Dit hoofdstuk is nogal saai, maar het is wel een heel mooi hoofdstuk...

Als ik mijn man alles heb uitgelegd, zijn er geen woorden nodig. We rennen naar Halvestaart, naar niemand luisterend. De meeste mensen die we tegenkomen willen ons natuurlijk feliciteren met onze dochter (die weten nog niet dat ze ontvoerd is), en veel willen ook zeggen hoe vreselijk ze het voor ons vinden (dat zijn de mensen die mijn geschreeuw vanmorgen hebben gehoord).
‘Halvestaart! Kom op, we moeten nu meteen weg!’ roept Saturno als we in de stallen zijn. Snel zadelen we hem op en gaan op zijn rug zitten.
De draak kijkt ons verbaasd aan.
‘We moeten ons kindje vinden, vriendje! Kom nou, stijg op!’ Mijn man is een beetje gestresst aan het raken, en ik leg mijn linkerhand op de zijne.
‘Rustig, liefje, we vinden haar wel. En we verslaan Strega nog een keer, maar dit keer, voorgoed,’ probeer ik hem moed in te spreken. Hij glimlacht gespannen naar me, voordat de draak opstijgt.

Na enige tijd te hebben gevlogen, beginnen we allebei gestresst te raken over het feit dat we al zo lang onderweg zijn, maar nog steeds niet bij het Heksenrijk zijn belandt.
‘Elke seconde die we langer over deze vlucht doen, des te kleiner de kans dat we Acacia heelhuids thuis kunnen krijgen,’ mompelt Saturno op een gegeven moment. Ik voel de tranen opborrelen bij die woorden. Plotseling laat Saturno een schreeuw van woede horen en voel ik tranen vallen op mijn handen, die ik om zijn middel heb gelegd.
‘Hey, rustig. Gaat het een beetje?’ vraag ik geschrokken. Hij draait zich naar me toe, en zegt, met een brok in zijn keel: ‘Spica, ik kan zoveel mensen beschermen, maar de twee enige personen die ik echt oprecht en altijd zou willen beschermen, heb ik niet kunnen beschermen tegen die heks… jou, toen ze je meenamen voor je verhalen, en Acacia, om zomaar een reden! Ik had… ik had haar, en jou, moeten beschermen… jullie twee zijn mijn hele wereld…’
Sussend leg ik mijn armen om hem heen, en ik fluister hem zachtjes toe: ‘Lieverd, je kon hier niks aan doen… je kon er net zo weinig aan doen als toen ik mijn verhalen aan Strega moest geven…’
‘Waarom hebben we ons ooit in dit gevaarlijke leven gegooid? Terwijl we wisten dat het invloed zou kunnen hebben op ons leven later? Hoe konden we zo stom zijn!’ Hij kijkt me aan met tranen in zijn ogen. ‘Hoe komt het dat we het altijd zo moeilijk hebben? Deze twee afgelopen jaren met jou, en deze maand met de kleine waren de gelukkigste uit mijn leven, maar altijd moet er weer iets tussenkomen… altijd! Waarom is het lot ons zo ongelukkig gezind?!’
Ik heb echt zoveel medelijden met hem, en aan zijn woordenstroom lijkt geen einde te komen. Het lijkt wel of al zijn woede en verdriet van de afgelopen jaren eruit komt…
‘Rustig, alsjeblieft… het komt goed... ‘ Ik leg mijn voorhoofd tegen de zijne. ‘Maar wat er ook gebeurd, welke kant we ook op moeten, welke idiote fratsen je ook uithaalt, ik hou van je met heel mijn hart… wat er ook gebeurd…’
We kijken elkaar nog even aan, voor we zoenen. Een lange zoen, waarbij al ons verdriet, onze angsten en onze verwachtingen voor de toekomst even opzij worden gezet en we onszelf langzaam overgeven aan onze liefde voor elkaar…


Oké, hier een woordje van Manon:
De meest leuke zin uit dit hele hoofdstuk naar mijn mening:
‘Maar wat er ook gebeurd, welke kant we ook op moeten, welke idiote fratsen je ook uithaalt, ik hou van je met heel mijn hart… wat er ook gebeurd…’
Erg hilarisch, zie het al voor me, Saturno die heel idioot gaat doen!
En natuurlijk, wat een aangrijpend hoofdstuk...

Reageer (1)

  • Allmilla

    Ik ben het eens met die laatste noot, dat zou inderdaad heel grappig zijn... xD

    6 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen