Er waren geen kamers waar bedden in stonden, slechts een grote ruimte die lekte. Lucifer sleepte zowel Ayudar en de stoel naar de andere hoek zodat de andere leden van Casos hem niet konden horen. Zo te merken wist hij dat hij als leider alles kon beslissen. Al zei hij wel dat hij het door zou geven aan de rest zodat ze gezamenlijk erover konden beslissen. Ondanks zijn tekort aan goede manieren tegenover anderen, dacht hij wel aan zijn leden en dat was iets dat Ayudar met tegenzin moest toegeven.
Het was moeizaam om te praten terwijl de leider als een gevangen tijger voor hem heen en weer liep. Soms keek hij om met een blik die dwars door Ayudar heen kon zien, of tenminste; zo voelde het. Daarnaast leek hij geen aanstalte te willen maken hem los te maken, iets dat alles zoveel handiger zou maken.
‘Je bent hier dus omdat je over Dulce wil praten?’ Zonder te stoppen met heen en weer lopen vroeg Fuego die vraag.
Zijn pogingen opgevend om comfortabeler te zitten, knikte Ayudar. ‘Het is mijn taak om Desastre aan te pakken. Niet dat het tot nu toe zo goed lukt, vandaar dat ik dacht dat jullie mij hiermee konden helpen. Jullie delen immers Amm en kennen elkaar daardoor vast wel.’
‘Het werd tijd dat de Orden iets aan hem deed,’ mompelde zijn medemens voordat hij recht voor Ayudars neus stopte en op de grond ging zitten, nog wel waakzaam. Ze bevonden zich op ooghoogte, een feit dat Ayudar niet vertrouwde. Toch hield hij zich sterk, wetend dat Lucifer zich voedde met zijn angst.
‘Ze hebben al drie mensen gestuurd om wat aan Desastre te doen, alleen zonder succes,’ ging hij verder. Hij wilde echter niet afdwalen en besloot terug naar zijn punt te gaan. ‘Maar je kan mij helpen met informatie over die bende krijgen?’
Op dit moment knikte Fuego zonder weg te kijken van zijn jongere broer. Alleen zijn hoofd bewoog, verder niets. Bedenkelijk haalde hij een hand door het deel van zijn hoofd waar wel haar zat en riep naar Rafael en Michael.
De twee jongens kwamen zo snel mogelijk. In de handen van Michael rustte nog een boek, waar hij voorzichtig een stukje papier tussen stopte voordat hij het met een hand vasthield. Zijn bruine ogen namen Ayudar in zich op om daarna ook voor hem te gaan zitten. Alleen Rafael bleef staan, zijn amberkleurige ogen die naar alles behalve Ayudar keken. Zenuwachtig bewoog hij op zijn hakken en dan weer op zijn tenen. ‘Wat is er de hand?’ vroeg hij traag.
Met een simpel handgebaar wees Lucifer naar Ayudar en deed zijn mond open. ‘Hij hier is van de Orden,’ begon hij op gedempte toon te praten, ‘en vraagt ons om hulp om Desastre aan te pakken. Mijn vraag is of het volgens jullie een goed idee is.’
Zonder elkaar aan te kijken lieten ze een stilte vallen. Ayudar probeerde zich niet te veel zorgen te maken aan wat er kon gebeuren als ze nee zeiden. Lieten ze hem dan gaan of hielden ze hem hier om andere dingen te doen? Rafael speelde nadenkend met de armbanden die rinkelde tussen de vallende regendruppels door. Michael liet de pagina’s van zijn boek tussen zijn vingers gaan om als eerste antwoord te geven. ‘Als hij Desastre kan verslaan is het een prima idee.’
‘En als het niet lukt?’
De jongen met de zwarte, korte haren liet het boek vallen. Hij schopte het met niet zoveel kracht weg, tegen een muur aan. ‘Dan hebben we hem voor niets geholpen of kan hij de informatie aan iemand anders doorgeven van de Orden,’ en hij haalde zijn schouders op.
Fuego knikte en richtte zich tot Rafael. ‘En jij denkt?’
De gebruinde jongen staarde eerst naar Lucifer om daarna kort te kijken naar Ayudar, die hem uitdagend aankeek. ‘Als hij alleen dat doet, zijn baan, moet het wel prima zijn,’ antwoordde hij.
‘Prima,’ herhaalde Lucifer het woord alsof het nieuw voor hem was. Misschien was het ook wel. Het kon net zo goed zijn dat zijn wereld bestond uit goed en slecht, en dat alleen. Geen woorden die ertussen konden hangen. En hoe hij zijn wereld opdeelde, was anders dan andere mensen het deden. Deze bende was goed, terwijl de Orden slecht was. Mensen die hij kon manipuleren waren goede mensen en mensen die tegen hem in opstand kwamen waren slecht. Hij was goed en Ayudar was slecht. De blik die hij had wanneer hij nadacht, die van eerder, kwam terug en hij stond op om tegen de muur aan te leunen. Hij pakte het boek op en bladerde er verveeld doorheen. ‘We kunnen je dan wel prima helpen,’ mompelde hij zonder op te kijken.
Ayudar draaide zijn hoofd de kant van de spreker op. Het was nog niet afgelopen, wist hij uit te maken van de toon. Zijn broer had meer te vertellen. Zo makkelijk zou hij mensen niet helpen. Hij wilde er zelf ook iets aan overhouden, iets dat in zijn voordeel was. Dat was het spel van bendes. Alleen maar helpen als ze er een voordeel aan hadden. ‘Maar?’ vroeg hij uiteindelijk, toen niemand aanstalte maakte verder te gaan praten.
Met een luide klap deed de leider van Casos het boek dicht en gooide het naar Michael, die het moeizaam opving en boos iets murmelde. De gooier besteedde er geen aandacht aan. Die ging verder met het praten tegen Ayudar. ‘Op een voorwaarde. Jij laat ons met rust. Je laat ons onze baan doen. Voor altijd en eeuwig.’ De lage ondertoon maakte duidelijk dat hier geen grapje over maakte. Het was zijn leven en hij wilde bepalen wat hij ermee deed. Hij wilde niet in de macht zijn van een organisatie die hoger stond dan de politie en die speciaal zijn leven zuur maakte. Hij wilde niet oog in oog staan met de medewerkers die hem zagen als een slecht persoon. Hij wilde zijn eigen toekomst maken. Allemaal zonder dat. En als dat niet genoeg was, vertelde de donker wordende blik in zijn ogen dat wel.
Toch kon Ayudar die negeren. Hij had er al lang genoeg mee geleefd. Terwijl Fuego mensen bedreigde om te krijgen wat hij wilde, vroeg Ayudar het en kreeg meestal daardoor wat hij wilde. Er waren zoveel verschillen, te veel, dat het een wonder was dat ze nog familie waren. Al zagen ze elkaar al lang niet als dat. En als zijn broer dacht dat hij hem met rust zou laten, dan had hij het verkeerd. Deze bende verschilde niets van Desastre en als dat niet duidelijk was, dan zou hij het wel duidelijk maken. Zo moeilijk was het niet. Niemand hier was blind. ‘Het is geen baan,’ verzuchtte hij zijn moed terug vindend. ‘Je krijgt er niet betaalt voor.’
‘De mensen uit de stad doen dat anders wel,’ was het vlugge antwoord met een uitdagende blik die Ayudar hetzelfde kon doen, wat hij ook deed.
‘Ze kiezen er niet voor.’
‘Geld is geld. Het is van de persoon die het in bezit heeft.’
‘Jij pakt het gewoon af, dat is niet eerlijk.’
Vliegensvlug greep Lucifer de kin van Ayudar weer vast, steviger dan de acties daarvoor. Het was een teken dat hij niets anders meer had om over na te denken, niets om ertegenin te gaan. Het was een teken van zwakte, niet zo erg, maar het was er wel en het werd minder. De pijn veroorzaakte kleine tranen, die Ayudar deze keer wel onder controle kon houden. Zo stil mogelijk bleef hij zitten, hopend dat zijn medemens begreep dat het hem niets deed. Niet meer.
Vanuit zijn ooghoek zag Ayudar hoe Rafael zich langzaam terug naar de achtergrond verplaatste nog steeds mompelend over dingen die hij niet kon verstaan. Liplezen kon hij ook niet en anders had het geen nut gehad. Traag zette hij stappen achteruit, aan zijn armbanden trekkend alsof zijn leven ervan af hing. De vijandschap was duidelijk te merken, als die niet al te erg was. Er was een lid van de Orden in het hol van de leeuw. Dat vroeg om problemen. Opnieuw vroeg Ayudar zich af wat hij dacht. Dat het zo simpel was. Dat Casos mee ging werken. Dat hij in één keer een ja kreeg te horen en dat de samenwerking gelijk in werk in gaan. Natuurlijk ging het niet zo. Niets ging zo makkelijk wat met bendes te maken had, al helemaal met deze.
Michael, in tegenstelling tot zijn mede-bendelid, stapte dichterbij en legde aarzelend een hand op Lucifers schouder. Zo te zien moest Casos’ leider zich ervan weerhouden hem neer te slaan door die actie. In plaats daarvan verslapte hij zijn greep op de kin van Ayudar en draaide zich om, om in de ogen van Michael te kijken. ‘Je weet dat dit geen nut heeft,’ fluisterde de bleke jongen. ‘Ik bedoel, wat wil je doen? Hem ontslaan? Dat kan niet. Hem vermoorden? Je weet wat er dan gebeurd. Laat hem uitpraten, laat hem nadenken en zijn acties doen. Luister gewoon een keer naar hem, misschien lost dat meer op dan je denkt.’
De greep was verleden tijd. Opgelucht haalde het lid van de Orden diep adem en ging beter zitten. Het koste hem moeite kalm te blijven in de buurt van Casos, merkte hij. Maar de gedachte dat hij informatie had die hem te pas kon komen, kalmeerde hem beetje bij beetje.
Niet dat voor Lucifer hetzelfde gold. Hoewel zijn ogen niet meer zo donker waren en zijn houding verslapte onder Michaels aanraking, veranderde er verder niets aan hem. De eeuwige woede was nog steeds merkbaar. ‘Je zegt dus dat ik hem zijn baan moet laten doen? Je weet hopelijk wel wat dat inhoudt, Michael.’
De jongen knikte kort. Een kleine glimlach kwam aan het licht. ‘Ik zeg dat niet, dat maak je ervan. Misschien moet ik het kleiner zeggen. Dit is iets dat Xavier zou doen. Je weet dat hij ervan genoot om mensen pijn te doen en hem te laten voelen dat ze niets waard waren.’
Terwijl hij een paar stappen van Ayudars richting deed, knikte Fuego. ‘Xavier is wel verleden tijd, laat hem hier buiten. En nog steeds,’ hij veegde onzichtbaar stof van zijn kleding, ‘hem hier hebben is gevaarlijk.’ Zijn hand wees naar Ayudar.
‘Maak hem eerst los, zeg daarna of hij gevaarlijk is. Op deze manier kan hij je dan wel niets doen, je kan ook niet zeggen dat hij gevaarlijk is. Dat is conclusies te snel trekken.’
‘Doe het zelf.’
Zijn schouders ophalend stapte Michael naar Ayudar toe en probeerde zo snel mogelijk de touwen los te maken van zijn enkels en polsen. Af en toe verontschuldigde hij zich, zowel voor deze acties als Lucifers acties. Ayudar bekeek hem, hoe hij handelde, alsof hij het al zo vaak had gedaan. De glimlach op Michaels gezicht werd groter, met elke keer dat er weer een touw los kwam. En elke keer dat dat gebeurde veranderde Lucifers houding. Hij ontspande zich minder, lette meer op. Op die manier leek hij een kat die merkte in hoeveel gevaar hij zich verkeerde. Uiteindelijk maakte hij zich los van de muur en ging zitten bij het groepje van de overige leden, die hem vreemd aankeken, maar hem niet tegenhielden. Nadat hij daar was geweest, liep hij naar buiten. De klap van een dichtgegooide deur galmde na. Het liet haast de regen stoppen, of was die al heel lang gestopt? De emmers waren halfvol en het water glinsterde in de zon die langzaam terug kwam achter het donkere wolkendek.
De actie van naar buiten lopen, had niet langer geduurd dan de tijd dat Ayudar los was. Michael hielp hem overeind, liep een eindje met hem rond het gebouw en vertelde intussen dat Lucifer zo zijn dagen had. Ayudar zelf maakte duidelijk dat hij het wel begreep. Hij liet niet vallen dat hij familie van hem, dat zou alleen maar voor meer drama zorgen en daar zat hij niet op te wachten.
Net op het moment dat Michael hem terug naar de stoel wilde begeleiden, werden de deuren weer opengegooid. Lucifer leek groter te zijn, het kon komen door de merkbare woede om hem heen. Zijn haren en kleding waren wel nat van de bui van eerder. Met grote passen liep hij naar Ayudar toe, duwde Michael opzij die nog een poging deed hem opzij te duwen, maar faalde, en hij duwde Ayudar terug op de stoel.
Met een zucht rolde Ayudar met zijn ogen. Er was geen discussie te voeren met zijn broer. Hoewel Michael een geslaagde poging deed- hij werd losgemaakt door hem- wist hij dat Lucifer het niet ging opgeven. Hij stond dan wel te leunen tegen te muur, toe te kijken hoe zijn broertjes vrijheid dichterbij kwam, hij voelde hoeveel haat hij in zich had. Oude haat, wegens het feit dat hij te nieuwsgierig was geweest en over het boekje had gepraat met zijn ouders, en nieuwe haat, wegens het feit dat hij deze baan had die inhield hem neer te halen. Waarom had hij hiervoor gekozen? Omdat hij wilde laten zien dat hij zijn broer het niet vergaf hem achter te laten bij zijn ouders? Omdat hij dit kwaad uit de wereld wilde halen? Nee. Hij moest laten zien dat de Orden de baas was in Amm, daarom, en niet vijf jongvolwassene die chaos veroorzaakte tegen de zin in van iedere burger. Niet zeven tieners die hetzelfde deden. De Orden was de baas van Amm, hij was de baas van Amm, en niemand anders.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen