Amelia komt stilletjes naast me lopen. Ze moet een deel van het gesprek gehoord hebben, want ze zegt niets.
Bij de boom zit Ada. Het meisje kijkt meteen op als Amelia en ik tussen de takken vandaan komen.
'Heb je hem niet gevonden?'
Een grom van frustratie verlaat mijn lippen. 'Wel gevonden, maar...'
Ada lijkt direct het verband te leggen. 'Wou hij niet meekomen?'
‘Hij... hij stuurde me weg,’ zeg ik verslagen.
'O, dat verklaart je frustratie. Hij heeft vast alleen maar tijd voor zich zelf nodig, wat best logisch.’ Ze zegt het op een toon alsof het niet meer dan normaal is. 'Ik bedoel, dit is immers de arena.'
‘Jawel,’ geef ik toe. 'Maar... hij... ik kan hem daar toch niet alleen laten nu? Hij is van streek en er kunnen daar elk moment gevaarlijke tributen uit het gras tevoorschijn komen!'
'Als je hem nu niet alleen laat blijft hij vast veel langer weg. Hij kan zichzelf vast wel goed verdedigen.’ Ergens weet ik dat Ada gelijk heeft. Chris komt echt niet eerder terug, als ik bij hem zou zijn, maar nog steeds... 'Ik snap dat je je er druk om maakt. Meestal als ik op mensen wachtte, dan sprak ik met mezelf af dat ik tot een bepaalde tijd wachtte met zoeken. Als hij over.’ Ada kijkt bedenkelijk op naar de zon. 'Vier uur nog niet terug is zou ik hem gaan zoeken.'
Ik zucht onwillig. ‘Je hebt vast gelijk, maar...' Als Chris nu iets overkomt is het mijn schuld. Ik heb hem daar gelaten, net zoals ik Jade bij de Hoorn heb achtergelaten. 'Ik wil niet meer situaties zoals met Jade,’ zeg ik zacht.
'Maar jullie zijn toch vrienden? Hij laat je vast niet zomaar in de steek. Niet zonder te vechten.' Die woorden doen me goed. Ze heeft vast gelijk. Chris komt terug.
‘Ik... ik denk het... ik maak me gewoon zorgen.' Mijn ogen vinden die van haar. Ik glimlach klein. 'Bedankt, Ada.'
'Het is logisch, maar probeer je niet te druk te maken. Straks komt hij ongedeerd terug en dan waren alle zorgen voor niets.' In haar ogen verschijnt een sombere blik en ze kijkt strak langs me heen. 'Maar die bezorgdheid bewijst jullie vriendschap. Zo een vriendschap zie je niet vaak, volgens mij, vrienden die elkaar opzoeken en daarmee het risico om hun veilige plek te verliezen opzoeken.'
'Ik weet het niet... wat als... als Chris nu iets overkomt is het mijn schuld,’ spreek ik mijn zorgen uit. ‘Ik heb hem daar alleen gelaten.'
Ada kijkt naar de lucht. ‘Maar als er iets met Christian zou gebeuren dan zou Luna wel iets laten weten, toch?'
‘I-ik denk het wel, maar…’ Ik heb Luna beloofd dat ik op Chris zou letten. 'Als er iets met hem gebeurt is het al te laat!' Ik hoop dat Chris oké is. 'Ik had hem niet alleen moeten laten,’ mompel ik bijna onhoorbaar. ‘Ik ben een waardeloze vriend.'
Op één of andere manier heeft Ada het toch verstaan. ‘Welnee, als jij bij hem was gebleven was hij daar dan braaf gebleven? Was hij dan niet juist langer weggebleven?'
Ik open mijn mond om te protesteren, maar klap hem dan weer dicht. Het is waar. 'Je... je hebt gelijk...' Ik zucht machteloos. 'Maar wat moet ik nu dan?'
‘Eten, je moet vast honger hebben na die zoektocht.' Ze zwijgt even en lijkt zich dan nog iets te beseffen. 'En vooral, dit zijn de Hongerspelen, verdorie!’ zegt ze fel. ‘Je kunt niet iedereen beschermen. Je kunt niet de schuld van de wereld op je nemen. Daar bezwijk je onder. Dus hou op met zielig doen over Christian en doe waarom we hier zijn: overleef.'
Ik kijk Ada verbaasd aan, maar wend mijn blik dan af. 'I-ik... maar...' Ik zucht geluidloos. Misschien is het wel waar wat ze zegt, maar het voelt verkeerd. Ik sta op en pluk een grote vrucht van de boom - een watermeloen, dacht ik. Ik snij de vrucht met het mes van Florian in drie stukken. Eentje geef ik aan Amelia, die een eindje verderop zit. Daarna loop ik weer naar Ada en bied ik haar ook een deel aan. 'Wil je ook?'
Ada kijkt even vertwijfeld naar het stuk meloen dat ik naar haar uitsteek, maar schudt dan haar hoofd. 'Nee, dankjewel.'
'Wat jij wilt,' antwoord ik. Ik ga op de grond zitten en neem kleine hapjes watermeloen. Veel hoef ik niet, want ik ben nog steeds misselijk.
Ada komt naast me op de grond zitten en veegt met haar vingers opgedroogd bloed van haar mes.
Na een tijdje hangt ze haar mes zorgvuldig weer aan haar riem. 'Heb je eigenlijk nog broers of zussen?'
Ik kijk verrast op. Die vraag had ik niet verwacht. Alleen de gedachte aan mijn familie doet me al glimlachen. 'Ja, ik heb een oudere broer en zus, en nog twee zusjes en een broertje. Het is altijd drukte zat thuis. En jij dan?'
Ada staart bewegingloos naar haar vingers. 'Een jonger broertje en een oudere zus,’ antwoordt ze kort.
'Vertel eens iets over ze?' dring ik voorzichtig aan.
‘Mijn zus is vierentwintig en zorgt voor ons. Mijn broertje is elf.' Ze slikt moeizaam. 'En hoe oud zijn jouw broers en zussen?'
'Mijn zus is drieëntwintig, ze is getrouwd en duurt niet lang meer voordat ze een kind krijgt.’ Terwijl ik vertel, is het net alsof ik weer bij ze ben. Ik glimlach. 'Mijn broer is twintig, maar hem zie ik weinig. Mijn twee zusjes zijn veertien en twaalf en mijn broertje is negen.' Een verlangende zucht ontsnapt aan mijn lippen. Ik mis ze enorm.
‘Dat klinkt als een gezellige boel. Je zult ze wel enorm missen.' Ze klemt haar vingers om de armband om haar pols. ‘Ik vind het missen al erg, maar het idee dat ze naar ons kijken en onze dood, misschien, gaan zien, is veel te erg.'
Ik sluit mijn ogen en raak het houten vogeltje van Livia aan. Ik wil niet dat ze dat zien, ik wil niet dat ze dit alles zien. 'En als ik daaraan denk,’ zeg ik zacht, 'dan wil ik voor ze vechten. Ik wil mijn best doen om naar huis te gaan.' Ik glimlach. 'En ik hoop dat ze nooit vergeten dat ik van ze hou. Ze moeten samen blijven en sterk zijn. Samen redden ze het wel. En... jouw familie redt het ook. Daar geloof ik echt in.'
'Natuurlijk vergeten ze niet dat ze van je houden, zoiets vergeet je niet. Maar mijn moeder…’ Haar stem hapert even. 'Ze zei altijd dat alles goed zou komen. En ik geloof haar, want...' Ada zucht diep en sluit haar ogen. Ineens ziet zever heel kwetsbaar en gebroken uit. 'Want het waren haar laatste woorden. En dat is niet zomaar wat. Dus het komt goed. Hoelang het ook duurt. Waarin je ook geloofd. Het komt goed. Want het moet. Het moet goed komen. Met mij, met mijn familie, met jou, met jouw familie, met dat van ieder tribuut hier.'
Ik pak Ada's hand vast en geef er zacht een bemoedigend kneepje in. Haar hand voelt gloeiend heet. Zou ze koorts hebben? 'Je moeder klinkt als een lieve, wijze vrouw. Ik denk dat ze gelijk had.' Ik glimlach voorzichtig. 'Het komt wel goed. Uiteindelijk komt het goed.'
Ada glimlacht zwak. ‘Ik hoop het.'
Ik knik richting het stuk watermeloen, dat onaangeraakt naast Ada ligt. 'Weet je zeker dat je niets wil eten?' dring ik aan.
Ada kijkt naar de watermeloen en pakt hem dan op. 'Nou... Misschien is het wel slim om iets te eten…’ Ze neemt een klein hapje van de vrucht, maar het is ten minste iets.
Ik glimlach tevreden. 'Ik denk dat het inderdaad wel slim is.'
Amelia loopt naar ons toe. 'Day, heb je nog last van je verwondingen?' vraagt ze zacht.
Ik richt me tot mijn teamgenoot. 'Nee hoor, het gaat prima.' Op een paar dingen na.

Reageer (1)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen