Bij hem horen was tegelijkertijd een verademing en een helse opdracht.
      Hij kon zo vrolijk zijn, lief en charmant. Dan lachte hij de hele dag, maakte grapjes en plaagde mij continu. Dan was het net een klein kindje, dat grinnikt wanneer hij doet wat eigenlijk niet mag. Zo ook wanneer hij stiekem een kus stal.
      Maar hij was ook niet te houden in zijn woede. Dan schreeuwde hij, trapte tegen het bed aan en liet hij een onophoudelijke stroom van vervloekingen tegen mij uit.
      Zo ook hield hij een immens verdriet in zich, dat soms, op bepaalde dagen in het jaar, niet meer binnen kon blijven en met veel moeite en veel wrijving naar buiten kwam.
      In eerste instantie zou hij boos worden om het kleinste dingetje: ik had mijn schoenen niet in de gang uitgedaan, dus lagen de pumps nog naast de bank. Hij zuchtte een aantal maal dramatisch, snoof geïrriteerd. Zijn houding werd met de seconde strakker, zijn spieren gespannen.
      Inmiddels wist ik dat ik het eigenlijk niet moest doen, maar ik vroeg het toch: “Wat is er?”
      Zijn tirade begon. Niet alleen de scheldwoorden die in verhouding lagen met de schoenen kwamen eruit, maar juist ook met alle ergernissen van die dag. Het verkeer, de jongeman waar hij verse koffie had gehaald, een vervelende vrouw die hem had aangehaald en zijn werk, vooral zijn werk.
      Ik zat alleen maar, liet zijn golf van woede gaan, probeerde zijn woorden niet persoonlijk op te nemen. Aan het einde van zijn monoloog, vooral bestaande uit verwensingen en heel veel ge-‘godver’ – raakte hij buiten adem. Zijn stem trilde, zijn ogen knipperden veel, in een verwoede poging om de gegeven tranen weg te werken.
      “Kut,” was zijn laatste woord, een mengelmoes van een zucht en een huil. Hij liet zich op de bank zakken en legde zijn lichaam tegen het mijne. Hij manoeuvreerde zijn hoofd zo, dat zijn ogen mijn shirt nat konden maken en zijn neus veilig tegen mijn hals aanlag. Zijn armen lagen in een strakke greep om mijn middel, alsof hij zich aan mij vasthield, heel hield en dacht dat hij uit elkaar zou vallen wanneer hij los zou laten.
      Zijn schouders schokten, zijn stem deinsde mee op het ritme. Iedere paar seconden haalde hij zijn neus op en mompelde hij iets dat op een verwensing naar zichzelf moest lijken, of een verontschuldiging naar mij toe.
      Ik kon niet anders dan mijn eigen tranen laten gaan en met de jongen in mijn armen mee huilen. De ontlading was groot, ik voelde in mijn borstkas hoe de spanning en de angst en de afwijzing langzaam wegliepen. Een brandend gevoel bleef alleen achter.
      “Het spijt mij zo,” fluisterde hij, eer hij weer omhoog krabbelde en zijn gebalde handen langs zijn ogen wreef. In een halve kleermakerszit op de bank, één been over de rand, keek hij mij kort aan. Zijn schouders bogen automatisch bij het zien van mijn betraande wangen en hij verstopte zijn gezicht in zijn palmen. Na een minuutje, wreef hij ze hard over zijn gelaat, waarna ze door zijn haar gleden en zijn armen naast hem neer vielen.
      “Het spijt mij, ik doe jou dit telkens aan.”

Ik wist niet meer zo goed wat ik moest zeggen. Na drie en een half jaar was ik eraan gewend, ik wist dat het zou komen en hoe het zou gaan. Op een vreemde manier had ik het geaccepteerd, het was een deel geworden van onze relatie en hoe wij bewogen ten opzichte van elkaar.
      Nu hij zo nadrukkelijk zei dat hij wist hoe ik mij erbij voelde, hoe ik hier ook onder leed, wist ik niet meer zo goed of ik hem nog wilde troosten.
      “Waarom stop je daar dan niet mee?” opperde ik kleintjes. Ik wist al hoe de woede hierdoor zou oplaaien, hij mij zou beschuldigen en – omdat dat nog niet genoeg was gedaan – zou verwensen.
      Hij stond op van de bank, snel, alsof hij zich gebrand had.
      “Je weet dat ik deze dagen door een hel ga en dan zeg je zoiets?” zei hij hard, in zijn stem pure ongeloof.
      “Stop, wacht even,” zuchtte ik verslagen. Ik had geen zin meer in de spelletjes waarin wij om elkaar heen zouden draaien en eigenlijk boos werden op de ander doordat de communicatie scheef was. Ook al was het prettig soms even alles eruit te kunnen laten, het zou nooit de oplossing worden.
      Met mijn woorden leek ik zijn geharde houding even te doorbreken.
      “Laten we het nu anders doen. Kom even zitten, alsjeblieft,” ging ik verder, mijn stem zacht, alsof ik de kracht niet meer had om voluit te spreken.
      Harry ging zitten, zijn benen beide op de grond, zijn rug recht, klaar om direct weer op te staan. Ik schoof dichterbij en duwde hem tegen de rugleuning aan.
      “Ik vroeg waarom je niet stopt met mij telkens zo pijn doen,” vervolgde ik, mijn stem nog zachter. Bang voor zijn reactie. Ik keek kort naar hem op, zijn groene ogen leken niet te weten hoe hij moest reageren.
      “Als je weet dat dit voor mij ook zo zwaar is, waarom doen we er dan niets aan?” Hij liet mijn woorden even bezinken. Hij lispelde een aantal woorden voor zich uit, alsof hij ze moest proeven voor hij ze in de goede context in de zin kon zetten. Een eigen ritueel alvorens de zin te kunnen begrijpen.
      “Bedoel je dat ik naar een psychiater moet?” vroeg hij ontsteld, alsof het iets vies was. Hij schoot direct in paniek. “Dat kan ik helemaal niet, Anna, please, ik weet niet hoe. Ik heb jou nodig. Jouw geur en jouw huid en jouw haren en je stem en je ogen. Bij jou mag ik mijzelf laten gaan en dan breng jij mij tot rust,” hij pakte mijn armen stevig vast, “alsjeblieft, ik wil niet.” Alsof ik hem nu al dwong te gaan, schudde hij mij door elkaar en herhaalde telkens dat hij het niet kon en niet wilde.
      “Dat hoeft niet,” probeerde ik hem direct duidelijk maken. Ik wurmde mij uit zijn greep en sloeg daarop mijn armen om hem heen. Zijn hoofd lag tegen mijn borsten aan en ik kriebelde met mijn vingers over zijn hoofdhuid.
      “Dit vind ik fijn, Anna, ik wil dit niet aan iemand anders laten zien. Jij bent de enige en alleen mama weet ervan.”
      “Dat weet ik,” fluisterde ik, mijn handen wrijvend over zijn rug, “maar moeten we niet proberen er iets aan te doen? Dat het misschien minder wordt? Minder heftig, voor jou en dus voor mij?”
      “Hmhm,” beaamde hij twijfelend.
      Ik maakte mij los uit de omhelzing en legde mijn palmen tegen zijn stoppels aan. Ik keek in de groene poelen, die dikke tranen huisvestten.
      “Ik hou van jou,” sprak ik hardop,” heel erg veel,” verzuchtte ik erachteraan. “Ik vind het zo lastig om jou zo gekweld te zien, ik kan er voor jou zijn, maar ik kan het niet oplossen en dat vind ik moeilijk, Harry.” Mijn vingers gleden over zijn lippen, ik kuste zijn kin, neus en wangen en keek hem weer aan.
      “Als het jou helpt zit ik elk jaar op de bank, wacht ik tot je uit getierd bent en houd ik je dan vast tot je weer rustig bent. Dan zet ik thee en eten we stil een koekje, zoals we de afgelopen jaren ook steeds hebben gedaan. Maar, Harry?”
      Hij knikte ten teken dat ik verder kon gaan. Ik wachtte toch even, nerveus voor wat ik wilde gaan zeggen.
      “Ik wil dit niet meer als we kinderen hebben en ik wil zo graag kinderen met jou. Maar ik kan dat niet als het elk jaar zo escaleert. Daaraan wil ik mijn kinderen niet blootstellen.”
      Ik wist niet zo goed wat ik had verwacht van Harry. Misschien een bozige opmerking dat hij er niets aan kon doen, of een snibbige instemming om hulp te zoeken. Misschien had ik verwacht dat hij mij weg had geduwd en weg was gelopen.
      Harry trok mij echter zo dicht tegen hem aan dat ik bijna geen adem meer kon halen. De tranen die in zijn ogen hadden gelegen, zaten nu aan zijn wangen geplakt en zaten verstopt in mijn shirt. Zijn rug bewoog mee op zijn gehuil, maar er lag een brede grijns om zijn lippen. Hij zoende mijn lippen en mijn wangen en mijn hoofd en hij drukte kussen op mijn haren.
      Huilend lachte hij naar mij. Hoe donker het afgelopen uur was geweest, zoveel licht straalde hij nu uit. Hij kuste en hij traande en hij kon mij niet vaak genoeg zeggen hoeveel hij van mij hield.
      “Er is niets dat ik liever wil,” vertrouwde hij mij toe, waarna hij zijn lippen weer op de mijne drukte.


Huiswerk is echt de beste manier waarop ik weer ga schrijven. Bij dezen haha. Laat me weten wat je ervan vindt.

Ik zal gauw aan de slag gaan met de aanvragen.

Dit verhaal kwam in mij op bij het zien van de foto.


Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen