Foto bij Hoofdstuk 10

~Ik heb een paar seconden nodig om me te herstellen van wat ik net gezien heb. Het is nog veel erger dan ik voor mogelijk had gehouden. Dus terwijl het publiek de longen uit zijn lijf schreeuwt, sluit ik mijn ogen en probeer ik weer rustig te worden, maar de storm in mijn lichaam wilt niet gaan liggen. Ik open mijn ogen pas weer als ik Caesars stem weer hoor:
‘Hoe was het om dat te zien, Christina?’ Vraagt hij.
Afschuwelijk.
‘Ongelofelijk.’
‘Ongelofelijk? Vertel ons eens hoe je dat bedoelt.’
Ik kijk hem recht aan.
‘Het voelt alsof…’ Ik haper even. ‘Ik weet het niet. Het voelt alsof het een droom is. Alsof het niet echt gebeurt is. Het voelt gewoon niet alsof ik echt gewonnen heb.’
Laat het een droom zijn, was het maar een droom.
Caesar glimlacht naar me.
‘Je hebt echt gewonnen Christina. Iedereen in het district zal blij zijn je weer te zien. Je gaat op zegetoer en wonen in de winnaarswijk.’
Ik knik bevestigend. ‘Ja, ja, je hebt gelijk.’ Ik steek mijn handen onrustig in het vast gestoken deel van mijn haar, waardoor ik een aantal plukken lostrek. Zonder het te willen strijk ik het onbewust toch even glad, in de hoop Max’s werk niet al te erg te verpesten. Caesar glimlacht weer en ik glimlach onzeker naar hem terug.
‘Je hebt het goed gedaan,’ zegt hij dan, ‘je mag heel erg trots zijn op jezelf.’
Ik weet niet wat ik daarop moet zeggen, omdat ik niet weet of trots wel het gene is wat ik moet zijn. Ik krijg echter de kans niet om antwoord te geven, omdat het tijd is voor mijn kroning als winnaar en daarvoor sta ik op. ‘En dan nu,’ roept Caesar Flickerman, ‘het moment waar we allemaal op gewacht hebben. Hier is president Snow!’ President Snow komt met een glimlach het podium op lopen, achter hem loopt een avox in een rood tenue met een zwart, fluwelen kussentje in haar handen. Daar boven op ligt mijn kroon. Een ronde van goudkleurig materiaal en ingelegde groene edelstenen erin. De kleur van mijn district. Dan stopt hij voor me en maakt een buiging voor me. ‘Gefeliciteerd, juffrouw Johnson.’
Ik maak een reverence voor hem. ‘Dank u wel, president Snow. Dan pakt hij mijn hand en drukt er een kus op, met die eeuwige glimlach rond zijn lippen. Vervolgens pakt hij de kroon op en plaatst hem op mijn hoofd. Hij voelt zwaar, alsof alle schuld voor de dode tributen me via die ene kroon ter pletter probeert te slaan. President Snow maakt dan plaats voor me zodat ik naar de rand van het podium kan lopen. Het capitool begint nog harder te gillen en te schreeuwen. Ik glimlach en zwaai naar ze.
‘Bij deze presenteer ik u: Christina Nova Johnson. Winnares van de 70e Hongerspelen. Wij wensen u nog een hele fijne avond!’ Roept Caesar Flickerman en dan gaan de rode lichtjes van de camera's uit.
De meeste capitoolmensen verdwijnen gelijk, maar Caesar Flickerman komt naast me zitten, terwijl ik terug loop naar mijn troon en me al zittend voorover buig met mijn hoofd in mijn handen. Hij klopt me bemoedigend op mijn rug. Ik moet een aantal keer diep in en uit ademen om de opkomende schreeuw te onderdrukken. Dan kreun ik gefrustreerd en kom met een ruk overeind.
‘Christina, gaat het goed met je?’ Vraagt Johanna.
Ik schud mijn hoofd zodat alleen zij het kan zien. ‘Ja, het gaat prima.’
Dan trek ik een spurt richting de liften richting onze verdieping. Eenmaal in de lift zie ik alle cijfers van de districten en het is bijna onmogelijk om te realiseren dat ze allemaal dood zijn. Maar dat zorgt er juist voor dat het nog harder aankomt. Met tranen in mijn ogen raak ik elk knopje even apart aan.
‘Het spijt me zo,’ fluister ik terwijl de tranen over mijn wangen stromen. ‘Het spijt me zo. Ik zeg altijd dat je altijd een keuze hebt, maar als ik deze nu had gehad waren jullie allemaal hier geweest. Ik hoop dat het daar beter is en dat jullie het me kunnen vergeven. Ik denk niet dat ik het mezelf kan vergeven.’
Dan druk ik op het aller onderste knopje dat naar het trainingscentrum lijdt en veeg ik mijn tranen weg. Als ik binnen loop staat alles nog even netjes alsof er nooit tributen zijn geweest. Ik laat mijn vingers langs de messen glijden, maar dan verschijnt het beeld van het meisje uit 11 op mijn netvlies. Gefrustreerd pak ik het mes op en smijt het kwaad richting de schietschijven heen. Midden in het hart, een dodelijk schot. Dan besluit ik een wapen te proberen dat ik nog niet goed ken, maar zodra ik de boog alleen al aanraak zie ik de pijl van Vays op me afschieten, mijn bijl in zijn borstkast en dat zorgt ervoor dat ik hem aan de kant smijt. Dus ik besluit onschuldigere dingen te proberen om mezelf bezig te houden. Ik maak vuur, vallen en vishaken. Ik klim door de netten heen en gooi met de zware ballen. Ik hang net onderste boven als Johanna het trainingscentrum binnen komt lopen.
‘Ik had al zo’n vermoeden dat je hier zou rond hangen.’
Ik haal mijn schouders op, laat me naar beneden vallen en ga op de matras zitten.
‘Ik weet het niet,’ geef ik toe, ‘dit lijkt de enige plek te zijn om mijn gedachten even te verzetten, maar zelfs hier komen ze elke keer terug. Ik zie het meisje van 11 bij de messen. Vays uit 1 bij de bogen, de jongen van 12 bij de bijlen. Ik zie zelfs het meisje uit 4 als ik vuur maak. Ik denk niet dat het schuldgevoel ooit weggaat.’
Johanna komt naast me zitten en kijkt ook om zich heen. ‘Elk jaar als ik hier kom zie ik de gezichten uit mijn Spelen zodra ik in de lift stap en dat is inmiddels al drie jaar geleden. Dus nee, hoe sterk je dan ook in je schoenen mag staan. Het gaat nooit weg. Zelfs de beroepstributen hebben toegegeven er nog last van te hebben en zij waren er voor getraind. Het capitool zegt dat de spelen voorbij zijn zodra je de arena uit bent, maar het eindigt nooit. Niet echt. Het heeft altijd een manier van naar je terug komen.’~

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen