Foto bij Chapter 1.2

Hoe vinden jullie de story?

Toen Chiara bijkwam, lag ze in een auto met twee jongens die ze niet kende. De auto stonk naar oude sokken.
Alles wees erop dat ze zich in een niet al te beste situatie bevond.
“Ze is wakker! Ze opent haar ogen!” riep de jongen die links van haar. Hij had bruin krullerig haar, een oranje t-shirt, een wijde broek en grote schoenen… dus waarschijnlijk ook grote voeten.
“Natuurlijk ben ik wakker.” beet ze hem toe.
“Hoezo ‘natuurlijk’?” vroeg de jongen rechts van haar. “We waren bang dat ik je had gedood.” Zijn haar was zwart. Zijn ogen hadden de kleur van de zee. Hij rook ook naar het zoute water… Chiara hoorde de golven al toen ze alleen maar aan de zee dacht.
Wat zou het heerlijk zijn als ze daarin zou mogen zwemmen, dacht ze. Maar ze had een allergie voor zout. Ze had een keer een druppel zeewater op haar bovenarm gekregen, en die blaar zat er nog steeds.

“He!” Chiara kreeg een duw tegen haar schouder van de jongen links. “Wel luisteren als we je iets vragen! Dus: wie ben jij?”
Ze beet op haar lip. “Moeilijk onderwerp. Ik ben Chiara. Verder weet ik niks.”
De jongen rechts trok zijn wenkbrauwen op. “Niks? Geen achternaam? Geen leeftijd? Geen ouders? Helemaal niks?”
Chiara schudde haar hoofd. “Nee. Helemaal niks. Of wacht… die empousa noemde me een halfbloed. En ik heb gedroomd over een kamp… kamp Halfbloed. Ik heb gepraat met het orakel… en met Luuk.” Ze wendde zich tot beide jongens. “Kennen jullie een gemummificeerd hippie-orakel? Of een lange, blonde jongen van een jaar of negentien?”
De jongen links betrok. “Dat klinkt precies als ons orakel, en onze Luuk. En Percy…” Hij wendde zich tot de jongen rechts, Percy, die van de linkerjongen naar haar, en schudde vervolgens zijn hoofd alsof ze gek waren. “...kamp Halfbloed is waar wij heengaan. En jij…” Hij keek me aan. “...jij gaat met ons mee.”
Nog voordat Chiara kon reageren, ging er een vrouw achter het stuur zitten. “Percy, moest je nou echt nóg iemand meenemen? Nou ja, voor deze keer dan. Kom op. We gaan.”

Percy leek nog het meest verbijsterd van hen allemaal. “Dus… mijn moeder en jij… kennen elkaar?” vroeg hij aan de jongen links van me, waarvan ik nog steeds niet wist hoe hij heette.
De jongen blaatte. Wacht, wat? Ik keek hem verbijsterd aan. Toen zag ik dat hij ook zijn schoenen had uitgetrokken. En uit zijn broek staken geen voeten, maar hoeven. “Niet echt.” zei hij. “Ik bedoel, we hebben elkaar nooit ontmoet, maar ik wist dat ze je in de gaten hield.”
Percy fronste. “In de gaten hield?”
Grover frunnikte gespannen aan het loszittende draadje van zijn shirt. “Een oogje op je hield. Maar ónze vriendschap was niet gespeeld. Ik ben echt je vriend. Misschien wel je beste vriend. ”
Percy schoof een stukje verder naar rechts. Chiara hoopte dat het niet aan haar lag. “En waarom is mijn beste vriend tot zijn middel een ezel?”
De ezelsjongen blaatte beledigd. “Bok!”
“Wa… wat?” zei Chiara.
De ezel-boksjongen negeerde haar. “Je beste vriend is vanaf zijn middel een bok. Bèè-hè-hè. Je moet blij zijn dat ik je vriend ben, want ik ken wel een paar saters die je voor die belediging onder de hoef zouden lopen.”
“Wauw. Wacht eens even.” mompelde Percy. “Saters. Zoals in de mythen van meneer Brunner?”
Chiara besloot om niet te luisteren. Ze begreep er toch niets van. Ze staarde uit het raampje en zag een aardbeienboerderij. De boerderij was in duisternis gehuld en er hingen bordjes met ZELF AARDBEIEN PLUKKEN op de hekken.
“...dat er iemand doodgaat.” zei iemand. Het was de geitenjongen. Meteen was ze alert, maar waarom?
“Wauw. Je zei ‘je’.”
“Niet waar. Ik zei ‘iemand’.”
Ze tuurde weer naar buiten. Jongens ook altijd, met hun discussies. Ze zou ze nooit begrijpen.
Toen klonk er een flits, een harde knal. Ze was alweer meteen alert, want ze was bang voor bliksem. Maar wat er op dat moment gebeurde was niet te geloven. De auto ontplofte, en Chiara werd tien meter de lucht in geslingerd.

De bliksem miste haar op een haar na. Chiara telde af hoe lang het nog zou duren voor ze neerstortte-tien seconden? Of vijf? Ze sloot haar ogen en landde in het gras.
De landing was minder pijnlijk dan ze dacht. Alleen haar pols deed pijn. Chiara stond op, en keek om zich heen.
De auto was nergens te bekennen.
Gealarmeerd keek Chiara om zich heen.
“Grover!” hoorde ze iemand roepen. Het was de stem van Percy.
Zonder aarzelen rende ze op de stem af.

Het tafereel daar was verschrikkelijk.
De geitenjongen, die dus blijkbaar Grover heette, lag bewusteloos op de grond. Het bloed sijpelde uit zijn mondhoek. Om hem heen zaten Percy en de chauffeur-een jonge vrouw.
“Percy…” zei de vrouw. “We moeten…” ze zweeg. Een grote gestalte verscheen.
Percy slikte. “Wie is…”
“Eten…” kreunde Grover.
“Percy, maak dat je wegkomt. Neem het meisje mee. Zie je die grote boom daar?” riep de vrouw.
“Wat?” riep Chiara.
Percy en zij keken omhoog. Bovenop de heuvel stond een enorme dennenboom.
“Dat is de grens. Als je die heuvel over gaat, zie je een vallei met een enorme boerderij liggen. Ren ernaartoe en roep om hulp. Kijk niet achterom.”
“En jullie achterlaten?” riep Percy. “Nooit! Je gaat mee. Je moet me helpen Grover te dragen.”
Ik zag de gestalte steeds beter. Het was een stier, een rechtopstaande stier. Toen besefte ik me dat hij mensenbenen had. Dit was… de Minotaurus.
“Hij wil ons niet, Percy.” zei de vrouw. “Hij wil jullie, jou en het meisje.”
“Ik heet Chiara.” gromde Chiara. Ze greep de benen van Grover vast. Percy pakte zijn armen vast. Samen strompelden ze de heuvel op.
Toen kwam de gestalte dichterbij.
Percy knipperde met zijn ogen. “Dat is… de Mino…”
De vrouw sloeg haar hand voor zijn mond. “De zoon van Pasiphaë. Maar spreek zijn naam niet uit. Namen hebben macht.”
Chiara keek achterom. De stierenman leek hen nog steeds niet gevonden te hebben. “Ziet hij ons dan niet?” vroeg ze.
De vrouw schudde haar hoofd. “Monsters kunnen ontzettend slecht zien en horen. Ze gaan vrijwel altijd op hun reukvermogen af. Maar hij zal snel genoeg doorhebben waar we zijn.”
Chiara richtte haar aandacht op de Minotaurus en probeerde niet te luisteren naar Percy en de vrouw die met elkaar praatten.
De Minotaurus kwam op hen afgestormd. “Splitsen!” schreeuwde Chiara. Percy dook naar links. Chiara dook naar rechts. De vrouw bleef verstijfd van angst staan.
De Minotaurus greep de vrouw bij haar nek vast. Verstikt bracht ze nog één woord uit: “Rennen!”
De Minotaurus brulde. Hij kneep zijn vuist samen. Een lichtexplosie. Toen Chiara weer keek, was de vrouw verdwenen.
De Minotaurus rende op Grover af, die hulpeloos op de grond lag. Dat ging Chiara zich niet laten gebeuren.
“Hé, kalfskop! Bal gehakt!” riep ze.
De stier draaide zich om en brulde beledigd. “ROAAAARRRR”
“Wie is je moeder?” riep ze. “Ze was vast zo lelijk dat ze je niet meer wilde hebben! En je vader, was dat de lelijkste stier van de wereld? Je moeder heeft een slechte smaak!”
Chiara bleef maar beledigingen slingeren naar de Minotaurus. Elke keer als hij aanviel, ontweek ze.
Plotseling stompte de Minotaurus zijn kop tegen haar rechterbeen aan. Ze stortte op de grond.
Toen deed Percy iets onverwachts. Hij trok zijn rode jack uit, en begon er mee te zwaaien. “Hé, kalfskop!” riep hij. “Hier moet je zijn!”
Het ging allemaal zo snel. Percy ging voor de boom staan, sprong op de rug van de Minotaurus en brak zijn hoorn af. “Percy!” gilde ze. “Blijf hier! Ik ga hulp halen!”
Chiara rende zo hard ze kon de heuvel af, de vallei in.

Haar been bloedde.
De tranen sprongen haar in de ogen toen ze de heuvel afrende. Haar been deed meer pijn dan ze ooit had kunnen verdragen. De wond brandde. Maar ze deed het voor Percy, en voor haar eigen leven. Dus ze rende door.

Hijgend kwam ze aan bij een groot, wit huis. De wond deed nog meer pijn dan tijdens het rennen. Ze zakte in.
Een meisje met blonde krullen kwam samen met een centaur het gebouw uit stormen. “Gaat het?” riep ze.
“Hu...hulp…” kreunde Chiara. “Op de heuvel… Percy en Grover…”
Het meisje bood haar een hand aan. “Ga zitten.” zei ze. “En vertel je verhaal.”
“Hulp…” mompelde Chiara. “Percy, mijn vriend… vecht tegen zoon van Pasiphaë. Heeft hulp nodig. Samen met sater… Grover. Wie… zijn jullie?”
Het meisje wisselde een veelbetekenende blik uit met de centaur. “Dit is Chiron. Ik ben Annabeth Chase. En wie ben jij?”
Chiara haalde haar schouders op. “Chiara.” antwoordde ze.
Annabeth trok haar wenkbrauw op. “Achternaam? Leeftijd? Familie?”
Chiara had gehoopt dat ze het niet zou vragen. Het antwoord was er eerder uit dan ze zou willen. “Geen idee. Ik weet niet meer wie ik ben.”

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen