||Cara Roseanne Cullen

Alice geeft een kort knikje op Marcus' woorden en zet een stapje naar voren. Ze trekt haar lederen handschoentje uit en legt haar hand in die van Aro, die afwachtend staat te kijken, nog net niet springend van enthousiasme. Misschien lijkt hij toch wel een beetje op Alice. Ze zijn alle twee extreem raar als ze enthousiast ergens over zijn.
      Onwillig dwalen mijn ogen af naar de vampier het meest links. Zijn bordeaux rode ogen zijn ook op mij gericht en vanonder mijn wimpers staar ik naar de vampier. Hij is duivels knap, net als een gevallen engel. Een gedeelte van zijn haren is bewerkt met gel en de andere helft niet en zijn scherpe gelaatstrekken geven hem een haast permanente frons die hem niet lelijk maakt. Ik wil haat jegens de vampier voelen, als hij niet op gekeken had dan zou ik mijn leven kunnen leiden, maar ik kan mezelf er niet tot zetten. Het is mijn eigen fout.
      'Oh magnifico!' roept Aro ineens uit met zo'n rare stem dat ik wel gedwongen word om op te kijken. Aro wijst met een priemende vinger van mij naar de vampier en weer terug, terwijl hij vragend naar zijn broers richting kijkt.
      Marcus geeft een toegevend knikje en Aro maakt nog eens een geluidje dat lijkt op het geluid een schreeuwend varken maakt. Alice zet een stap terug en kijkt me treurig aan. Ik vraag me af wat er nu weer mis is.
      'We kunnen het mensenkind niet afmaken,' zegt Aro met een eigenaardig glimlachje.
      'Wat?' sist Caius direct, duidelijk niet tevreden met de beslissing die Aro gemaakt heeft. 'We kunnen dit niet ongestraft laten, broeder!'
      'Dat zullen we ook zeker niet,' zegt Aro met een nog grotere glimlach waar niets goeds van kan komen. 'Het mensenkind zal een week bij ons verblijven voordat we haar terugsturen. Om haar en Demetri de kans te geven om te binden.'
      'Wat?' roept mijn moeder meteen geschrokken uit. Ze duwt me beschermend tussen Emmett en Jacob in, met een vaart harder dan ik verwacht had. Ik struikel over mijn eigen voeten, dankzij de klunzigheid die ik van Bella heb overgenomen, maar nog voor ik met mijn gezicht op de grond kan vallen, hebben een paar ijskoude, maar sterke handen me opgevangen.
      Mijn hart schiet direct in mijn keel als mijn ogen de ijskoude van de vampier die wel Demetri moet heten ontmoeten. Een fractie van een milliseconde later sta ik weer met beide voeten op de grond en heeft de vampier zijn plaats weer ingenomen, zijn ogen zwarter dan zwart.
      'Cara gaat niet naar een kasteel vol vampiers en zeker niet voor een week!' protesteert mijn moeder. Hoewel ik haar niet kan zien, omdat ik verborgen word door Emmetts armen terwijl hij dodende blikken naar Demetri stuurt, weet ik zeker dat haar gezichtsuitdrukking feller dan ooit is. Ik heb haar nog nooit zo pissig gehoord.
      'Esme,' zegt mijn vader kalmerend, terwijl hij zijn armen om mijn moeder slaat. Altijd de beheerste. 'Ik weet zeker dat Aro en zijn Wacht uiterst goed op onze breekbare Cara zullen letten en haar veilig na een week zullen laten terugkeren, nietwaar, Aro?'
      Aro glimlacht nog eens eigenaardig en vouwt zijn handen in elkaar. 'Uiteraard, mijn beste vriend, uiteraard.'
      'Mooi, dat is dan geregeld,' zegt mijn vader tot mijn eigen ongeloof. 'Cara zal haar spullen pakken en met jullie vertrekken.'
      Mijn moeder begint gelijk tegen te sputteren, maar een blik van mijn vader brengt haar tot zwijgen. Ik wil ook beginnen te sputteren, heb ik hier überhaupt iets over te zeggen? Maar als mijn vader me een blik stuurt, weet ik al dat er niets mis kan gaan. Mijn vader zal zijn kind nooit naar zijn of haar afgang sturen.

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen