er in de verte een groot gebouw in zicht. Ik liep naar binnen en strompelde naar e balie. Misschien kon ik me er doorheen bluffen. Er stond een jongeman achter de balie. 'Wat kan ik voor je doen?' Ik haalde diep adem. 'Zou ik een kamer kunnen huren?' Hij keek op zijn computer. 'Heb je gereserveerd?' 'Nee.' Zei ik. 'Kamer negentien is nog vrij.' Hij legde een sleutel op de balie. 'Dat is dan veertig euro per nacht.' Ik kon wel huilen. 'Dat heb ik niet.' Zei ik met een klein stemmetje. Hij schudde zijn hoofd. 'Geen geld, geen kamer. Zo zijn de regels.' Ik keek hem smekend aan. Hij zuchtte en haalde zijn mobieltje tevoorschijn. Hij mompelde er wat in en even later kwam er een vrouw van middelbare leeftijd aanlopen. ze zag er streng uit en haar grijze haar zat ineen knot. Op het puntje van haar neus zag een vierkante bril. Ze deed me een beetje aan professor Anderling van Harry Potter denken. 'Wat is er, Mike?' Hij wees op mij. 'Ze wil graag wen kamer huren, maar heeft geen geld. Het ziet er niet naar uit dat haar ouders hier ergens in de buurt zijn.' Ze keek naar mij en ik keek verlegen terug. Ze bukte en zette een blik koude tomatensoep op de balie. 'Meer kan ik niet voor je doen.' Ik bedankte haar, pakte de tomatensoep en liep met een hol gevoel het hotel weer uit. Na even lopen zag ik wat grote vuilnisbakken staan en ik klom op eentje. Ik leunde tegen de muur en rok het blik open. Hier was niemand die me weg kon sturen. Ik zette mijn mond aan het blik en dronk de koude tomatensoep in één keer voor de helft leeg. Ik sneed mijn lip aan de rand, maar dat kon me niks schelen. Ik dronk ook de andere helft op en zette het blik met een zucht weg. De honger was nog steeds niet weg, maar minder. De dorst was ook minder erg geworden door de soep. Het begon weer te regenen en ik rolde me op. Ik begon spijt te krijgen van mijn plannetje. Ik moest toegeven dat ik nog liever thuis dan hier was. Ik vond het ook dom dat ik niet gewoon naar school was gelopen. Ik had er niet aan gedacht dat er altijd nog leraren tot heel laat bleven. Ik had ook gewoon kunnen gokken waar een van mijn vrienden zou wonen. Ik kon nu niet zomaar weer terug. Ik had geen idee waar ik was. Ik zag dat het lege blik vol geregend was, en ik pakte het op. Ik dronk er water er gulzig uit en lette er niet op dat ik mijn lip weer sneed. Het water smaakte een beetje naar tomaat en bloed. Ik wist niet waar ik naartoe moest gaan, en hoe dit ooit nog goed zou komen. Ik bleef de hele dag op de container zitten en viel toen de eerste sterren aan de hemel verschenen in slaap.

Ik werd wakker van de rugpijn. Ik was in een oncomfortabele houding in slaap gevallen en had de hele nacht zo gelegen. Ik stond op en sjokte zomaar een kant op. Ik had weer ongelofelijke honger, maar had niks te eten. Mijn natte blouse kleefde aan mijn koude lijf en mijn blote benen deden pijn van het lopen. Ik wist niet waar nar ik op zoek was, maag hoopte al met al dat ik iemand tegen zou komen die ik kende. Ik speurde ook de grond af naar geld. Ik liep vijf uur en mijn maag deed pijn van de honger. Mijn blik viel op een prullenbak waar een zak patat uit stak. Ik keek er met een vies gezicht naar en pakte toen met tegenzin tussen duim en wijsvinger een patatje beet. Ik rook er even aan en het rook naar vuilnisbak. Ik keek er met een vies gezicht naar en stak het toen in mijn mond. Het viel mee, ondanks dat het een beetje naar vuilnis smaakte. Ik pakte nog een frietje en kauwde er op. Na vier patatjes zag ik een dikke laag schimmel op de andere zitten en gooide het eten dat ik in mijn hand had met een vies gezicht weer terug. Waar het thuishoorde. Ik liep verder en liet me toen het alweer donker begon te worden op een nat stuk karton vallen. Ik kon eerst niet slapen van de kou, maar rond een uur of twee 's nachts viel ik toch in slaap.

Ik werd wakker met het gevoel dat er iemand naar me stond te kijken. Ik deed mijn ogen open en zag een meisje van een jaar of twaalf gehurkt naast me zitten. Ze keek me bezorgd aan. Ze zag me kijken en werd rood. 'Sorry, ik wist niet zeker of je nog leefde...' Ik ging rechtop zitten. 'Ik ben nog springlevend hoor.' Ik voelde me slap van het voedseltekort en ik had een loopneus. Shit, dacht ik. Nu ben ik ook nog verkouden. 'Kan ik he helpen?' Vroeg het meisje. 'Nee, dank je.' Ze keek naar mijn kleren en trok haar jas uit. 'Hier, jij hebt mijn jas harder nodig dan ik.' Ik duwde hem weer terug naar haar. 'Nee, je houd hem zelf.' Ze stak hem weer naar me uit. 'Nee echt, ik voel l me prima.' Ze keek me sarcastisch aan. ' als er niks aan de hand was zou je ook niet op de grond slapen. Ben je op de vlucht ofzo?' Ze was slim en had me door. 'Sorry, maar dat gaat je niks aan.' Ze duwde de jas weer koppig naar me toe. 'Ik waardeer het dat je me wilt helpen, maar als je nu niet weg gaat krijg je een dreun.' Ze was niet makkelijk bang te maken, maar zei toen toch maar: 'als jij het zegt...' Toen liep ze weg en ik keek haar na. Waarom kon niemand zich nou eens even met zichzelf bemoeien? Ik wou niet zielig gevonden worden.

De twee dagen daarna waren vooral koud en nat. Soms stal ik eten uit de vuilnisbak en ik probeerde af en toe nog om in een hotel of pension binnen te komen. Soms begon ik wazig te zien, en ik voelde me slap van de honger. Mijn keek was kurkdroog en soms lag ik de bidden of ik nou eindelijk een keertje dood kon gaan. Het voelde alsof er nooit een einde aan deze hel zou komen, en alsof ik mijn hele leven als zwerver door zou moeten brengen. Ik de verte zag ik een kleine supermarkt, en ik rende er op af. Ik wist dat ik heen geld of iets had, maar in had zo'n honger en dorst dat ik op dit moment even niet tegen diefstal was. Ik kon niet veel meenemen, maar ik pakte een doos koekjes van de plank. Ik pakte ook een fles cola en schuifelde naar de uitgang met een bonzend hart. Ik had nog nooit eerder in mijn hele leven iets gestolen. Toen ik bijna bij de uitgang was, dat overkomt míj weer, werd ik betrapt. 'Heb jij al afgerekend jongedame?!' Ik liet van schrik mijn buit bijna vallen. Het koste al moeite om heg vast te houden in mijn slappe armen. Ik zei niks. Alles zag opeens wazig en toen ik een stap naar voren zette werd ik heel duizelig. Het kostte moeite om nog adem te halen door mijn droge keel, en mijn maag trok pijnlijk samen. Voordat iemand me kon bereiken werd alles zwart voor mijn ogen en viel ik languit op de grond. Het enige waar ik aan dacht was: 'yes, ik ben eindelijk dood.'

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen