Foto bij Hoofdstuk 11 (Emmily)

Atlantische Oceaan 11 april 1912

Ongeloofelijk, waren ze! Die groep van Wallace laat ons echt nergens meer muziek spelen. Ze beloofden ons eerst dat we in de derde klas mochten spelen en nu troffen we er twee jongens aan van hun. Nu snapte ik hun echt niet meer. Ik was zo kwaad op hun dat ik niet bleef luisteren en meteen terug naar binnen vertrok. Ik was nu terug op mijn kamer met Louise. Zij kon niet ophouden met huilen. "Het komt wel allemaal goed", fluisterde ik haar toe. "Anders spelen we wel in de kolenkamers als het echt moet. Daar zullen ze zeker met plezier en zonder Wallace kunnen luisteren". En waar bleef Arthur? Is hij blijven luisteren?! Waarschijnlijk wel want hij is al een tijde weg sinds we vertrokken. Die zal de jongens wel een donder geven.

Ik hoorde een klopje op onze deur. Zou dat Arthur zijn? Ik had nog eens gelijk ook. "Meiden jullie zaten helemaal verkeerd. Het zijn geen leden van Wallace. Het zijn maar twee derdeklassers." Ik staarde verbaasd naar Arthur. Dat kun je toch niet menen. Nu ik erover dacht, zou het nog wel kunnen. Ze zagen me er nog redelijk jong uit, onze leeftijd ongeveer. Nog niet de perfecte leeftijd om hier te werken dus. "Hoe weet jij dat?", vroeg Louise. "Ik ben wanneer ze klaar waren met spelen naar hun toe gestapt. Ik vond het ook eerst niet kunnen dat we deze plaats ook kwijt waren aan Wallace. Ze legden uit dat ze totaal niks met hem te maken hebben en zelf ook maar passagiers zijn. Ik heb hun gevraagd om over een paar uur terug naar dezelfde plaats te gaan. Dan kunnen jullie het ook van hun horen.", legde hij uit. "O ja Emmily, ik moest jou dit geven van een van de twee jongens", voegde hij er nog aan toe en gaf mij een papiertje. Het was een briefje.

Aan het meisje met de rode haren:
Eindeloos verzonken
Eindeloos verliefd
In de diepte van jouw blauwe ogen
Eindeloos golvend
eindeloos dromend
om met jou verder
door het leven te gaan

Liefs,
William


Ik werd er even stil van. Het was een prachtig gedicht. Louise nam het briefje uit mijn handen. "Ooh het is een liefdesgedicht. Emmily er is iemand verliefd op jou!", riep ze enthousiast. Ik vroeg me af wie van de twee het had geschreven. "Weet je wie het heeft gegeven?", vroeg ik aan Arthur. "Als je je nog kan herinneren hoe ze er uit zagen, dan was het de jongen met het erg warrige haar.", zei hij. "O wauw, Emmily je hebt de knapste van de twee!", riep Louise uit. Ik werd er blij van. Ik zag hem toch wel zitten. "Hoe ga je reageren?", vroeg Louise. "Ik weet het niet", gaf ik toe. Ik heb daar nog niet echt over nagedacht. Hij ziet er wel knap uit, zo ver ik me kan herinneren. Aan zijn gedicht en muziekstuk, dat ik maar even had gehoord, kon ik wel concluderen dat het wel een romanticus was. En daar houd ik wel van.Ik wou hem nu wel graag zien. Waren die paar uren al voorbij...

We besloten om tijdens het wachten al naar het deck te gaan. De twee jongens waren er niet te bespeuren, dus we gingen nog een beetje muziek spelen. Het enthousiasme onder de passagiers bleef gelukkig. William bleef door mijn hoofd spoken tijdens het wachten. Ik wist echt niet hoe ik zou moeten reageren op zijn briefje. Veel denken kon ik niet want het werd tijd dat ze aankwamen. En ik zag ze al! "Ik denk dat ze er zijn", fluisterde ik Louise toe en wees naar de jongens. "Nee dat zijn ze niet", zei Arthur al lachend. Het zijn andere passagiers die komen genieten van de avond. Speel nog even verder. Ze komen hoor. Maak je maar geen zorgen." We speelden dan maar verder. Niet veel later zei Arthur: "Daar zijn ze. Zie je de twee jongens die net naar buiten stapten? Dat zijn zij. Laten we even dit nog afmaken en dan gaan we naar hun toe"

Daar zaten we dan, met zijn vijven op een bank. "Dus jullie werken echt niet voor Wallace?", vroeg Louise. "Nee we zweren het. Moeten we anders ons ticket tonen dat we derdeklas passagiers zijn", vroeg de jongen die Jack zou heten. "Nee is niet nodig", zei Louise. "Ik denk dat ik jullie wel geloof." "Ik zou het wel tof vinden om met jullie samen te werken", zei Jack. Ik keek naar Louise en Arthur. Konden we nog wel mensen gebruiken. Ze keken naar mij terug. Moeilijke keuze dus. Arthur knikte naar ons beiden. Zou dat een ja zijn? Arthur nam het woord " Ik ben ervan overtuigd dat jullie mogen meedoen met ons. Ik weet niet hoe het zit bij de meiden, want ze hebben jullie niet echt horen spelen. Willen jullie dat laatste stukje nog eens spelen?". De jongens knikten. Natuurlijk wouden zij dat. "Dit is een stuk zelf geschreven. en hij is voor iemand speciaal!", zei William. Ik wist natuurlijk al lang dat het voor mij is. En toen begonnen ze te spelen. Mijn mond viel ervan open.

Het was een prachtig stuk! Ze kregen dan ook een daverend applaus van mij, Louise en Arthur. Ze maakten nog even een lichte buiging en gingen terug zitten. "Overtuigd genoeg?", vraagt Arthur. "Ik vind van wel. Ik denk dat we wel een extra viool en cello kunnen gebruiken en ze spelen toch nog wel goed", zei Louise. Ik knikte instemmend. "Dat is dan afgesproken. Wanneer spelen we voor het eerst samen?", vraagt Arthur. "Is morgen na de lunch een goed idee?", vraagt Jack. "Ik denk dat dat wel voor ons lukt", zei Arthur. "Wij verwachten jullie dan gewoon hier met jullie instrumenten" "Dat komt in orde", zei Jack. Tijdens het gesprek bleef William me maar aanstaren. Wachtte hij op een reactie van mij op het briefje? Arthur stond op: "Kom Louise en Jack, we laten hun even alleen. Ik denk dat ze even alleen willen zijn." Wie zegt dat? Het stond totaal net van mijn gezicht af te lezen. En ze zeiden altijd al van mij dat mijn gezicht boekdelen sprak en ze direct konden raden wat ik dacht. En dat dacht ik deze keer totaal niet. Ik zou niet weten wat ik ga zeggen tegen hem, maar te laat ze waren al aan het weggaan. Ze lieten mij en William achter.

Om toch een gesprek aan te knopen zei ik toch iets. "Hoi..." "Hoi", zei hij terug. "Ik heb je naam nog niet gehoord. Hoe heet je?", vroeg hij. Ja lap begon al goed, we hadden ons nog niet voorgesteld. "Ik ben Emmily", zei ik. "Jij moet William zijn. Of ben ik verkeerd?" "Nee hoor. Je hebt mijn naam van de eerste keer juist. Ze noemen mij ook vaak de Don Juan van Queenstown", zei hij met een knipoog. "Dus je komt uit Ierland", stelde ik vast. "Ja", gaf hij toe. "En van waar kom jij, zonneschijntje? Weet je al dat je prachtige blauwe ogen hebt?" "D-da-ank je", stamelde ik. "Ik kom uit Southampton." "Prachtige stad. Ik ben er al eens geweest, toen ik nog klein, maar ik kan me de stad nog perfect herinneren.", vertelde hij. Dan viel het gesprek weer stil. Wij beiden wisten niet veel te vertellen. We waren allebei wel een beetje verlegen, denk ik. "Heb je zin om nog iets te drinken? Ik heb trouwens gehoord dat er een klein feestje is bij ons. Heb je zin om te komen?", vraagt William. Ik had er wel zin in en we vertrokken samen naar de ruimte waar het feest zich zou plaatsvinden...

Reageer (1)

  • FollowYourDream

    Jack? :8 Waar is Rose?
    Oh.. Dit wordt zoo lief! Schattig, aaghh..
    En wat een mooi gedicht!

    Leuk hoofdstuk!!! Like always!

    Xxx

    7 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen