Foto bij 024 • Korafay



Het eerste dat Avery voelde toen ze bij zinnen kwam was kou. Dat was ook de eerste reden dat ze haar ogen opende en om zich heen keek. Het was donker en kil om haar heen. De gehele omgeving was afgezet met zwart steen en het liep in een bolling omhoog, alsof ze zich in een grot bevond, maar anders dan de grotten van de indianen. Het was doodstil, op het sijpelen van langs de wand glijdende druppels dat van een stalactiet in een plasje plonsde na. Bij haar voeten sloeg inktzwart water tegen de rots en als ze om zich heen keek, zag ze dat de vloer uit niets anders bestond dan water, behalve op de grote rots waar zij op zat. Boven zich scheen vaag wat zonlicht door de enorme gaten in de grot en Avery wist plotseling waar ze was: de Dodenmansgrot.
      Ze was drijfnat en ze rilde van top tot teen, maar ze leefde nog en dat was het belangrijkste. Hoe was echter nog de vraag. Ze keek naar haar benen en zag de diepe krassen van de nagels van de zeemeerminnen over haar enkels lopen. Zelfs haar armen zaten onder de diepe halen. Gelukkig waren ze gestopt met bloeden en waren ze niet te diep.
      Avery speurde de omgeving af. Als het vloed zou worden dan was ze zeker sirenenvoer. Voor zich stak een soort pilaar uit het water. Ze kon het zich niet voorstellen dat het beklimbaar was, maar haar opties waren beperkt. Ze zette haar voet in een scheur in de pilaar en drukte zichzelf omhoog, waardoor ze zich met haar handen omhoog kon trekken aan een uitstekend stuk steen. Het lukte haar een meter van de grond te komen voordat ze een misstap maakte en weer naar beneden gleed. Ze ging zuchtend terug op de rots zitten en veegde de druppeltjes zweet van haar voorhoofd.       Plotseling hoorde Avery een bekend geluid; zacht geklik door de Dodemangsgrot weergalmen en Avery sprong direct op.
      Een paar meter van haar vandaan, verscheen een hoofd uit het water. Het was een van de sirenen, maar ze zag er anders uit. Ze was prachtig, met lang haar en een bleke huid als porselein. Ze bewoog zich naar de rots en Avery deinsde achteruit, tot ze met haar hakken over de rand stond. Ze keek om naar het wezen, dat vlak voor de rots bleef dobberen. Haar groene ogen bleven Avery met bewondering volgen, terwijl ze zachtjes op en neer deinde in het water.
      'Wat wil je?' vroeg Avery nijdig, maar haar trillende stem verraadde angst.
      De sirene hield haar hand op en glimlachte zacht.
      Avery schudde haar hoofd. 'Ik laat me niet zo gemakkelijk verdrinken,' zie ze en ze meermin glimlachte, terwijl ze stilzwijgend haar hoofd schudde. Avery keek van haar hand, naar haar gezicht en fronste. 'Ik ben opzoek naar Korafay.'
      De sirene stak haar hand nog verder naar haar uit en haar glimlach groeide breder.
      Avery staarde naar haar hand en keek toen weer naar haar gezicht. Iets in haar vertelde haar dat de zeemeermin geen kwaad in de zin had. Aarzelend pakte ze de ijskoude hand vast. Ze schrok van een stem die plotseling door haar hoofd galmde.
      'Ik ben Korafay.' Het was zoet en zacht en bovenal vriendelijk.
      Avery keek haar verrast aan. 'Kan je niet spreken?' zei ze hardop.
      'Dit is hoe ik spreek,' antwoordde ze zonder haar mond te openen. 'Je nam mijn hand aan. Nu staan onze geesten met elkaar verbonden.'
      'Heb jij mij gered?' vroeg Avery en Korafay knikte. 'Niemand waagt zich bij de sirenen zonder een goede reden. Ik zag je vliegen met Pan. Waarom ben je naar mij op zoek?'
      'Tigerlilly stuurde me. Ze wil dat ik opzoek ga naar het Zakhorloge van Kapitein Jacob. Ze zei me dat jij me verder zou helpen.'
      De blik op haar gezicht werd intenser en zo voelde ook haar gedachten. 'Het zakhorloge van Kapitein Jacob? Wat is een zakhorloge?'
      Avery glimlachte. 'Het is een ronde amulet dat opengeklapt kan worden. Binnenin zit een klokje. Een soort witte plakaat waar streepjes in een cirkel bewegen.' Ze deed haar best het uit te leggen. Zakhorloges waren al lang uit de tijd en ze had ze zelf alleen op internet gezien.
      Korafay keek even opzij naar de zee en knikte toen. 'Ik kan je erheen brengen, maar eerst heb ik jouw hulp nodig.'
      Avery knikte begrijpend, al kon ze niet ontkennen dat ze bang was voor wat de sirene haar zou vragen.
      'Mijn zusters zijn gevangen genomen door Kapitein Jacob. Ik kan niet aan wal. Vertrek naar zijn schip. Zoek uit of mijn zusters leven en ik zal je het zakhorloge geven. Dat is alles dat ik vraag. Als ik weet dat zij in leven zijn, dan weet ik dat er hoop is.'
      'Op zijn schip? Je wil dat ik zijn schip infiltreer? Wat als ik wordt gevangen?' Ze haalde een hand door haar natte haren en schudde haar hoofd. 'Ik hoor bij Peter. Hij zal me omleggen.'
      'Hij zal je niets doen. Je bent een vrouw. Ik blijf bij je en als er iets mis gaat, dan zal ik alles doen om je te helpen.' Ze bleef even stil en toen Avery geen antwoord gaf, pakte ze haar hand weer vast. 'Alsjeblieft.'
      Avery keek haar aan en zag de droefenis in haar ogen. Avery had nooit een zus gehad, maar voor de sirene waren die van haar het belangrijkste in haar leven; haar enige familie. Ze knikte. 'Ik zal je helpen, maar hoe kom ik bij het schip? Ik kan nooit zo lang onder water blijven om daar ongezien te komen, laat staan dat de andere zeemeerminnen me niet als lunch zullen zien.'
      Korafay lachte en er kwam een klikkend geluid uit haar keel terwijl ze dat deed. 'Daar zal ik je mee helpen.' Ze zette haar handen op de rots, drukte zich omhoog en kuste Avery. Overdonderd week ze achteruit en keek de sirene met grote ogen aan. 'Wat doe je?'
      Korafay glimlachte. 'Zo kun je onderwater ademen. Kom.' Ze stak haar hand uit en Avery nam deze aan. Ze liet zich in het ijskoude water vallen en toen ze onder water was, zwaaide Korafay met haar lange sluierstaart, waardoor deze helder licht begon te geven. Het leek net een jurk van zijden, waar vuurvliegjes overheen dansten. Avery opende verrast haar mond, waardoor grote bellen lucht naar het oppervlakte ontsnapten. Ze sloot geschrokken haar mond weer, maar Korafay schudde haar hoofd. 'Adem,' zei ze, 'vertrouw me.'
      Haar longen brandden vreselijk, maar ze durfde het niet. Was ze nog vlakbik het oppervlakte? Kon ze nog omhoog zwemmen? Maar Korafay legde haar handen op Averys schouders en Avery keek haar aan. Toen opend ze haae mond en ademde. Het water stroomde haar mond binnen en Avery was bang dat ze zou stikken. Toch gebeurde dit niet, maar ze voelde wel iets kietelen in haar hals. Voorzichtig voelde ze met haar vingers in haar nek en in plaats van haar gladde huid, zaten er vier uitstekende plakken huid, alsof ze vier diepe sneden in haar nek had.
      'Kieuwen,' legde Korafay uit. 'Nu, schiet op. Mijn zusters wachten.'



Reageer (4)

  • Slughorn

    Oeh dit is leuk (:

    5 jaar geleden
  • BOOKWURM

    Oeh dit is echt heel goed omschreven. Het word spannend!

    6 jaar geleden
  • Culloden

    Hehe, wat een opluchting dat zij wel gewoon aardig is!

    6 jaar geleden
  • Bohemian

    Wat mooi beschreven! Gelukkig is Korafay aardig, anders zat Avery aardig in de nesten nu!

    Snel verder!

    6 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen