Foto bij Hoofdstuk 1

Op het eerste gezicht leek het leven van de twintigjarige literatuurstudent Pim Pauwels perfect te verlopen. Hij had tal van vrienden, viel in de smaak bij de meisjes, haalde goede punten op school en deed enorm veel ervaring op tijdens zijn bijbaantje als ober in het NFN-café.
      Als je iets beter keek, kon je misschien de wallen onder zijn ogen zien en als je er echt begon op te focussen, zou je kunnen denken dat hij slaaptekort had. Dit had echter niets te maken met slaaptekort. Het had zelfs niets te maken met depressie. Nee, het had alles te maken met de duistere trol die zich ieder moment in de hoek van zijn zicht bevond.
      Pim zelf vergeleek het altijd met dat moment waarop je een schaduw leek te zien, en je omdraaide, maar er uiteindelijk toch niemand was – want je had je eigen schaduw gezien. Het probleem was dat als Pim zich omdraaide, zijn schaduw er nog steeds was, maar te ver om scherp te kunnen zien hoe hij eruit zag. Die schaduw noemde Pim zijn ‘schaduwtrol’, omdat het wezentje (voor zover Pim kon zien) maar een klein gestalte had.
      Het maakte hem gek, zoals niets anders hem gek kon maken. Een normale persoon zou waarschijnlijk al verscheidene jaren geleden in een gesticht zijn beland, maar Pim had het weten te voorkomen door zijn schaduwtrol geheim te houden voor de buitenwereld. Het was zijn eigen probleem, maar het begon op hem te drukken zoals niets anders ooit op hem had gedrukt. Tijdens de colleges, tijdens het studeren in de bieb, tijdens zijn dagelijkse wandeling, tijdens het joggen, tijdens het fietsen, tijdens het inkopen doen… altijd en overal was het mormel daar.
      Ook nu, terwijl hij rustig achter zijn bureau, in het schijnsel van zijn lamp, een boek zat te lezen. Hij had gedacht dat hij ondertussen aan de aanwezigheid van het monstertje gewend was, maar niets was minder waar. Nu hij de letters met zijn ogen opnam, ergerde hij zich mateloos aan zijn schaduwtrol.
      Uit frustratie gooide hij een lat naar het beest, maar zoals gewoonlijk wist hij hem niet te raken, en belandde zijn lat enkel bovenop zijn aquarium. Een paar van zijn visjes doken geschrokken weg voor de plotse klap op het deksel. Best vreemd, dat die lat voor zoveel oproer zorgde bij die diertjes, terwijl zijn schaduwtrol, die toch echt al een dik uur op dat aquarium zat, hen totaal niet leek te storen.
      ‘Kutbeest,’ bromde Pim. Hij sloeg zijn boek dicht, propte het in zijn heuptas en rende naar de deur. Eindelijk kwam zijn schaduwtrol van het aquarium af – om hem te volgen, waarheen hij ook mocht gaan.
      Zijn ‘kot’, zoals ze dat in Vlaanderen noemden, werd hem te kramp. Hij had het gevoel dat hij tussen vier muren was opgesloten, dus ging hij de frisse buitenlucht opzoeken. Het was koud buiten, en donker. Hij had geen idee of het wel verstandig was om ’s nachts in zijn eentje rond te dwalen in Antwerpen, maar het kon hem even niets schelen.
      De koele wind zorgde ervoor dat de muffigheid van zijn lichaam werd gespoeld. Hij voelde zich opnieuw klaarwakker. Bovendien zorgde de duisternis ervoor dat zijn schaduwtrol niet meer zo goed zichtbaar was. Even voelde hij zich opnieuw een normale jongen. Gewoon een alledaagse student met alledaagse zorgen – zoals zijn examen, waar hij eigenlijk op dit moment voor zou moeten studeren.
      Hij sloeg zijn jas iets dichter rond zijn lichaam en liet zijn gedachten afdwalen. Even hoefde hij van zichzelf niet meer te denken aan zijn schaduwtrol, of aan zijn examens. Hij kon gewoon denken aan… zijn favoriete muziekje, die geweldige film die hij onlangs had gezien in de bioscoop, het boek dat hij vorige week had gekocht en echt een geweldig einde had, zijn familie… die hij al veel te lang niet meer had gezien.
      Plotseling bleef hij staan. De gedachte aan zijn familie maakte hem verdrietig, omdat hij zijn ouders en zijn kleine zusje eigenlijk echt miste. Hij had ze in geen eeuwen meer gezien – of zo voelde het toch. Het was niet zo dat hij een extreem goede band had gehad met zijn gezin, maar het bleef wel zijn gezin. Bovendien voelde hij zich beter op zijn gemak bij familie dan bij vrienden. Misschien had die heimwee er al die tijd voor gezorgd dat hij zo rusteloos was, en was het gewoon makkelijk geweest voor hem om de schuld te steken op zijn schaduwtrol.
      Hij schudde zijn hoofd om de gedachten van zich af te zetten, nam zich voor om dit weekend nog eens thuis langs de gaan en kwam terug in beweging – te laat of te vroeg, wie zou het zeggen? Hij was al bijna vergeten dat hij moest oversteken en dat oversteken gevaarlijk kon zijn. Hij wist of het kwam doordat hij nog steeds in gedachten verzonken was geweest, of doordat de elektrische auto zo weinig lawaai had gemaakt – of een combinatie van beiden. Wat de oorzaak ook was geweest, het resultaat bleef hetzelfde.
      De auto raakte hem met een overdreven snelheid in zijn zij. Terwijl hij over het dak van de auto rolde, leek de wereld in slow motion te gaan. Hij voelde hoe zijn ribben braken en hoe die kooi van botten, bedoeld om zijn vitale organen te beschermen, opeens een wapen werd. Een geknapte rib boorde zich een weg door zijn long – hij wist het zeker. En als hij niet beter had geweten, zou hij zeggen dat de rib ook zijn hart doorboorde toen hij de grond terug raakte – en dat hij eigenlijk al dood was geweest voordat de bestuurder van de auto hem bereikte.

Reageer (3)

  • Chasing1D

    Wauw, je hoofdpersoon vermoorden in hoofdstuk 1, dat maakt me erg nieuwsgierig

    7 jaar geleden
  • Grace

    Wooot, ik dacht dit gaat een chill inlopend hoofdstuk zijn... niet dus!

    Ik ben écht wel benieuwd hoe hij dan opeens in de helft van de 19de eeuw belandt. :'D

    7 jaar geleden
  • SonOfGondor

    Wauw, je hoofdpersoon vermoorden in hoofdstuk 1, dat maakt me erg nieuwsgierig

    7 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen