Ja, ik weet het, het is al heel lang geleden dat ik nog gepost heb, maar eerst had ik het te druk met mijn examens,
in juli had ik dan ook nog eens te kampen met gezondheidsproblemen en daarna stond er nog eens een groot feest
op het programma, die ik samen met mijn broers moest plannen. Gelukkig is het me in augustus nu al gelukt om een aardig vooraatje te schrijven die ik nu op jullie kan afvuren.

1 dag eerder: 9 januari 2917

Hoeveel dansen hebben we achter elkaar gedaan? Ik had er geen idee van, ik was de tel kwijtgeraakt. Onze handen waren in elkaar verstrengeld toen we van de dansvloer afliepen. Waren de camera’s en alle andere mensen er niet geweest, dat had ik er nog een huppelpasje bij gedaan. Maar dan zou Colby me wel heel raar hebben aangekeken. Ik lachte zachtjes bij mezelf, toen ik me zijn reactie voor probeerde te stellen. In mijn ooghoeken keek ik naar hem op.
Net op datzelfde moment keek hij mijn richting uit, razendsnel richtte ik mijn ogen terug voor me, maar ik wist dat hij het had gezien.
‘Wel bevalt het zicht je?’ zei hij heel terloops. Ik bleef van hem wegkijken en voelde hoe een blos op mijn wangen verscheen.
‘Weet ik niet, er liep iemand voor’, zei ik op dezelfde manier als hij deed. Ik hoorde hem lachen om mijn antwoord, blijkbaar had hij deze niet verwacht. Ik draaide naar hem om en er verscheen spontaan een glimlach op mijn gezicht.
Het was misschien erg zielig van me, maar ik vond het fijn dat ik hem kon laten lachen.
‘Wel die persoon was uiteindelijk toch niet zo slecht om naar te kijken niet?’ zei hij vrolijk. Plots stond hij stil, en draaide hij zich naar me om. We stonden aan een zijkant van de zaal uit het zicht van alle andere mensen half in de schaduw.
Hij leunde met zijn elleboog tegen de muur aan, terwijl hij met zijn andere hand nog steeds de mijne vasthield.
Het verbaasde me dat niemand ons hier opmerkte, een groot deel van de aanwezigen waren aan het dansen, terwijl enkele andere rustig aan de rand van de dansvloer met elkaar stonden te praten. En niemand keek onze richting uit.
‘Zou je zin hebben in een wandeling?’ vroeg Colby plots uit het niets. Ik wende mijn blik af van de menigte en keek hem aan. Hij leek het te menen.
‘Moet ik niet op mijn eigen feest aanwezig zijn?’ vroeg ik onzeker, het idee leek wel aanlokkelijk. Maar als men erachter kwam…
‘We zijn terug voor ze het weten’, zei hij met een knipoog. Aarzelend keek ik naar hem op en dat had ik beter niet gedaan. Hij was lichtjes naar me toe gebogen en hij keek me met een intense blik aan. Zijn ogen leken wel te smeulen terwijl ze in de mijne boorden. Ik voelde hoe tot mijn ergernis mijn laatste beetje verzet weg smolt.
‘Oké, goed dan, maar niet voor lang’, voegde ik er nog vlug aan toe toen hij me, veel te vrolijk naar mijn gedachten, me bij mijn hand meetrok naar de deur. Hoe we het deden dat weet ik niet, maar op de een of andere manier was het hem gelukt om ons ongezien de zaal uit te smokkelen.
‘Hoe doe je dat toch?’ vroeg ik totaal verbijsterd toen we op de gang stonden.
‘Wat?’ zei hij terwijl hij me vragend aankeek.
‘Wel, zo opvallend ontsnappen zonder dat iemand anders het opmerkt? Heb je hierop geoefend?’
‘Je moet wel niet vergeten dat ik van een plaats kom waar ik constant gevolgd wordt door de pers. Ik weet dus wel het een en ander om hen te slim af te zijn’, legde hij me glimlachend uit.
‘Het komt in ieder geval goed van pas. Waar gaan we nu trouwens naar toe?’ vroeg ik aan hem. Hij leek me hulpeloos aan te kijken.
‘Ik had gedacht dat jij dat wel zou weten’, zei hij, me onderzoekend aankijkend. ‘Ik ken het hier noch niet genoeg.’
‘Je bedoelt dat je het vergeten bent’, verbeterde ik hem.
‘O ja, toen we kleiner waren hebben we hier nog verstoppertje gespeeld’, herinnerde hij zich terug.
‘Inderdaad, weet je nog waar ik me het liefst verstopte?’ vroeg ik aan hem. Ergens was ik nieuwsgierig of hij dat nog zou weten.
‘In de tuin’, zei hij lachend, ‘Tussen de struiken.’ Ik voelde hoe mijn maag in mijn binnenste een salto maakte. Hij had het zich herinnerd.
Ik schonk hem vlug een glimlach en liep toen voor hem uit. Hij volgde me op de voet.
‘Misschien moet je me morgens eens een kaart geven van je huis, zo kan ik misschien mijn weg hier vinden’, grapte hij. Ik had hem sinds zijn korte verblijf nog nooit zo opgewekt meegemaakt.
‘Als ik me niet vergis, is jouw huis nochtans veel groter’, wees ik hem erop.
‘Een beetje groter’, verbeterde hij me, ‘Maar het is al zo lang geleden dat ik hier ben geweest. Ik kan het me nog vaag herinneren.’ Hij was naast me komen wandelen en bekeek de gang met nieuwsgierige ogen, terwijl hij sprak. De wandeling naar de tuin verliep in stilte, maar er heerste een zekere spanning tussen ons beiden.
‘O, ik herinner me die poort’, zei Colby toen plots verrast, er verscheen een glimlach op zijn gezicht. Hij stak zijn hand uit en duwde de poort open. Het maakte een schrapend geluid over de vloer. Hij liep de poort door naar de tuin, maar ik bleef staan. Ik draaide me half om en keek de gang door. Ik voelde me niet helemaal op mijn gemak. Het leek wel alsof ik iets deed wat helemaal niet mocht.
Plots werd mijn hand vastgenomen, met een schok draaide ik me om en botste bijna tegen Colby aan.
‘O sorry, ik dacht dat…ik bedoel…’, hakkelde ik. Ergens voelde ik me betrapt. Ik hoopte dat hij niet dacht dat mijn aarzeling kwam, omdat ik niet in hem geïnteresseerd was, in tegendeel zelfs.
‘Maak je niet druk, ze zijn nog wel even bezig met dansen’, hij schonk me een lieve glimlach toe, die een versnelling van mijn hartslag teweegbracht. Ik voelde me opgelucht, hij leek me meer te begrijpen dan ik had verwacht. Zelfs mijn kleine aarzeling had hij goed geïnterpreteerd.
‘Wel juffrouw, zullen we een wandeling maken’, zei hij formeel terwijl hij een kleine buiging maakte. Ik glimlacht naar hem en knikte.
‘Oké, maar niet te lang!’, verwittigde ik hem. Hij nam me bij de hand en trok me de tuin in. Eigenlijk was een serre een beter woord, de tuin was namelijk overkoepeld met een grote en spectaculaire koepel, gemaakt van glas en koper.
‘Wel ik zal de weg hiernaartoe echt niet meer vergeten’, zei Colby ademloos, terwijl hij naar boven keek om de koepel te bewonderen.
Hoewel ik hier al meerdere malen was geweest, werd ook ik keer op keer geraakt door de schoonheid van deze plek.
Wanneer je even was bekomen van het indrukwekkende glasconstructie, kon je de mooiste planten en bloemen bewonderen, die hier in deze plaats aanwezig waren.
Deze plaats was niet alleen bijzonder mooi, maar daarnaast ook de enige in heel Aquacity.
Deze tuin bevatte heel wat unieke planten, die van de aarde mee hierheen waren gebracht en dus ook de enige die hier groeiden. Ook nu werd er geen woord gesproken, maar dit keer was de stilte aangenaam.
Beiden konden we geen woorden vinden om tegen elkaar iets te zeggen, vooral niet nu Colby overdonderd was door alles wat hij te zien kreeg. We liepen nog steeds door de tuin, over een pad van fijn groen gras die liep naar een bankje die onder een boom stond.
Die boom zou men vroeger een treurwilg hadden genoemd, als ik me niet vergiste.
‘Wel, ik denk dat ik hier toch eventjes ga zitten’, mompelde Colby aangedaan. Ik grijnsde naar hem, ik had niet verwacht dat hij zo ergens van onder de indruk kon zijn.
Colby en ik namen plaats op het bankje. Ik veegde wat blaadjes van de leuningen af en draaide me toen naar Colby om.
Ik schrok van de uitdrukking op zijn gezicht. Hij leek voor zich uit te staren, alsof hij met zijn gedachten ergens anders bevond. De vrolijke blik waarmee hij deze avond de hele tijd had rondgelopen, was verdwenen en had plaatsgemaakt voor een droevige en vermoeide uitdrukking.
‘Het is een mooie avond, denk ik’, mompelde hij met een treurige stem. ‘Een die ik waarschijnlijk niet snel zal vergeten.’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen