I'M BLOWING UP THE MYSTERY AND ALL THE PRETTY THINGS YOU SEE




Rico’s woorden waren zelfs in zijn huis nog te horen. Met zijn vingers tikkend op de knoppen van zijn huistelefoon, tikte Ayudar het nummer van de Orden in. Hij wist dat het wat laat was deze actie te ondernemen, maar als hij zelfs na een week de woorden van de man kon naspreken, was het niet te laat. Voor vechten tegen Desastre was het nooit te laat.
Zoals hij al had gedacht, sprak Luna Gerlius hem aan met haar honingzoete stem. ‘Goedemiddag, u spreekt met de Orden. Wat kan ik voor u doen?’ Zo te merken had ze geoefend met die zinnen kunnen zeggen, want ze klonken minder ingestudeerd en meer ontspannen.
‘U spreekt weer met Ayudar Lucha, van het bezoek aan Falar,’ begon hij met zichzelf voorstellen. De vrouw aan de andere kant maakte een geluid dat liet merken dat ze hem herkende, wat voor Ayudar zelf een teken was om door te gaan met zijn plan uitleggen. ‘Ik zou graag de papieren van de bende Casos kunnen willen ophalen vandaag.’ Een lichte trilling was te horen terwijl hij sprak. De herinneringen aan die bende zaten nog helder in zijn hoofd opgeslagen en ze werden geactiveerd zodra hij maar iets zei dat met die bende te maken had. De tijden dat hij oog in oog met de leden had gestaan had hij gevloekt en gebloed. Zo lieten ze hun slachtoffer achter; twijfelend aan henzelf en bebloed.
Kort was het stil aan de andere kant van de lijn. Alleen het geluid van vingers die over het toetsenbord gingen was te horen. ‘Je kan ze nog ophalen vandaag,’ werd er uiteindelijk gezegd.
Opgelucht liet Ayudar zich op de bank vallen. Zijn handen reikten haast automatisch naar de papieren van Desastre. In de week had hij ze nog een keer bekeken, had kruisen gezet bij die van Rico en Derecho. Het waren de stukken die hij te pakken had gekregen, misschien niet op de manier dat ze hem steunde. Het was meer de manier van laten zien aan hemzelf dat ze hem gekend hebben. Zijn gezicht zou hen achtervolgen in hun dromen die veranderden in nachtmerries. Door slechts een persoon. Het was een mysterie hoe hij hoeveel invloed hij kon hebben op iemand anders. Was het omdat hij de vijand was? Was het omdat hij hen pijn had gedaan?
Om de rest van de namen stonden aantekeningen, geschreven in een haastig handschrift. Bij Gemelo stond erbij dat hij niet zoals Ayudar had gedacht teveel leunde op zijn zus, hetzelfde stond bij haar. Ze leken afhankelijk van elkaar te zijn. Was het dan mogelijk ze als aparte stukken te behandelen? Om te kijken of het antwoord erop ‘ja’ was wilde hij niet. Dat risico zou te groot zijn om te nemen. Zijn leven was hem daarvoor te kostbaar. Hij wist dat het niet iets was om mee te spelen, dus deed hij het niet. Hij koesterde het, beschermende het en gooide het alleen in het diepe als hij wist dat er geen monsters waren die het aan konden vallen.
Maar hier in Amm was niets zeker. Hij durfde zijn maandsalaris ervoor te wedden dat als hij de tv aanzette het eerste wat hij te horen kreeg dat er weer een doden was gevallen, dat weer iemand was aangevallen of dat er weer iemand in het ziekenhuis lag, balancerend op het randje van het leven en de dood. Het was zo simpel om je leven in deze stad te verliezen. Je toekomst kon binnen een minuut van je worden afgenomen. De nieuwkomers hadden geen idee wat voor gevaar er op de loer lag. De toeristen wisten niet hoeveel geld ze hebben verloren zonder het door te hebben. Onder alle rijke geschiedenis en succesvolle mensen zaten arme bendes en gebroken overlevers verscholen. En niemand had het door, of wilde het doorhebben.
Bij de naam Enojado stonden meer aantekeningen, vooral door het feit dat Ayudar hem langer had kunnen waarnemen dan de tweeling. In het vlugge handschrift stond geschreven dat hij in het bezit van een motor was en vooral te vinden was in de buurt van Rico. Als hij langer dan een uur had gehad en in staat was zijn woede de baas te blijven had Ayudar wel naar hem kunnen vragen aan Rico. Maar hij had het niet gedaan, had in plaats daarvan zijn tijd verspild aan iets ontdekken waar hij niets aan had. Nog niet.
De foto van de albino staarde hem zo strak aan dat hij eraan twijfelde of blikken konden doden. Oude woede leek verscholen in het rood, klaar om toe te slaan wanneer hij maar een klein beetje zwakte toonde. Tegen Desastre putte hem uit, merkte hij op. Zijn conditie was prima en het was ook niet het probleem. Het kostte hem mentaal veel moeite. Bij de naam van de bende voelde hij al zijn emoties die hem probeerde over te nemen. En dat was al twee keer gelukt. Waarom was dit zo anders dan alle andere missies? Miedo was niets geweest, gewoon een eerste slechte kans. Hij moest wennen aan het najagen van het kwaad. De bende in Zwitserland was sneller gegaan, gewoon een aantal tieners die problemen veroorzaakten op een slimme manier. De missie in Rusland in de ijzige kou had hem eerder lichamelijk uitgeput. Nachtenlang had hij over de straten gelopen , had zich een levende schietschijf gevoeld, wat ook de bedoeling was. De leden waren onzichtbaar, leek het wel, alleen wist hij beter. Ze hadden hem wel te pakken gekregen. Maar hij had ze in de buurt van dezelfde ijsbaan teruggepakt.
Waarom was dit dan anders?
Lag het aan Dulce? Aan het feit dat hij een puzzelstukje leek te zijn die wel past qua vorm, maar niet qua beeld wat erop stond? De notities bij zijn naam, daar was geen touw aan vast te knopen. Volgens Falar had hij ouders, dan weer geen ouders, dan weer eentje niet en dan weer eentje wel. Volgens hem was daar geen touw aan vast te knopen. Ayudar begreep zijn verwarring, en hij begreep Dulce niet.
Hij bekende zijn fout. Hij had gezegd dat het makkelijk was, had gedacht dat hij gewoon te maken had met een zeventienjarige tiener die wilde laten zien dat er nog een rebel in hem schol. Dat wilde mensen wel eens vaker. Alleen was dat niet het verhaal achter Dulce, dat wist hij nu ook wel. Er was meer. Wat was dat meer?
Lang dacht hij er niet over na. Zijn gedachtes dwaalde terug naar de woorden van Rico. Dulce hield niet van Casos. Dat was normaal, niemand hield van die bende. Ze waren kleiner in aantal dan Desastre, ze verrichtte echter grotere daden. Dulce had alle recht ze te haten. Dat deed iedereen. Maar als iedereen het deed, wat maakte Dulce dan anders eraan? Wat had Casos te maken met Desastre?
Hoe langer Ayudar over die twee bendes nadacht, hoe onveiliger hij zich voelde. De donkerheid in zijn kamer leek ineens gevaarlijk te zijn om in te blijven zitten. Het kwaad was overal te vinden. Er was geen plek in de wereld waar alles goed en mooi was. Met een klap legde hij de papieren terug op de tafel en liet zijn handen op het tafelblad rusten. Casos en Desastre. Was het een goed idee hulp te gaan vragen bij een bende om een andere bende naar beneden te halen? De leden zouden hem haten, zouden hem willen vermoorden of anders wel langzaam laten dood gaan, ondertussen zeggend dat het was wat hij ook deed. Zo bende was Casos wel. Het was terecht dat ze hem haatte, maar als zij de enige waren die hem konden helpen bij zijn missie, moest hij wel naar hen toe gaan en vragen aan hen of ze hem wilde helpen. Bendes kenden elkaar als geen ander. Ze deelden met tegenzin hetzelfde gebied, dezelfde prooien. Ze zouden de kans met beide handen vastpakken om Desastre voor eens en altijd verleden tijd te maken.
Hoe erg Ayudar zijn leven ook liefhad, het was daarnaast ook zijn taak om andere levens te beschermen.

Dat hij zowel angst als blijheid voelde, liet Ayudar pas merken toen hij het gebouw van de Orden binnenstapte. De geur van pepermunt en duur schoonmaakmiddel snoof hij in, recht lopend naar het kantoor van meneer Jefe. De man was als enige in het bezit van alle gegevens. Mevrouw Gerlius had haar baan gedaan, had zijn voorstel doorgegeven, en daarom verbaasde het Ayudar niet toen hij meneer Jefe al afwachtend in zijn stoel achter zijn bureau zag zitten. Voor hem was een kleine stapel oranje papieren te zien, niet feloranje. Eerder de kleur die mensen gaven aan vuur als ze het inkleuren.
Er was geen betere manier om Casos te kunnen omschrijven.
‘Ik hoop dat je weet wat je doet,’ meneer Jefe schoof hem de papieren toe. ‘Je weet dat je Desastre moet aanpakken, neem niet iets extra’s mee. Maak er geen twee voor de prijs van één van.’ Het was duidelijk zichtbaar dat de man zijn dag niet had, of in ieder geval zijn goede humor. Onder zijn donkere ogen zaten wallen die voor meerdere dagen stonden en hij leek wel een zak aardappels geplaatst op een stoel.
Met een opkomende aarzeling pakte Ayudar de papieren aan. Het gewicht voelde zwaarder, of dat aan hem lag of aan zijn gevoel, wist hij niet. Zonder een woord te zeggen nam hij plaats op de stoel tegenover de leider van de Orden en bladerde alles door. Bekende gezichten keken hem aan zonder een spoor van leven. ‘Ik kan niets beloven,’ mompelde hij, doorbladerend naar het einde. De angst kwam naar boven, als een kleine golf. Met zijn ene hand spelend met zijn haren in een staart las hij de informatie door. Het was veel meer dan hij kon krijgen over Desastre. Behalve namen met achternamen, waren er duidelijke foto’s en adressen van zowel henzelf als hun familie. Toch kon hij niet de persoon vinden die hij moest vinden. Hij zocht naar twee bruine ogen, niet te donker, eerder de kleur van de hemel als de zon opkwam. Naar stijl, lang, rood haar dat voor het merendeel van de dag in een vlecht zat. Hij kon het niet vinden.
‘Ik waarschuw je alleen maar: stel als je het doet, de Orden zou er blij mee zijn, heel de stad zelfs, maar het is voor iemand anders beter het te doen.’ De man leek niet op te merken wat er door Ayudar heen ging. Ongestoord ging hij verder met het eten van zijn noedels en een verslag te schrijven op zijn computer.
‘Weet ik.’
‘Mooi zo.’
‘Waarom staat Xavier Fontana er niet meer bij?’ Voor het eerst keek Ayudar op van de papieren, die hij nu al drie keer achter elkaar had doorgenomen, nog steeds zonder een spoor van die persoon gevonden te hebben.
Met een gedempte klap zette meneer Jefe zijn bakje met noedels neer en keek op van zijn scherm, recht in de groene ogen van zijn medewerker. Lang deed hij het niet, kon het niet volhouden. Er verscheen een wazige blik, mist in zijn ogen, en zijn stem kreeg dezelfde toon als hun eerdere ontmoeting. ‘Hij is niet meer langer lid van Casos.’
‘Sinds wanneer is dat gebeurd?’ Alweer bladerde Ayudar de informatie door. er waren een paar nieuwe gezichten bijgekomen, die hij aandachtig in zich opnam. Veel moeite deed hij er niet voor. Bij de bende aangekomen zou hij de namen toch wel kennen, zo goed dat hij ze niet kon vergeten. daar zouden de bekende leden wel voor zorgen. ‘En wie is nu dan de leider?’
De zucht maakte duidelijk dat het antwoord langer zou worden dan iedereen wel wist. Of de man voelde zich helemaal niet goed en praten deed hem pijn. Traagzaam haalde hij een hand voor zijn grijze haren. ‘Om je eerste vraag te beantwoorden: hij is verslagen. Je weet hoe dat gaat. Iemand anders haalt de leider neer, die persoon wordt de leider. Op die manier wordt Casos gevaarlijker.’
Ayudar knikte als teken dat hij het kon volgen.
‘En om je tweede vraag te beantwoorden, Fuego Lucha is de nieuwe leider van Casos geworden.’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen