Ooit op een prachtige dag, waar de bloemetjes bloeien, de bijtjes vliegen en de wind zachtjes blaast. Wat een grap. We zijn in het jaar 2050 en de wereld heeft onder een apocalypse geleden. Mijn naam is Otis en ik loop met mijn koekenpan over een dor weiland met dode bloemen, dode bijen en geen enkel zuchtje wind. Het begon allemaal 3 maanden terug. Ik was mijn favoriete gerecht aan het voorbereiden, pannenkoeken met banaan en een dikke laag vanille crème met bosbessen. Mijn vinger gleed door de crème en ik bracht hem richting mijn mond. Langs mijn lippen voelde ik de romige smaak nog kleven. Het geluid van het nieuwsbericht op tv achter mij pikte mijn aandacht in. Het was een noodsignaal. Ik zet het vuur uit en loop naar de tv om hem harder te zetten. De mevrouw op het beeldscherm lijkt in paniek te zijn. Achter haar zijn schreeuwende mensen, die in paniek een kant op rennen. Aandachtig luister ik naar haar woorden, door de herrie heen.
“Iedereen moet onmiddelijk zijn huis verlaten. Er is een epidemie uitgebroken! Ik herhaal; iedereen moet onmid-” de vrouw van de tv wordt door iets in haar rug aangevallen en het signaal valt weg. Ik druk op de knop van de afstandsbediening om naar het volgende kanaal te gaan, niks en de volgende ook niks, alleen maar ruis. Ik zucht, druk de tv uit en loop terug naar mijn pannenkoeken, het zal wel weer zo’n truc zijn om ons bang te maken denk ik nog. Voor ik het gas weer aan wil zetten hoor ik achter mij de deurbel. Met nogmaals een diepe zucht draai ik me om en loop ik naar de voordeur om open te doen. Met een krakend geluid opent de eeuwen oude deur en zie ik Diamond me intens aanstaren. Haar ogen staan leeg en ik kijk haar met een vragende blik aan, maar ze zegt niks en loopt mijn woonkamer binnen. Een paar seconden lang kijkt ze de kamer door. sed[=-- (dit typte Pepper).
“Eh, alles in orde?”, vraag ik haar. Ik loop op haar af en leg mijn hand op haar schouder wanneer ze geen antwoord geeft. Ze draait zich om en haar handen grijpen naar mijn keel. Ik verlies mijn evenwicht en beide vallen we hard op de grond, zij boven op me. Ze ontbloot haar tanden die misvormd zijn, sommige missen zelfs, en een rottende geur komt uit haar mond. Ik trek een walgend gezicht en met al mijn kracht probeer ik haar van mij af te duwen, maar tevergeefs. Ze lijkt immens sterk en ik schreeuw het uit van de pijn wanneer haar smerige tanden zich in mijn nek boren. Een warme vloeistof glijdt langs mijn nek en langzaam wordt het zwart voor mijn ogen. Dit is het dan, hier eindigt mijn leven, denk ik nog.

Wat een grap, alweer. Met een stijve nek kruip ik overeind. Diamond is weg, de voordeur staat nog open en de klok laat weten dat ik een paar uur bewusteloos op de grond heb gelegen. Ik beweeg mezelf naar de spiegel in de badkamer en heb het gevoel alsof ik zweef. Ik voel me licht in mijn hoofd en duizelig. In de spiegel probeer ik de schade van de wond in mijn nek te bekijken. Het valt me op dat ik bleek ben en wordt nog bleker wanneer er geen wond te bekennen is. Nergens is een enkele spoor van de beet of de klap op de grond. Mijn lichaam is in tact. Opgelucht haal ik adem en houd mezelf voor dat het een stomme droom was. Ik zal vast geslaapwandeld hebben, zeg ik tegen mezelf in de spiegel. Mijn hand reikt naar het handvat van het spiegelkastje en ik ga er dwars doorheen. Ja, dat zie ik goed, er dwars doorheen. Mijn halve arm bevind zich in de spiegel. Geschokt kijk ik naar het hele gebeuren en beweeg langzaam mijn hand weer terug. Ik schud mijn hoofd en ga terug naar de woonkamer, richting de keuken om te kijken of ik ook over die heerlijke pannenkoeken heb gedroomd die ik aan het maken was. Maar meneer moest weer gestoord worden door de tv, waardoor ze niet afkwamen. Ik probeer te herinneren wat er op de tv werd gezegd, iets over een evacuatie ofzo. Ik stop voor de tv en wil op het knopje drukken om hem aan te zetten. Tot mijn halve verbazing zit mijn arm dwars door te tv heen, zonder een enkele breuk in het glas. Ik schud mijn hoofd nogmaals, dit keer harder. Ik moet vast aan het hallucineren zijn door de klap van de val. Ja dat moet het zijn. Met die gedachte richt ik me op de keuken, waar mijn mond bijna helemaal open op de grond dondert. Er staat verdomme iemand in mijn keuken. En niet zomaar iemand… hij lijkt sprekend op mij. Dit kan niet, ik ben écht gek geworden. Langzaam beweeg ik me terug naar de woonkamer om mijn geweer te pakken. Maar het moment dat ik hem van de muur wil trekken, ga ik er dwars doorheen. Even sta ik stil, adem ik diep in en uit en sla ik mijn ogen naar de grond.
“w-wat…”, fluister ik in ongeloof. Mijn voeten raken de grond niet. Beter gezegd, ze zweven zelfs een paar centimeter boven de grond. Wat the hell is hier gebeurd…. Ik ‘zweef’ terug naar de keuken en verhef me stem “ga onmiddelijk mijn huis uit!”. Geen reactie. “wie ben je en waarom ben je hier?”, probeer ik. Weer geen reactie. Ik heb antwoorden nodig, en wel nu. Ik beweeg me richting de voordeur die nog open staat en trek mijn jas aan, die door mij heen op de grond valt. Ik zucht en raap het ding geen eens meer op. Het moment dat ik de deur uit wil, houd iets me tegen. Hoe hard ik ook probeer, ik kom niet verder dan de drempel. Frustratie borrelt in me op, iets wat lang geleden is in mijn rustige leven en ik ga terug naar dat figuur wat op mij lijkt. Het is dé pannenkoeken aan het opvreten die ik heb gemaakt. Ik schreeuw het uit van frustratie en probeer hem een klap te verkopen. Ik weet dat dat niet kan ondertussen, maar het voelt goed om te doen alsof je iemand slaat. Het verdiend die koekenpan tegen zijn kop aan, denk ik uit frustratie. Nog geen seconde later hoor ik een grom en deinst het op-mij-lijkende-figuur achteruit, naar zijn hoofd grijpend. Met veel herrie land de koekenpan op de grond. Even probeer ik te bedenken of het toeval was wat hier net gebeurde, maar wanneer ik denk aan een zwevende pan, hangt de pan die eerder op de grond lag nu naast mijn hoofd. Dit is magie. Mijn lippen vormen zich tot een grijns en ik richt mijn gedachte op koelkast deur, die ik hard laat dichtslaan omdat het figuur erin zit te wroeten. Het schrikt en slaat met de net verkregen kippenbout op de deur van de koelkast. Stukken kippen vliegen in het rond en ik kan mijn lach niet inhouden. Ook het figuur lijkt te moeten lachen, op een vreemde grommende manier. Hij lijkt op de ik die ik eigenlijk wil zijn. De ik die kan lachen om de kleinste dingen, zelfs al maakt het een troep. Maar het is niet ik, en eigenlijk ook weer wel. Een soort van tweede persoonlijkheid, maar dan niet levend. Maar eigenlijk ook weer wel levend. Ik kijk hoe het figuur zich naar mijn voordeur begeeft en verder lijkt te willen lopen. Snel bedenk ik om de koekenpan mee te nemen, die zou nog wel eens van pas kunnen zijn. Iets trekt me de kamer uit. Hoe verder het figuur loopt, hoe meer er aan mij getrokken wordt. Geen idee wat, maar het is duidelijk dat we op de één of andere manier verbonden zijn. Zou het iets te maken hebben met die beet van Diamond? Waar is ze eigenlijk? Ik schud de vragen die ik nu toch niet kan beantwoorden uit mijn hoofd en volg, met de koekenpan, het figuur wat zich de wijde wereld in trekt. Ik heb zo’n vaag vermoeden dat wij nog lang bij elkaar zullen zijn...

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen