Foto bij Hoofdstuk 8.1

Luke

In één klap zijn de onzekerheden op het werk van mijn vader niet zo belangrijk meer. Angelo’s situatie is veel ernstiger dan die van ons. Zijn vader is ernstig ziek en het is bekend dat hij geen honderden jaren meer te leven heeft. Hoe lang hij nog wel heeft - of had - was onbekend. Ik bedoel is.
‘W-wat? Hoezo?’ Met een simpele zwaai met mijn rechterbeen sta ik naast het paard, die direct met zijn neus op zoek gaat in mijn zakken naar snoepjes. Pepermuntjes en suikerklontjes zijn de dingen die hij het aller-lekkerst vindt, ook al zijn die dingen niet zo goed voor beesten zoals hij.
Mama haalt haar schouders op, maar snelt wel naar me toe. ‘Ik heb Angelo of Steffi niet gesproken, maar heb je berichten wel gelezen, sorry. Je had vier gemiste oproepen, ik dacht dat het heel erg was misschien.’
‘Maakt niet uit.’
Ze steekt haar hand uit en neemt de teugels van me over. ‘Jij gaat gauw douchen, ik zadel hem wel af,’ zegt ze met een hoofdknikje met haar hoofd naar het paard naast me. ‘Dan gaan we daarna wel naar het ziekenhuis.’
‘Welke?’
‘USC.’
Mama loopt weg en ik ook, maar dan de tegenovergestelde richting op. Ik ren door het huis, spring onder de douche, draai een rondje, spuit wat shampoo op mijn hoofd en ga dan nog druipend van het water op zoek naar schone kleren. Ik ren net in mijn blootje door de gang als Isa haar slaapkamer uitkomt. Gelukkig kan ik snel mijn kamer induiken, met de hoop dat ze me niet in mijn blote kont gezien heeft.
Precies op hetzelfde moment lopen mijn moeder en ik de keuken in, waar de autosleutels niet op de tafel liggen.
‘Oh ja, papa,’ kreunt ze.
‘We hebben mijn auto nog,’ stel ik haar gerust. In totaal hebben we twee auto’s, die van mij en een blauwgrijze Ford Explorer, waar papa nu mee uit is.
Mijn moeder maakt een gebaar met haar hand alsof ik zojuist het beste idee van vandaag aan haar heb voorgesteld en roept dan om Isabella, die ook in de keuken verschijnt. Met zijn drieën rijden we naar het ziekenhuis een stuk dichter bij LA Downtown dan waar wij wonen. De hoge groep gebouwen waar Los Angeles bekend om staat, staan tussen waar wij rijden en de laaghangende zon in.
Als de zon helemaal onder is, heb ik de auto geparkeerd in de parkeergarage naast het ziekenhuis en lopen we richting de ingang. Voor de automatische schuifdeuren is een fontein die zonder te stoppen water de lucht in spuit. We lopen naar binnen en informeren bij de balie tegenover de entree naar Angelo’s vader. Links en rechts van de ruimte bevinden zich stoelen, banken en een paar tafeltjes die als een soort van wachtruimte dienen, maar ik weet dat er verderop een wachtruimte is die wel zes keer zo groot is als dit hier. Om daar te komen moet je voorbij de liften links, daarna rechts en dan gewoon doorlopen. Daar heb je trouwens ook een leuk aquarium met vissen, weet ik nog van toen we hier vroeger eens waren voor de tante van mijn moeder.
We moeten met de lift naar boven, naar de zevende verdieping. Daar is de ICU.
‘Maar daar mogen we toch helemaal niet komen met zijn allen?’
Mijn moeder schudt haar hoofd en antwoordt Isa: ‘Klopt. Ik vraag wel even iets, of ik vraag naar Steffi.’ Ze drukt op een bel voor de deuren van de intensive care, waarop de deuren iets later met een schuivend geluid opengaan.
Isabella en ik wachten op de gang en zien de deuren achter onze moeder sluiten. Ze houdt de eerste de beste verpleger tegen om haar vraag te stellen.
Isa schuift met haar rug tegen de muur naar beneden, om dan op de vloer te gaan zitten. Het is van dat spul dat piept als je er met te natte schoenzolen overheen loopt.
Ze zit nog geen vijf seconden op de grond als mama eraan komt. ‘Hij is hier niet eens. Niet meer, in ieder geval.’
Isa springt weer op en we hollen achter mam aan, terug naar de liften waarna ze op een andere knop drukt.
‘Stom trouwens dat ze ons beneden zomaar naar de intensive care hebben gestuurd. Ze weten niet eens wie we zijn en we zijn bovendien ook geen familie.’
Met een pling springen de deuren open en vervolgen we onze zoektocht naar Angelo’s familie. Mijn moeder weet naar welke kamer we toe moeten, dus we moeten op dit moment vertrouwen dat zij de weg weet. Er zijn ontelbare hoeveelheden gangen waar we doorheen lopen die allemaal ergens anders op uitkomen, terwijl ze toch heel erg op elkaar lijken. Het zal me niks verbazen dat hier wel eens mensen verdwaald zijn. Ook leuk verstoppertje spelen, trouwens, hier in dit doolhof.
‘Hier zal het moeten zijn.’ We staan stil voor een dichte deur en kijken elkaar afwachtend aan. Isa legt haar oor tegen de deur en luistert. Haar mond hangt een tikkeltje open.
‘Hoor je iets?’ vraag ik. Ze schudt haar hoofd.
‘Meneer ligt te slapen,’ klinkt het plots achter ons. Een zuster kijkt ons aan vanachter een halfronde balie. ‘Mag ik jullie verzoeken beneden een kopje koffie te drinken, dan kan meneer ook eventjes van zijn rust genieten.’
Beleefd zie ik mama knikken en ze draait zich op haar hakken om. Als ze ons voorgaat, opnieuw naar een lift, sist ze: ‘Zo luidruchtig zijn we toch niet?’
Ik grinnik en ik hoor Isa zachtjes giechelen. Met de lift gaan we maar weer naar beneden, om er vervolgens voor te kiezen naar de wachtruimte met het aquarium te gaan. Het zou ook een beetje doelloos zijn om nu weer terug naar huis te gaan.
Wanneer we de ruimte binnengestapt zijn, valt mijn moeders oog al op de familie en Angelo. Ze zitten allemaal keurig op een stoel. Angelo weliswaar iets minder keurig met zijn benen over de armleuning terwijl hij zo te zien een spelletje op zijn telefoon aan het spelen is.
Angelo’s moeder is de eerste die ons ziet. Ze staat op en loopt ons tegemoet. Als eerste knuffelt ze mijn moeder, maar dan krijgen Isa en ik allebei ook nog een knuffel van haar.
We nemen plaats bij Angelo’s moeder Steffi, Angelo en zijn twee broertjes Romeo en Gio. ‘Hij is nog niet dood, hoor,’ is het eerste dat Angelo tegen me zegt als ik op de stoel naar hem ga zitten. Hij knikt kort met zijn hoofd naar mij en dan zie ik pas wat ik aan heb. Een zwarte broek, een zwart vest waaronder een zwart shirt en ik heb zelfs zwarte sneakers aan. Mijn sokken zijn groen, merk ik op. ‘Nee, maakt niet uit.’ Angelo laat zijn mobiel in zijn schoot vallen en laat zijn benen zakken. ‘Top dat je er bent. Ik verveel me echt dood hier.’
‘Nou, alsjeblieft. Ik zal je wel gaan amuseren.’
‘Ga je een dansje doen?’ Gio kijkt me afwachtend aan vanaf de overkant van de U-vorm waarin de stoelen opgesteld staan. ‘Dat wil ik wel eens zien, ik ben benieuwd.’ Vanonder de klep van zijn baseballpet kijkt hij me met zijn bruine, donkere ogen aan. Een grijns ligt rond zijn lippen.
‘Als jij eerst gaat.’
‘Laat maar, dan.’

Reageer (2)

  • EvilDaughter

    Haha, nou ben blij dat Angelo het wat luchtig opneemt

    7 jaar geleden
  • LarryNiam

    leuk hoofdstukje:)
    snel verder<3

    7 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen