Dit is op het einde van boek vijf, als Spica en Saturno in een hutje zitten terwijl er een storm bezig is. Halvestaart is weg en het enige wat ze hebben, is de Vlammensteen, één of twee dekens en wat eten...

Aahrg! Die stomme storm! Die heeft Halvestaart helemaal meegetrokken, en wij zitten hier met het weinige wat we mee hebben genomen.
Saturno heeft een deken om me heen geslagen, en wrijft zachtjes over mijn bovenarmen om me warm te houden. (Ik zet het in tegenwoordige tijd, want ik zit het nu te schrijven...)
'Spica? Heb je het nog koud?'
Ik mompel zachtjes dat ik het nog koud heb. Eigenlijk is het gewoon erg rustgevend als hij zo over mijn armen wrijft. Gewoon een fijn gevoel.
Hij gaat dus gewoon door. Ik denk dat hij het wel best vindt zo.
'Wanneer zal Halvestaart terugkomen?' fluister ik.
'Ik heb geen idee,' zegt Saturno, en hij laat me los. Ik wil protesteren, maar dat zou wel heel raar overkomen.
Hij staat op en loopt naar een raam.
'Je mist hem, hè?' vraag ik.
Hij knikt, en gaat weer naast me zitten terwijl hij zijn arm om me heen legt.
Hij glimlacht: 'Ja, inderdaad. Maar gelukkig heb ik jou nog.'
Mijn wangen worden bloedheet, en ik voel de vlinders in mijn buik snel heen en weer vliegen, alsof ze door mijn keel omhoog willen komen. Ik hoop niet dat ik van de kriebels moet overgeven...
Volgens mij ziet Saturno de blos op mijn wangen en hij bloost zelf ook, terwijl hij mijn haar achter mijn oor schuift.
Dan worden we plotseling onderbroken door een donderslag. Ik besluit me te verontschuldigen om te gaan slapen, en Saturno gaat bij het raam zitten.
Ik denk niet dat ik nu nog kan slapen, met al die adrenaline. Wat doet hij wel niet met mijn hoofd?

Reageer (1)

  • Allmilla

    Aw, wat zijn ze schattig... (flower)

    6 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen