Foto bij #035

Ik sta in de Kamer van Hoge Nood, er is weer een les bezig en deze keer gaat Harry ons leren hoe we een Patrones bezwering moeten oproepen. Dus de Patrones bezweringen vliegen me rond de oren, ik zie hoe Loena een konijn uit haar stok laat komen en bij Ron ontstaat er een hond.
‘Expecto patronum’ zeg ik terwijl ik zwaai met mijn toverstaf. Er ontstaat een paard uit mijn staf die ik, door mijn staf goed vast te houden, probeer te sturen. Bij het oproepen had Harry er ons op gewezen dat we moesten denken aan een gelukkige herinnering. Maar ik heb niet echt een herinnering waar ik aan denk. Ik denk aan het hier en nu, hoe gelukkig ik ben dat ik dit allemaal mee mag maken. In een keer hoor ik hoe de muur begint te trillen, ik raak mijn concentratie kwijt en mijn patronus verdwijnt. Ik hoor nog een klap en de spiegels vallen van de muur af, ik loop richting Ron. Als ik bij hem ben aangekomen pak ik zijn hand vast, en met de andere hand houd ik mijn toverstaf goed vast. Iedereen kijkt wat er komen gaat. Harry en Nigel proberen door het gat dat al in de muur gekomen is te kijken wat er aan de hand is. Dan ontstaat er een grote knal en de muur springt open. Als de stofwolk is weg geëbd zie ik professor Omber staan met daarachter Vilder en een paar arrogante leerlingen uit Zwadderich. Naast Omber staat Draco met in zijn armen geklemd Cho die schuldig naar beneden kijkt.
‘Het is afgelopen met deze ongein! Harry Potter meekomen!’ zegt professor Omber met haar hoge stem. ‘Noteer alle namen meneer Vilder, en stuur ze gelijk naar hun slaapzalen. Jullie krijgen nog te horen wat jullie straf is.’

De dag erna is al snel aangebroken, ik zit in de Grote Zaal strafwerk te schrijven met de behekste veer van Omber. Om mij heen zitten de andere Strijders van Perkamentus, ik hoor iedereen zuchten. Omber had gruwel veren gecreëerd, met deze veren schreef je met je eigenbloed en kwam er een litteken op je hand van wat je moest op schrijven. In een dag zijn al zo veel dingen veranderd, niet alleen dat de Strijders van Perkamentus ontmaskert was. Maar Perkamentus zelf is ook weg, hij weigerde naar Azkaban te gaan en verdwijnselde toen. Nu is Omber het schoolhoofd, Vilder was vanochtend al bezig met alle schilderijen de verwijderen uit het kasteel. Omber had speakers opgehangen en om de twee uur kwamen alle regels die ze had opgesteld nog een keer voorbij. Het is niet meer de Zweinstein als begin van het jaar, en zo te horen was ik niet de enige die daar zo over dacht. Na een half uurtje mogen we weer weg. Ik loop zonder Omber ook maar één blik waardig te gunnen het lokaal uit. Mijn hand doet pijn, iedereen die de Grote Zaal uitkomt fluistert over deze gruwel daad. Samen met Ron, Ginny en Hermelien lopen we zwijgend naar de leerlingen kamer. Fred en George waren net al voorbij gelopen, en hun gezichten stonden op ontploffen. Omber gaat het niet makkelijk krijgen met de tweeling de laatste paar maanden. Zodra we in de leerlingen kamer zijn gaan ze niks zeggend op de bank zitten. Ik pak rustig Ron zijn hand vast die mij vragend aankijkt. Ik sluit mijn ogen, concentreer mij op zijn hand en probeer hem de helen. Ik open mijn ogen weer en kijk naar zijn hand, het litteken is zo goed als weg.
‘Je bent geweldig.’ Hij drukt een kus op mijn mond. Ik heb besloten om iedereen die hier aanwezig is te genezen van de gruwel daad van Omber. Fred en George, die het nieuw blijkbaar ook gehoord hebben, komen vanuit hun slaapzaal naar de leerlingenkamer.
‘Dat is toch ook fijn om zo iemand in je familie te hebben.’ Zegt Fred vrolijk, en duwt Ron aan de kant en gaat daar zitten.
‘Koude kant Fred, dat moet er wel even bij gezegd worden.’ Met een grijns op mijn gezicht genees ik ook hun handen. Ik ga morgen bij de andere leden langs die niet in Griffoendor zitten. Omber zal wel verbaasd opkijken als morgen niemand ergens meer last van heeft. Ze mag dan wel schoolhoofd zijn en straf uitdelen maar dat hoeft nog niet te zeggen dat we haar gehoorzamen.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen