Aah man, ik mis schrijven en ik mis Quizlet! Dus vandaar dat ik hier weer eens ben met een kort verhaaltje dat ik een paar maanden terug heb geschreven. Het vloeide uit mijn pen en ik zal er geen prijzen mee winnen, ik was allang blij dat ik weer eens wat geschreven had, dus ik wil het graag delen :).

Het heelal is best wel groot eigenlijk.

Ik weet niet of je er ooit over nagedacht hebt, over die enorme leegte die de aarde omringt en zich uitstrekt tot een hypothetisch einde. Die lichtpuntjes aan de zwarte hemel, dat zijn sterren, enorme gloeiende bollen vuur in het midden van de duisternis. Heel ver weg staan ze, op een afstand die voor een normaal mensenbrein niet te bevatten zijn. Sommige zijn twee keer zo groot als onze zon, of misschien wel drie keer, en doordat ze zo ver weg staan bereikt hun licht ons met een vertraging. Ze zeggen wel dat sommige van de sterren die we nu zien allang dood zijn. Wij weten dat gewoon nog niet, omdat hun licht ons nu pas bereikt. Dat zou je luguber of verdrietig kunnen noemen, maar ik vind dat stoer. Wie ziet die sterren nog behalve wij? Dit laatste restje licht is hun nalatenschap.
Wij leven in dit sterrenstelsel dat ‘de Melkweg’ heet, in een zonnestelsel op een planeet die we ‘Aarde’ noemen. Vroeger dachten de mensen dat we in het midden van alles stonden, wij kleine domoren met ons miniplaneetje in het middelpunt van het universum. Na een tijdje gingen we denken dat de mensen die dat dachten best wel dom waren, want de aarde draait om de zon en is dat niet overduidelijk. Natuurlijk was dat een leuke ontdekking, iets waar je trots op kunt zijn, maar het idee van de aarde in het middelpunt is best mooi. Ik zou willen dat we er nog zo over zouden denken, dan zouden we de planeet niet zo verzieken.

Ik vind het leuk dat je alles zo kan draaien dat het iets anders betekent, als een 3d-model op de computer: als je hem van de ene kant bekijkt, is het een stoel, maar draai je hem een keertje om, dan lijkt hij op een vierkant. Verschilt de stoel van het vierkant? Misschien wel, maar dat is te filosofisch voor mij. Ik houd van het idee van alles als een en een als alles. De musketiers. Een mierenkolonie. Het universum. De sterren en ik zijn een, want zij bestaan ergens heel ver weg en ik zie hun licht zelfs na hun dood. De aarde en ik zijn een, want de aarde leeft en zonder dood heeft het leven geen betekenis. En ik ga dood.

Ze zeggen soms dat je vlak voor je sterft je leven als een film aan je voorbij ziet trekken. Ik had nooit gedacht dat dat waar zou zijn, het klonk namelijk als een dom sprookje voor kinderen. Waarom zou God het nodig vinden om je nostalgie tegemoet te komen door je je hele stomme leven nog eens voor te schotelen? Je zal het al wel raden, ik had het mis. Mijn hele leven trekt aan me voorbij, precies zoals ze zeggen: al mijn familieleden, mijn vrienden, mijn kennissen als een parade aan mijn bed. Dag opa, dag oma. Dag mam, dag pap. Dag allemaal. Jullie zijn een keer langs geweest. Tijd dat ik eens doodging.

De witte ziekenkamer benauwt me een beetje, maar als ik mijn ogen sluit kan ik de sterren zien. Ze schijnen als bakens door de kolkende massa van mijn kapotte hersenen, ontsluieren prachtige stofwolken van roze, rood, blauw en geel, doen het ijs van Uranus oplichten als kristal. Het doet bijna zeer aan mijn ogen, maar al het licht doet tegenwoordig zeer aan mijn ogen. Dan voel ik me een stofje, rondzwevend door de kosmos op een niet-bestaande wind. Er is geen wind in de ruimte. Ik word verlicht door Betelgeuze of Castor, allebei zo groot dat je er bang van wordt, een schijnsel dat draagt tot het hypothetische einde van het universum. Mijn nalatenschap die de aarde bereikt als iedereen die ik ken al gestorven is, maar hé, als ik dood ben weet ik dat toch niet.

Ik vind het leuk dat de Rubiks kubus op het nachtkastje aan alle kanten een andere kleur heeft. Rood, geel, groen, blauw. Soms draai ik hem om, om eens een andere kleur te bekijken. Het is mijn manier van decoreren: zo geef ik de kamer elke keer een ander accent. Zo makkelijk is dat als alles in je leven wit is, van de gordijnen tot aan de lakens; een klein kistje wit in een verder kleurrijke wereld. Ik vind het niet erg, het helpt me om de duisternis achter mijn oogleden op te roepen. Zonder licht geen duister, zonder het een bestaat het ander niet. Zonder de witte gordijnen geen universum als ik mijn ogen sluit.

Dat we op de aarde kunnen leven is een wonder, want de planeet was eerst letterlijk een lavapoel. Tenminste, dat zeggen ze. Ik vind het best. Een zwevende rots bedekt met vuurpoelen in het midden van een eindeloze leegte klinkt best stoer. Het interessante is dat de oneindige leegheid van het heelal de mensen het bangst maakt, niet het idee dat hun planeet eerst zo’n beetje de hel was. Dat je de duisternis in kan kijken en niks ziet, dat er geen onder en geen boven is, dat niemand weet waar het universum eindigt, óf het eindigt, dat vinden de mensen eng. Ik snap niet zo goed waarom, want als het heelal gewoon uit zwart bestaat en het dichtstbijzijnde sterrenstelsel op miljoenen kilometers afstand ligt, wat hebben we dan te vrezen? Ik denk niks. En ik lig hier een potje dood te gaan.

Ik vind het leuk dat je iets vanuit een andere hoek kan bekijken en dat het ineens een ander ding lijkt. Ik houd van het woordje perspectief. Ik vind het geweldig, echt waar. Maar het meest houd ik van de leegte, de duisternis, de oneindigheid.
Je kan het niet zien. Het is er niet. Er zijn geen kanten.
Is dat niet een ultiem gevoel van vrede? Een oneindige leegte die licht schenkt aan het leven. Zodat ik kan schijnen als een ster aan het enorme uitspansel van de hemel.
Dat is mijn nalatenschap.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen