Het lawaai van pratende scholieren weerklonk door de gangen van de school. De lessen waren gedaan en iedereen was zich klaar aan het maken om naar huis te gaan. Vanuit zijn lokaal, keek een leraar lichtelijk zuchtend toe naar het tafereel. Zijn lokaal grensde aan één van de gangen waar zich veel kluisjes bevonden en het was daar altijd lawaaierig. Rogier was niet zo dol op lawaai, zo kon hij er ook niet goed tegen dat er tijdens zijn lessen teveel gepraat werd.
De wiskundeleraar stond maar op om de deur dicht te doen en zo het lawaai buiten te sluiten. Nu zouden er waarschijnlijk geen leerlingen meer naar hem toe komen en als ze er wel waren, dan konden ze altijd kloppen. Hij besloot om nog een uur aan het nakijkwerk te gaan zitten en daarna naar huis te gaan, zoals hij altijd deed als hij rond dit tijdstip klaar was. Hij zat eigenlijk in een regelmaat en het begon hem te vervelen. Hij wist dat hij dan zou moeten proberen die regelmaat te verbreken door ook eens wat anders te doen, maar hij vond het moeilijk om iets te verzinnen. Daarnaast had hij ook vrij weinig tijd, omdat zijn werk veel tijd en energie van hem vergde.
Echter, die ochtend had hij een brief gekregen die hem een kans kon bieden om de regelmaat te doorbreken en wat meer actie in zijn leven te brengen. Een groene envelop had hij gevonden, waar geen afzender op had gestaan. Meerdere keren had hij de envelop bekeken, op zoek naar de afzender. Hij wilde altijd weten van wie een brief kwam voor hij hem opende, maar tot zijn frustratie deed niet iedereen dat, net zoals degene die deze brief gestuurd had. Nieuwsgierig had hij de envelop open gemaakt om dan tot zijn verbazing een briefje te vinden met daarop een kort bericht, geschreven in krullerige letters. Iemand had duidelijk zijn best gedaan om het er mooi uit te laten zien.
“Gefeliciteerd,
De grootste verandering die u in u leven zou kunnen mee maken is binnen handbereik. Nieuwsgierig? We verwachten u om acht uur 's avonds voor de sporthal.”


Hij had geprobeerd om tijdens de lessen de uitnodiging, want dat was het, uit zijn hoofd te zetten, maar nu hij alleen in de stilte van zijn lokaal zat, dwaalden zijn gedachten er weer naar terug. Een grote verandering in zijn leven zou hij toch wel graag willen. Hij begon zich te vervelen. Alhoewel, hij zou wel graag bezig willen blijven met zijn vak, want hij had er plezier in. Leraar worden was niet zijn eerste keuze geweest toen hij begon met een studie wiskunde, maar helaas was er voor hem niks leuks te vinden wat hij kon combineren met waar hij voor geleerd had. Dus was hij maar docent geworden. Hij vond het leuk om mensen erin te kunnen onderwijzen, zolang zij ook echt interesse hadden in wat hij vertelde. Op een middelbare school waren er echter maar weinig leerlingen die zijn vak echt leuk vonden, wat eindigde in een ellende voor hem, omdat bijna niemand vrijwillig naar hem luisterde. Van de meesten moest hij het afdwingen. De leukste momenten op de school vond hij het als leerlingen naar hem toekwamen en oprecht interesse toonden. Soms was het omdat zij het vak moeilijk vonden en er toch wel graag beter in wilden worden, maar er waren die zeldzame leerlingen die wiskunde echt leuk vonden en met hen had hij de leukste momenten beleefd.
Maar die leuke momenten konden niet op tegen de vervelende en saaie momenten. Hij wist dat er wat moest gebeuren en na er goed over nagedacht te hebben, besloot hij om op de uitnodiging in te gaan. Om acht uur zou hij bij de sporthal staan. Nu moest hij nog wat verzinnen als reden dat hij weg was die avond. Marion wilde altijd het fijne weten, wat hij haar over het algemeen niet kwalijk nam, maar wat soms wel frustrerend was. Omdat hij geen idee had van wat hij eigenlijk ging doen, wilde hij liever niet dat zij het nu al wist. Ze hield er niet van als hij ondoordachte beslissingen maakte of dingen ging doen, waarvan hij geen idee had wat het was. Hij deed het eigenlijk zelf liever ook niet, maar voor nu maakte hij een uitzondering. Te erg was hij in de sleur van verveling en irritante leerlingen terecht gekomen.

'Marion, na het eten ga ik langs bij Richard, hij had me namelijk gevraagd of ik zin had om langs te komen. Daarnaast moet ik hem eigenlijk ook nog eens goed bedanken voor die katana die hij me gegeven heeft na zijn reis naar Japan.' Terwijl hij dit vertelde leek er helemaal geen wantrouwen bij Marion te rijzen. Waarom ook, het was niet ongewoon dat hij 's avonds eens naar een vriend toe ging.
'Awel, je gaat je gang. Ik vermaak me wel.' Het antwoord was een typisch antwoord voor haar. Ietwat cynisch, maar wel goed bedoelt. Ze hield er nooit erg van om alleen te zijn, maar ze gunde hem wel zijn momenten met vrienden.
Alles verliep rustig, terwijl hij wachtte tot het kwart voor acht was. Het moment om te vertrekken. Hij probeerde zo min mogelijk nerveus te ogen, want dat was hij diep vanbinnen. Maar door zichzelf aan te praten dat hij daadwerkelijk gewoon een gezellige avond met Richard ging hebben, kon hij zichzelf ook genoeg kalmeren om niet ongewoon voor Marion te ogen.
Uiteindelijk vertrok hij, op zijn fiets, op weg naar de sporthal. Hij had Marion nog een kus gegeven voor hij weg ging, meer passioneel dan normaal, omdat hij geen idee had van wat er zou kunnen gaan gebeuren. Hij zag dat ze het opmerkte, maar ze zei er niks over. 'Hou van jou en tot vanavond,' had hij uiteindelijk gezegd als afscheid. Voor hoe lang hij afscheid van haar moest nemen, wist hij niet, maar hij hoopte voor niet al te lang.
Eenmaal aangekomen, zag hij al een redelijk grote menigte aan mensen staan. Rogier zette zijn fiets in een nabij fietsenrek neer en liep er nieuwsgierig heen. Een man zat daar op een stoel met een boek in zijn handen. Dit was waarschijnlijk hetgeen waarvoor hij kwam, al had hij nog geen idee hoe dit zijn leven kon gaan veranderen. Hij besloot om er maar bij te gaan staan en dan af te wachten wat er zou gaan gebeuren.
Op een gegeven moment begon de man te lezen. Hij vertelde over een wereld, die anders was dan die van hen. Een wereld vol met weidse vlakten en grote bossen, in welke de meest fantastische wezens leefden. Geïnteresseerd luisterde Rogier, betoverd door zijn stem en de beschrijvingen. Het was een aangename stem om naar te luisteren.
Tot het moment dat er opeens dingen begonnen te veranderen. Voor zijn ogen verdwenen de gebouwen op de achtergrond. Op een gegeven moment zag hij alleen nog maar de mensen om hem heen, maar ook zij begonnen te verdwijnen. Langzaamaan begonnen er zich voor zijn ogen graslanden te verschijnen. In de verte zag hij grote donkere vlekken en later zag hij dat dit bomen waren. Ook kleine huizen waren verschenen en sierden het landschap. Waar was hij terecht gekomen? Het eerste waar hij aan moest denken was de omgeving waar de man over had vertelt, terwijl hij las uit het boek. Het zou toch niet zo zijn dat hij was beland in de omgeving die het boek beschreef?
Nog wat verdwaasd keek hij om zich heen en dacht hij goed na over wat er nu gebeurd had kunnen zijn. Het ene moment had hij bij de sporthal staan luisteren en nu stond hij hier op een verlaten grasvlakte. Het moest wel haast te maken hebben met de voorlezer, want zoals hij al had opgemerkt, leek dit landschap wel op hetgeen de man had beschreven. Maar hoe had zoiets ooit kunnen gebeuren? Magie bestond toch niet in hun wereld? Soms deden er wel verhalen de ronde over magie, maar hij had ze altijd afgeschreven als onzinverhalen van mensen die aandacht wilden trekken. Maar nu hij hier om een onverklaarbare rede opeens op een heel andere plek was, vermoedde hij dat er misschien toch een kern van waarheid in hun verhalen zou kunnen zitten.
Hij nam de omgeving nog eens goed in zich op en nu pas viel het vreemde gras hem op. In plaats van dat het een groene kleur had, in welke tint dan ook, was het gras hier rood. Verbaasd hurkte hij neer om het gras beter te kunnen bekijken, maar toen hij het aanraakte met zijn hand, ging het opeens op in het niets. Gehele grassprieten waren weg, waar hij het aangeraakt had en toen hij verder naar beneden keek, was er op de grond alleen vochtige aarde te zien. Niets wees erop dat enkele seconden geleden hier nog gras had gestaan.
'Vreemd...' mompelde hij in zichzelf, zijn stem klonk hem wat vreemd in de oren, nu het zo stil was. Hij hield er nooit zo van om in zichzelf te praten op een plek waar hij alleen zichzelf kon horen. Hij vond het altijd zo onnatuurlijk klinken.
Hij stond weer op en keek nog eens om zich heen, besluiteloos. Want kon hij het beste doen? Het eerste wat in hem op kwam, was om op zoek te gaan naar andere mensen. In de verte zag hij een huisje en hij besloot om er maar heen te lopen. Zijn omgeving zag er erg verlaten uit, dus hij had geen idee of hij daar eigenlijk wel iemand zou gaan vinden. Toch ging hij een kijkje nemen. Lopend door het gras, keek hij nog eens naar beneden, maar nu verging het gras niet bij zijn aanraking. Nieuwsgierig om een bepaalde vraag die in hem op kwam, kwam hij tot een halt om weer te bukken. Het gras raakte hij nu weer met zijn handen aan en ook dit gras verging in het niets. Hij vermoedde dat er een aanraking van de blote huid nodig was om het gras te kunnen laten vergaan, wat hij erg vreemd vond. Sowieso dat het gras verging in het niets, natuurkundig klopte het niet en dat frustreerde hem. Zouden er hier nog meer dingen zijn die niet in overeenstemming waren met zijn wetenschappelijke kennis? Hij hoopte zeer van niet, want hij zou er niet tegen kunnen dat de dingen niet zo waren zoals ze zouden moeten zijn volgens de basisregels van alles.
Eenmaal bij het huisje aangekomen, had hij nog geen enkel teken van leven gezien. Hij probeerde de deur, welke tot zijn verbazing gemakkelijk open ging. Binnenin was het leeg. Er waren nog maar paar half verrotte houten meubelen achter gebleven, zoals een tafel en een paar stoelen. Na het hele huis doorgelopen te hebben, was het enige van nut dat hij was tegengekomen een ton met daarin gedroogd voedsel. Geen enkel teken van recent leven had hij verder aangetroffen. Hij baalde enorm dat hij niets van een tas bij zich had gehad en hier was ook niks te vinden wat daarop leek. Nu kon hij bijna niets van het gevonden eten meenemen, enkel wat in zijn zakken paste. Daarop dacht hij nu ook pas aan de inhoud van zijn zakken. Wat papiertjes, een portemonnee en, wat hopelijk voor hem nuttig zou kunnen zijn: een mobiele telefoon. Hij sloeg zichzelf voor zijn hoofd dat hij niet eerder aan dat ding had gedacht. De vreemde omgeving en zijn verlangen om andere mensen te vinden was sterker geweest dan zijn gedachten aan wat voor nuttigs bij zich kon hebben.
Hij viste de mobiel hij zijn zak en probeerde hem aan te zetten, maar tot zijn grote frustratie wilde het ding niet direct aan gaan. Ook toen hij probeerde de telefoon met het knopje aan de zijkant aan te zetten, gebeurde er niets. Maar de telefoon had onmogelijk nu al leeg kunnen zijn. Hij was met een half opgeladen batterij vertrokken en die zou nooit na een uur of iets dergelijks al leeg kunnen zijn. Iets had de batterij laten leeg lopen, waardoor hij er nu niets meer aan had. Hij had de telefoon bijna in frustratie op de grond gegooid, om dan te bedenken dat hij dat beter niet kon doen. Mocht hij op één of andere manier iets vinden om het op te laden, dan zou het handig zijn om een nog hele telefoon te hebben.

Na een zoektocht die weinig had opgeleverd, verliet hij het huis weer. Daar had hij nog wat gegeten van de voedselvoorraad. Al had hij niet zozeer honger, maar hij had geen idee van wanneer hij weer kon eten. Dus zorgde hij dat er voor voorlopig voldoende in zijn maag zat om hem op de been te houden. Al vond hij na verder te lopen nog meer huizen. Echter, daar was telkens weer niemand te vinden. Naast de kleine beestjes op de grond en een enkele vogel, was hij ook nog helemaal geen enkel teken van leven tegengekomen en langzaamaan begon hij zich steeds nerveuzer te voelen. Waar was hij terecht gekomen? Waarom kon hij geen mensen vinden, ondanks dat er huizen waren? De lucht begon hem ook zorgen te baren. Tijdens zijn zoektocht was deze gaan betrekken en werd het boven zijn hoofd steeds zwarter. Haast alsof het samen met zijn toenemende verontrusting was gegaan.
Daarnaast, terwijl het eerst bijna volledig stil was geweest, werd het nu om hem heen steeds luidruchtiger. Het was een geluid dat niet te omschrijven was. Op een gegeven moment deed het hem denken aan een storm, al was dat volgens hem ook niet de juiste omschrijving. Meer en meer begon hij zich slecht te voelen over wat er bezig was. Voelde hij daar nu sporen van angst? Op het moment dat hij zich dit besefte, doken er opeens dingen naar beneden. Hij zag het in zijn ooghoeken en toen hij opkeek naar de hemel zag hij dat het zwart in de lucht geen wolken waren geweest, maar vogels. Kraaien. En nu doken zij uit de hemel naar de aarde, naar hem toe. Eerst vloog er één rakelings langs zijn hoofd, maar de volgende haalde met zijn snavel uit naar Rogiers schouder.
'Au!' riep hij uit van pijn en schrik. Hij was iemand die niet gauw pijn toegaf, maar nu hij de pijn voelde na een grote verrassing, uitte hij het toch.
Het bleef alleen niet bij één vogel die naar hem uithaalde. Meer en meer kwamen er op hem af, terwijl hij steeds banger werd voor wat er aan het gebeuren was. Er was niets dat hij kon doen om zichzelf te verdedigen, terwijl er steeds meer vogels begonnen met hem echt kwaad te doen. De huisjes waren te ver weg en hij was bang dat als hij ging rennen, dat ze juist agressiever zouden worden. De paniek zorgde dat hij niets meer durfde, zijn overlevingsinstinct werd erdoor onderdrukt. Gauw keek hij naar zijn schouder en zag dat zijn shirt daar ondertussen aan stukken gescheurd was. Bloed welde op tussen de scheuren. Zijn hele lichaam deed ondertussen dan ook pijn. Niet alleen zijn schouder was open gehaald door de vogels. In een laatste poging dook hij ineen, hopend dat de vogels zo minder van hem konden raken. Maar door zijn lange lichaam bleef er nog steeds veel van hem over voor hen. De paniek was compleet, samen met dat hij ondertussen aan het kermen was van de pijn. Maar er was niets dat nu hij kon doen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen