Foto bij 33.1: Bevestiging

"Hij zou onderweg met Sedrik moeten zijn. Hongertje stillen." Ze knikt eerder droevig nu. "Ik wou dat hij in zag dat dat nodig is. Mensen doden toch ook al jaren dieren om op te eten, net hetzelfde!" Mijn frustratie moet er gewoon uit, of Rune hier nu op stond te wachten of niet.
"Technisch gezien moeten we niet eens doden, enkel verzwakken." Top uitgedrukt, ik zal er aan denken als er nog eens tanden in me geplant worden. Het zwakke wordt zwakker en het sterke sterker. Zo gaat het vaak, eenmaal zwak heb je pech. "Oeps." Ze glimlacht en houdt de zware deur open. "Zin in een wandeling?"
"Met jagende vampiers zeker? Nee dankje." Ik grijns, dat was uit eigen veiligheid. Mezelf verdedigen is niet mijn favorieten bezigheid. "Plus ik ben net buiten geweest." De gloed in haar ogen is veranderd, ze lijkt beestelijker.
"Dan zal ik mijn broeders eens vergezellen." Ze glimlacht maar verbergt de scherpe tanden niet. Open gebloeid en hunkerend naar leven, letterlijk en figuurlijk.
"Veel plezier zeker." Ze knikt en voordat ik met mijn ogen kan blinken is ze weg, het gemiste leven achterna rennend. Bij vampiers blijven terwijl ze jagen, dat lijkt me echt vragen om dood te gaan. Beer zou het nooit toe staan. Eenmaal overgeleverd aan hun zintuigen is een prooi maar een prooi en ruiken ze toch enkel het bloed en niet de mooie franjes van de liefde. De wereld zit gek in elkaar. Ik had nooit gedacht dat ik iemand, een hij weliswaar, zou beminnen. Hoe komt het dat deze dingen mogelijk zijn? Ik dwaal door de gang naar beneden. Mijn magie dwarrelt doorheen het gigantische kasteel, op zoek naar gezelschap. Lucius zit in wat eerst zijn kamer was, Aurus zit buiten. De bedienden interesseren me net niet genoeg dus schiet er enkel Maria in de keuken over. De oudere vrouw glimlacht zodat er rimpel in haar oude huid verschijnen. Ik glimlach terug en neem een overrijpe appel uit de schaal. De keuken blijft een ingenieus bouwwerk, het is eigenlijk echt indrukwekkend met dat hoge plafond waardoor het licht je tegemoet komt. Alles is versierd, maar niet overdreven. Als je als vampier alles ziet kan ik me voorstellen dat het geen pretje is om er een hele dag naar te moeten kijken.
"En mensen snappen maar niet waarom ik hier zo graag ben." Ik kauw en slik de zoete brij door om te kunnen antwoorden.
"Soms vergeet ik hoe mooi dit allemaal is. Meestal ben ik drukker in de weer met andere dingen." Ze glimlacht nog steeds, roerend in een grote ketel die boven het open vuur hangt.
"Mensen vinden altijd de verkeerde dingen belangrijk. Het is pas op het einde dat ze inzien wat voor moois ze zo gemist hebben." Dat is een zielige gedachte waarvan ik hoop dat die niet vaak waar is.
"Betekent dat dat mijn einde nabij is?" Haar grijze haren schudden van het lachen als ze zich naar me omdraait.
"Dat was maar een algemene conclusie. Jij bent alles behalve algemeen. Ik voel jouw leven gewoon op me af komen."
"Is het een fijn gevoel?" Ze sluit haar ogen en lijkt even te genieten van dingen die ik niet kan voelen en dus niet begrijp.
"Absoluut." Ze opent haar ogen weer, er is een triestige toon aanwezig, maar ze lijkt die te aanvaarden.
"Ik wil niet oud worden." Deze keer legt ze haar lepel neer en komt ze voor me staan. Mijn schouders hangen na van de zucht, ik meen het.
"Er is niks mis met oud worden, je went er traag aan. En dan ineens wil je lichaam niet meer zoals je ooit kon. Ouderdom is een sluipende ziekte, maar niets om bang van te zijn." Mijn blik is gevestigd op mijn bungelend voeten, het restje van de appel gooi ik gefrustreerd in de daarvoor bestemde mand. Ze weet niet wat ze zegt.
"Wel als je omgeving eeuwig jong blijft." Ik zucht opnieuw en kijk deze keer traag op. Ze glimlacht niet meer, maar lijkt ook niets negatiefs te voelen. Snapt ze dat dit een serieus onderwerp is voor me?
"Daar zijn genoeg oplossingen voor. Vrees jij maar niet over je ouderdom, ik denk dat je al blij mag zijn als je die nabije toekomst overleeft."
"Excuseer?" Hoestend kuch ik in mijn hand, hoorde ik dat goed of verslikte ik mezelf nu te snel?
"Wel, met de dreigingen. Ik zie enkel onheil in jouw toekomst, geen einde." Dat klinkt niet bepaald leuk...
"Spannend leven." Het komt er droogjes en enorm on-enthousiast uit, maar daar moet ze het maar mee doen. Er zijn nog vele dingen die ik met Harry wil hervormen en voortdurende dreigementen helpen de voortgang daarvan niet echt.
"Niet flauw doen." Ze glimlacht sober en ruimt dan verder wat spullen op. Ik besluit mezelf een glaasje sterkere drank in te schenken, iets wat ik wel verdiend heb volgens mij. Mijn vingers brengen het glaasje richting mijn lippen, hunkerend naar iets kalmerend.
"Wat is dat daar?" De hese stem uit het niets doet me even geschrokken in elkaar krimpen waarna ik stiekem glimlach naar de krullenbol en het glaasje gebalanceerd tussen de tafel en mijn lippen houd.
"Iets waar ik enorm blij van word." Beer glimlacht en komt gewillig dichterbij. Met elke pas krimpt mijn hart verliefd samen en besluit het om nog heviger te gaan bonken om dan heviger flauw te vallen en me de kriebels te geven.
"Ik kan je nog veel blijer maken." Zijn lange armen vinden de tafel en sluiten me op tussen zijn sterke lichaam en het houten meubelstuk. Ik vind het niet erg, hij is zo mooi van dichtbij. Onvoorstelbaar.
"Wacht daar zeker niet mee." Ik grijns onschuldig waardoor Har even op zijn onderlip bijt en rustig adem haalt. Hij ziet er veel menselijker uit. Muntgroene ogen, rode wangen en een levende glans op zijn gezicht. Zoals het moet.
"Ik heb altijd graag een kleine aanmoediging." Hij grijnst even plagerig naar mij, God, hoe graag ik de afstand tussen zijn lippen en de mijne onbestaande wil maken. Maar ik geef niet toe aan hem, ik ben sterker dan dat. "Stelletje verliefde pubers! Zo veel tijd hadden we toch niet?"
"Die is weer haar zelf." Beer zegt het hard genoeg, duidelijk geïrriteerd door de aanwezigheid van zijn zus die nog even van een glaasje wijn geniet.
"Dat was toch de bedoeling?" Ik glimlach en laat mijn ene vinger onopvallende over zijn arm gaan. Hars ogen zijn zo aantrekkelijk. Het lijkt alsof ik het vuur in hem aangestoken heb en hij niet van me af kan blijven, alsof het hem enorm veel moeite kost.
"Je moet je koffer maken. De bruiloft is morgenavond en we kunnen nu al bij een heer overnachten." Ik haal mijn neus op, een heer? Die verschrikkelijke verrader van een landheer? Misbruiker van het volk en hun goede wil? "Komaan Boo, zet dat even van je af." Het klinkt gevoelig waardoor ik hem terug aan kijk, me concentrerend op hem en niet op de golf aan herinnering. Allemaal ineens.
"Dat gaat niet. Het is een deel dat me gemaakt heeft tot wie ik ben." Eerlijk doe ik mijn mond even toe, maar giet dan toch het glaasje in een klap achterover. Har staat het toe hoe ik me laat meenemen door de brandende bitterheid van het goedje, hoopt misschien dat het me kalmeert. "Maar ik zal mijn best doen." Ik glimlach te nep bij die woorden, hij weet even goed als mij dat ik me voor niemand of niets inhoud of aanpas.
"Ik ben benieuwd." Hij murmelt het ongelovig. Ik kus zijn twijfel weg en loop dan richting de trap, me om draaiend richting de passieve vampier. Waar wacht hij op?

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen