Er waaide een koude wind over de verlaten vlakte en terwijl Lucas zijn tent uitstapte, ritste hij zijn jas nog extra goed dicht om zichzelf tegen de kou te beschermen. Toen ze in Nederland in het vliegtuig gestapt waren, was het volop lente, maar hier in Nieuw-Zeeland was juist de herfst in volle gang bezig en dat voelde je. Ze waren hier met een paar studenten en wat onderzoekers van de universiteit om te onderzoeken hoe het met vulkanisme in het verre verleden op het Zuidereiland zat. Alleen zouden ze eerst nog een week in het daarop zuidelijk gelegen Fiordland doorbrengen, gezien daar ook een hoop interessants te zien was. Hoewel vulkanisme Lucas' vakgebied was, vond hij dit uitstapje zeker niet erg. Hij wist veel over wat hier te zien was, maar hij kon vast ook nog zeker wat bijleren.
Het was nog hartstikke stil in het kampement. Iedereen leek nog te slapen en ook toen Lucas was opgestaan had hij stil moeten doen, om degenen met wie hij een tent deelde, niet wakker te maken. Hem werd vaak gevraagd waarom hij altijd zo vroeg opstond, waarop hij altijd antwoordde dat hij ervan hield om ochtendwandelingen te maken, vooral als hij op veldwerk was.
Hij liep een paar meter om net na het overschrijden van de grens van hun kampement weer stil te staan en hij keek uit over het weidse gebied. Voor zich zag hij een meer, omringd door heuvels en bossen, onder andere de heuvel waarop zij hun kampement hadden opgericht. Nergens in de verste verte was ook maar een ander teken van menselijk leven te zien. Ze zaten in één van de meest afgelegen en verlaten delen van Nieuw-Zeeland met welgeteld 41 inwoners verspreid over een gebied van ruim 12.000 vierkante kilometer. Hoewel het Fiordland een aantal wandelroutes kende, bevonden zij zich daar ook ver van vandaan. Ze waren dan ook met een helikopter hierheen gebracht, dat was het enige vervoersmiddel dat je zo diep in de verlatenheid kon brengen.
Na wat eten en drinken gepakt te hebben voor onderweg, begon hij aan zijn wandeling. Hij volgde de heuvelrug langs het meer en was van plan om na een tijdje op een daar voor geschikte plek naar beneden af te dalen. De wandeling leegde zijn hoofd, maar bracht ook herinneringen terug. Het verlies van zijn beste vriend Stefan had een flink gat in hem achtergelaten en na een jaar treurde hij nog zeer om zijn dood. Het was oorlog geweest en beiden hadden ze moeten vechten. Maar de dromer had het overleefd en de oplettende grappenmaker niet. Het was zo'n naar besef geweest en nu hij eraan terugdacht moest hij weer moeite doen om zijn tranen binnen te houden. Zijn vriend had ook zo graag naar Hawaii willen gaan, een plek waar Lucas ondertussen vaak had moeten zijn voor onderzoek. Hij genoot altijd van die tripjes en had telkens na terugkomst Stefan er erg uitgebreid over verteld, zo vaak en zo goed, dat Stefan er op een gegeven moment ook heel graag heen wilde, zelfs al was het om Lucas te helpen met zijn onderzoek in plaats van de toerist uit te hangen. Zover Stefan hem had kunnen helpen, gezien hij een aardwetenschappelijke leek was geweest, al stond hij open voor informatie waarmee hem wat kennis bijgebracht kon worden.
Alleen was dit niet meer mogelijk, Stefan was dood. Lucas zou het voortaan zonder zijn beste vriend moeten doen. Hij was zijn werk als een uitvlucht gaan gebruiken, om bezig te blijven, zodat hij zo min mogelijk aan de verschrikkelijke gebeurtenissen hoefde te denken. Op veldwerk gaan was hier onderdeel van, overdag was hij druk bezig, maar op rustige momenten werd hij vaak overvallen door herinneringen. Hierdoor was hij eenzaamheid naast heerlijk ook verschrikkelijk gaan vinden. Het was een enorme tegenstelling en hij wist niet meer of hij nu wel of niet uitkeek naar momenten dat hij zich in eenzaamheid bevond. Zoals nu.

Nu besloot hij om die gedachten aan de kant te zetten en te genieten van zijn wandeling en de omgeving. Hij ging extra goed letten op wat hij zag en af en toe stopte hij om het gesteente dat hij tegenkwam te bestuderen. Zolang hij zich nog bovenop de heuvel bevond, kwam hij vooral sedimentgesteente tegen, afgezet in de afgelopen miljoenen jaren. Toen hij begon met zijn afdaling bleef hij sedimentgesteente zien, maar dan ouder. Bij één laag keek hij er beter naar en afgaande van de fossielen die hij er vond, vermoedde hij dat de gesteenten voor hem in het Devoon afgezet waren, zo'n 300 miljoen jaar geleden. Glimlachend moest hij weer terugdenken aan Stefan, die hem vaak genoeg verwonderd had aangekeken als hij vertelde over hoe oud bepaalde gesteenten wel niet waren, al helemaal als hij zelf een handstuk kon bekijken en vasthouden. Hij had zich moeilijk kunnen voorstellen over dat in zijn ogen zoiets simpels, zo oud kon zijn.
Een stukje verder kwam hij magmatische gesteenten tegen, overblijfselen van het vulkanisch verleden van dit gebied, al waren deze gesteenten hier de enige tekenen van paleovulkanisme*, terwijl ze in andere delen van het land meer hoopten te vinden.
Eenmaal beneden liep hij nog even naar het meer. Hij stak zijn hand in het water, maar wist niet hoe gauw hij deze moest terugtrekken, toen hij voelde hoe koud het water was. Hij grinnikte even bij zichzelf, want hij had kunnen verwachten dat het water koud was.
Langs het water liep hij verder en hij genoot van het uitzicht dat hij had, maar ook de rotswanden naast hem, hield hij in de gaten. Op een gegeven moment zag hij een paar meter boven zich een gat in de rotsen, verstopt tussen de begroeiing, en nieuwsgierig klom hij ernaar toe, wat nog te doen was, omdat de heuvel niet al te steil omhoog liep. Het gat was ongeveer even hoog als Lucas zelf was, 1 meter 78, dus hij kon vrij gemakkelijk binnentreden, al moest hij oppassen dat hij zijn hoofd niet stootte. Toen hij vertrok, had hij zijn rugzak meegenomen, waar allerlei nuttige voorwerpen in rondzwierven en zo ook een zaklamp, die nu erg goed van pas kwam. Voor hij binnen trad, zocht hij naar de zaklamp en klikte deze aan.
Hij volgde de kleine bochtige gang voor enkele tientallen meters en op een gegeven moment werd deze breder en hoger, tot hij uitkwam in een grote hal. Het plafond strekte zich tien meter boven hem uit en het oppervlak van de hal zelf was ook enkele vierkante meters groot. Toen hij zijn zaklamp op de wanden scheen, zag hij dat deze beschilderd waren en verbaasd liep hij naar één van deze wanden toe om het beter te kunnen bekijken. Deze was helemaal vol geschilderd met verschillende figuren. Hij kon mensen herkennen, al zagen ze er erg stilistisch uit. Ook verscheidene dieren kon hij onderscheiden en al gauw besefte hij dat hij in één van de figuren een moa kon herkennen, een reuzenloopvogel, die 600 jaar geleden was uitgestorven. Dat gaf aan hoe oud deze schilderingen minimaal waren en vervuld met ontzag, bekeek hij de rest van de schilderingen. Allemaal voor het eiland unieke dieren, waarvan hij de meeste nooit in levende lijve had mogen aanschouwen, waren afgebeeld. Op de grond vond hij ook enkele houten maskers, niet zo mooi afgewerkt als de hedendaagse Maori maskers die hij had gezien, maar ze waren onmiskenbaar wel van Maori afkomst.
Lucas had geen flauw idee wat hij met de verlaten schat aanmoest. Waarschijnlijk was het niet door iemand eerder ontdekt, omdat het gebied waar de grot zich bevond zo afgelegen lag. Daarnaast was de grot ook nog eens goed verstopt in de rotswand en hij had deze bij toeval opgemerkt. Als hij tegen niemand over zijn ontdekking vertelde, zou het nog vele jaren kunnen duren voordat de grot weer herontdekt zou worden, misschien wel honderden jaren. Al vermoedde hij dat met de zich steeds meer ontwikkelende technologie, het geen honderden jaren zou duren, voor hier weer iemand kwam.
Terwijl hij verder genoot van alles wat te zien was in de grot, besloot hij om dit voor zichzelf te houden. Hij hoefde geen bekendheid voor deze ontdekking, waarvan hij nauwelijks een idee had van het historisch belang. Hij wist weinig over de geschiedenis van de Maori en het enige wat hij wist van de voorwerpen en schilderingen in deze grot, was dat ze oud waren. Hij gaf de eer liever aan iemand die er wel wat aan had. Zelf was hij nog jong en als hij toch nog de behoefte kreeg om faam te willen behalen, deed hij dit liever op zijn eigen vakgebied.
Tevreden, maar toch met een vlaag van treurnis, verliet hij de grot. Het felle licht scheen hem al gauw weer in de ogen en hij moest zijn ogen tot spleetjes knijpen om niet verblind te worden. Zijn zaklamp had slecht een zwak licht afgegeven en zijn ogen waren gewend geraakt aan het schemerduister dat zijn zaklamp had gecreëerd. Hij liep weer terug naar het meer en nam de locatie van de grot in zich op. Ze zouden hier nog een paar dagen blijven en hij had het vermoeden dat de grot nog verder doorliep en hij wilde deze ontdekkingstocht voor de volgende ochtenden bewaren. Nu was het weer tijd om terug te gaan naar hun kampement en te kijken of er mensen al wakker waren. Zo niet, dan zou hij ze zelf wakker maken. Ze hadden dagen vol met onderzoek in het veld voor de boeg in deze verlatenheid.
Lucas keek hiernaar uit, maar toch het meest naar de ochtenden, waarin hij zijn wandeling kon maken en verder kon gaan met het verkennen van zijn geheim, zijn eigen verlaten plek.

*Vulkanisme dat miljoenen jaren geleden heeft plaatsgevonden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen