Foto bij 021 • Pracht en praal



De volgende morgen, was het tegen de middag aan toen Avery en Peter pas ontwaakten. Peter besloot alvast wat vis te vangen, zodat Avery zich rustig kon klaarmaken. Ze had veel nagedacht over wat Tigerlilly had verteld, maar was zich de vorige keer niet vergeten dat ze zich van Peter scheidde. Ze wilde hem niet op die manier verraden, al was het misschien voor zijn eigen bestwil. Avery zat in een ware tweestrijd die haar hoofd de hele dag niet had losgelaten. Ze had in stilte zitten piekeren, at haar vis haast niet op en hoorde Peter niet meer wanneer hij haar riep. Ze zat compleet in haar gedachten gevangen. Peter merkte het en hoewel hij niet wist wat er met haar gaande was, pakte voorzichtig haar hand. 'Avery, je was gelukkig toen we rondvlogen, was het niet?'
      Ze knikte voorzichtig en staarde naar zijn hand, van wie de duim liefkozend over de rug van haar hand wreef. Met elke beweging voelde ze de plek warm worden, voelde ze zichzelf warm worden. Ze keek hem aan en zag dat hij glimlachte. 'Wil je meer zien?' vroeg hij met een verborgen enthousiasme in zijn stem.
      Avery glimlachte haar tanden bloot. 'Oh, heel graag!'
      'Noem het,' zei hij en trok haar handen iets dichter naar hem toe, terwijl hij zachtjes in haar huid kneep. 'Noem het en ik zal je er heen brengen.' Zijn ogen schitterden en even gingen al Averys gedachten verloren. Ze zou het niet doen. Ze zou hem niet verraden. Hoe kon ze hem nou verraden? Ze wilde niet bij hem weg.
      'Het woud,' zei ze, 'ik wil het woud zien en de dieren.'
      Hij sloeg zijn arm om haar middel en trok haar dicht tegen zich aan, waardoor de vlinders in haar buik begonnen te dansen en de zon plotseling nog warmer leek te schenen. De wind leek verdwenen en geen geluid drong meer door tot haar gehoor. Ze voelde alleen nog maar de warmte van zijn lichaam, de aanraking van zijn handen op haar zij, het kloppen van zijn hart en zag enkel alleen nog de kuiltjes in zijn wangen, van die stralende glimlach die haar hoofd op hol bracht. Haar wangen gloeiden zo rood als tomaten toen ze gedachteloos haar armen om zijn nek sloeg en zich door hem liet meevoeren met de wind.

Avery spitste haar oren. Er klonken plotseling zoveel onbekende geluiden; gekraai, gekras, gehuil, geschuifel, gegrom en geluiden die erop duiden dat de wezens in het woud zich voor hen verscholen. De weergaloos brede bomen staken torenhoog op vanuit de grond en het struikgewas bijna ondoordringbaar, maar bovenal waren de bossen oogverblindend mooi. Avery snoof een keer diep in en rook de frisse geur dat haar deed denken aan een regenwoud. Vuurvliegjes dansten voor haar voeten tussen het gras en de bladeren, terwijl de zonnestralen als kleine schijnwerpers door het bladerdek op de grond vielen. Ze voelde met haar hand langs een dikke liaan die uit een boom omlaag hing en begon door de woestenij te lopen.
      'Pas op!' Een harde hand trok haar aan de kant en ze botste tegen Peters borst aan. Ze keek hem fronsend aan. 'Alweer? Kun je me niet gewoon roepen?'
      Peter wees naar de grond, waar ze eerder bijna haar voet had gezet. Er lag een gigantische open berenval. 'Niet als je je voet wil kwijtraken.'
      Avery voelde haar maag zich omkeren en probeerde het misselijke gevoel weg te slikken. Toen zakte ze door haar knieën en bekeek het glanzende wapen op de grond. Haar hart bonsde in haar keel bij de gedachte hoe dat ding kon dichtklappen. 'Wat verschrikkelijk,' fluisterde ze. 'Wie doet zoiets?'
      Peter raapte een grote stok van de grond, trok Avery voorzichtig achteruit en stak de stok midden in de berenval, waardoor deze met een klap dichtviel. Avery schrok op van het geluid en verloor haar evenwicht. Een zwem vogels stoof krijsend op uit de bomen boven hen. Ze keek toe hoe Peter de val uit de grond trok en deze over zijn rug sloeg. 'Wat doe je ermee?' vroeg ze.
      'Ik gooi ze in de oceaan. Als ik ze hier laat, zetten ze die dingen gewoon opnieuw op.' Hij draaide zich om en begon te lopen. 'Kom.'
      Avery stond op en volgde hem, maar haar ogen bleven op de berenval gericht. De piraten hadden de zeemeerminnen weggejaagd, de elfjes ontvoert, indianen weggejaagd en gedood en de Galgenboom afgebrand en nu doden ze ook nog dieren voor het plezier. Hoe meer ze er over nadacht, hoe bozer ze werd. Avery volgde Peter dieper het bos in en ze verwijderden meer vallen van de grond en zelfs uit de bomen.
      Tegen het einde van de middag had Avery haast het hele bos gezien, maar toen kwamen ze uit op een open plek. Het was echter niet zomaar een open plek. Deze plek bestond ook uit bomen, maar deze waren zwart, verdort en dood. Avery liet een paar touwvallen geschrokken op de grond storten bij het uitzicht. De grond was grauw en er was in geen mijlen of velden een dier te bekennen. Het trieste aanzicht van het vernietigde stuk woud leek plotseling alle kracht uit haar benen te zuigen en ze zakte in op de grond, waar ze de tranen niet meer tegen kon houden.
      Peter knielde geschrokken bij haar neer. 'Avery, wat is er?'
      Ze hield een hand op naar het bos. 'Waarom? Ze hebben al zoveel vernietigd en ze nemen elke dag meer levens. Waarom?' Ze voelde hoe hij zijn arm om haar rug legde en haar toen zachtjes tegen zich aantrok. 'Ik weet het niet. Ik dacht dat ik Jacob had geleerd te genieten van de natuur en het leven. Maar ik heb gefaald.' Hij liet teleurgesteld zijn hoofd hangen en staarde met zelfverwijt naar de grond.
      Avery keek hem aan en veegde haar tranen weg, terwijl ze zijn gezicht in haar handen nam en hem diep in zijn bruine ogen keek. 'Nee, jij hebt niet gefaald, Peter, Jacob is een verknipt persoon. Dat heeft niks met jou te maken. Jij bent goed, zo goed en zo sterk.' Ze glimlachte en keek kort naar alle vallen op de grond. 'Zelfs na alles ben je nog bezig om het eiland te beschermen. En ik ga je daar vanaf nu mee helpen.'
      Peter glimlachte voorzichtig. Hij bracht zijn hand dichter naar haar wang en veegde teder een van haar rode lokken uit haar gezicht. Avery voelde hoe haar hart tekeer ging, als paarden dje over een vlakte galloppeerde en merkte hoe ze geen controle had over haar duim, die zachtjes zijn wang liefkoosde.
      Gejank verbrak plotseling het moment tussen beide en ze spitsten hun oren. Het klonk vlakbij, dieper het bos in. Avery keek Peter aan en pakte toen de vallen van de grond en volgde het geluid. Het kwam uit een gedeelte waar ze nog niet waren geweest. Uiteindelijk vond ze de bron van het geluid; een wolvenjong zat met zijn poot vast in een van de touwvallen en kon geen kant meer op. Het riep angstig om zijn moeder, terwijl hij aan het touw trok, verstrakte deze om zijn pootje.
      Instinctief legde Avery de vallen op de grond, trok Peters dolk van zijn riem en waagde ze zich naar het beestje toe.
      'Wees voorzichtig,' hoorde ze Peter achter zich, 'de moeder kan in de buurt zijn.' Hij trok zijn zwaard en bleef de omgeving afspeuren, terwijl Avery dichter naar het diertje toe kroop. Ze hield zich klein om het niet te veel af te schrikken en praatte in een zoete stem kalmerende woordjes naar het welpje. Hij wilde zich uit de voeten maken toen hij haar zag, en jankte toen het touw in zijn vlees sneed.
      Avery bleef lieve woordjes naar het dier fluisteren, terwijl ze kalm bleef zitten.
      Het welpje bleef haar aanstaren en toen probeerde ze weer wat te naderen. 'Geen zorgen,' zei ze, 'ik doe je niets, kleintje.' Het diertje was niet schuw, maar nieuwsgierig ondanks zijn angst en pijn. Avery hield haar hand naar hem op. Het duurde lang voordat het welpje naderden, maar uiteindelijk snuffelde het aan haar hand en Avery glimlachte. Ze gleed haar vingers langs zijn wang en toen achter zijn oortje, waar ze voorzichtig krabbelde. Ze aaide hem over zijn kop en volgde zijn rug naar achteren. Avery wist hoe ze dieren moest benaderen. Hoe vaak was het niet dat ze een angstige kitten van straat had geholpen.
      Uiteindelijk kon ze bij het dier zijn pootje en probeerde voorzichtig het touw los te snijden. Het welpje deinsde af en toe weer voor haar weg, waardoor ze haar acties moest staken, maar toen brak het touw en was het diertje weer los. Ze keek opgelucht toe hoe hij het struikgewas indook en werd toen direct door Peter de lucht in getild. Vanuit de lucht zag ze nog net hoe de moeder verscheen en haar angstige welpje beschermend bij zich nam.
      Ze keek op naar Peter, die de vallen op zijn andere schouder droeg. De dieren hadden hem nodig. Het eiland had hem nodig, dacht ze. De woorden van Tigerlilly klonken opnieuw door haar hoofd. 'Neverland zal niet lang meer hetzelfde blijven als er niets wordt gedaan.' Dit was Peters thuis. Dit was het thuis van deze dieren en van de zeemeerminnen en van de indianen. De piraten vernielden het. Nog even en er zou niets meer over zijn van het prachtige eiland.
      Die avond maakte Avery haar besluit. Morgen zou ze opzoek gaan naar de zeemeerminnen en zou ze het zakhorloge van Jacob vinden. Ze wist niet hoe het haar zou helpen, maar als Tigerlilly wist dat dit het eiland zou redden, dan zou ze dat doen. Voor Peter.




Reageer (5)

  • Slughorn

    Awh, arm beestje.

    5 jaar geleden
  • Hopefulness

    You must save Neverland Avery!
    Alright, ik heb mijn dosis voor vandaag gelezen en ga morgen weer verder :Y)
    I've been really enjoying your story! And I don't say that about many. Jouw manier van schrijven is heel mooi, makkelijk om in weg te dromen en prachtig omschreven. Good lord I wish my Dutch was that good! Don't stop!

    6 jaar geleden
    • Laleah

      Omg thank youu! God, that's so sweet! ^^

      6 jaar geleden
  • ProngsPotter

    Awhh D:

    6 jaar geleden
  • Culloden

    Ahw, gelukkig heeft ze dat beestje kunnen redden. Nu de rest nog!

    6 jaar geleden
  • BOOKWURM

    Mooi! Avery to the rescue

    6 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen