Foto bij 048

April Norah Baker

‘Ik ben blij dat sommige dingen ook nooit veranderen,’ mompelt May onder haar adem, terwijl ze mijn haar een flinke ruk geef. Ik weet wel beter dan te klagen en ondanks dat het niet fijn is, krijg ik ineens zoveel herinneringen terug, dat ik niet meer wil klagen.
      Ik zou graag bij mijn groep, die nu een groepsnummer zonder mij doen – al is dat wel begrijpelijk – kijken, maar in plaats daarvan is May nu tien bussen haarlak in mijn haar aan het sprayen. De bovenkant moet in tienduizenden kleien vlechtjes in gevlochten worden, waarna het in een hoge staart uitloopt met zoveel volume dat je haast zou denken dat ik extensions heb. En dan zit de make-up er nog niet eens op.
      ‘Wat kijk je vrolijk,’ merkt Jem op, terwijl hij een hap neemt van zijn appel.
      ‘Hou je mond,’ brom ik onder mijn adem. Ik wil opkijken, maar zodra ik mijn hoofd ook maar een centimeter draai, trekt May het met een ruk weer terug. Duidelijk. ‘Als ik jou was zou ik maar oppassen met wat je eet, anders moeten we zo meteen die sixpack met make-up erop tekenen.’
      Jem rolt met zijn ogen en gooit de opgegeten appel in de prullenbak. ‘Jij en ik weten beide dat dat niet nodig is.’
      Ik rol met mijn ogen, wetende dat dat helaas een feit is. Bij mij daarentegen wordt er regelmatig wat bijgewerkt met make-up, net zoals bij de rest uiteraard.

      Nadat May klaar is met mijn haar en make-up, ik mag godzijdank na drie en een half uur eindelijk mijn benen strekken, en mijn moeder met al te veel enthousiasme mijn nieuwe kostuum heeft laten zien, een wit, haast engelachtig jurkje, is het tijd voor Jem en mij om ons naar het podium te begeven.
      Uiteraard worden we door Jennifer begeleidt, iets dat we liever beide niet hebben. ‘Jem, let op je gezichtsuitdrukking,’ ratelt ze nerveus. Haar donkere ogen flitsen van Jem naar mij. ‘April, ik heb je al drie weken niet getraind, dus let op alles. Gezichtsuitdrukking, lichaamstaal, geen kapstok tenen, ook wil ik geen-’
      Jennifer wordt ruw, en gelukkig, afgekapt door een backstage vrouw die de planning doet en ons verder begeleidt naar het podium. Jennifer steekt nog zenuwachtig twee duimen op en draait zich om, om waarschijnlijk naar de zaal te gaan waar meer dan honderden mensen naar ons gaan kijken. En van die honderden mensen, draait het maar om vijf. De jury.
      In de coulissen herhaal ik de dans over en over in mijn hoofd. Altijd vlak voordat ik op moet, beginnen de twijfels en de zenuwen op te spelen en god, dat ik dat moment haat. Het laat me zo onzeker voelen, verschrikkelijk.
      Ik voel hoe Jem mijn hand pakt en onzeker kijk ik op. ‘Ik wil niet falen.’
      ‘We hebben nog nooit gefaald,’ antwoordt Jem met een zelfverzekerde glimlach, maar ik weet uit ervaring dat ook hij nerveus is. ‘Ik leid, dus als er iets misgaat, leid ik je er wel doorheen.’
      ‘Deal,’ antwoord ik onder mijn adem. Ik neem een diepe teug met adem en focus me op de stem die ons begint om te roepen.
      ‘En dan nu, nummer 309, April Baker en nummer 210, James Jackson met hun acro-duet op het nummer Unconditionally!’
      Jem geeft me een laatste kneepje in mijn hand en een glimlach en loopt vervolgens het podium op. Een seconde en een half later volg ik hem en zodra de spotlights me in mijn gezicht slaan, ben ik wakker. De zenuwen verdwijnen en mijn zelfzekerheid groeit met iedere seconde. Sierlijk en met een grote glimlach op mijn opgemaakte gezicht loop ik naar mijn beginpunt, terwijl ik subtiel de jury in me op neem. Het zijn vijf mensen, drie vrouwen en twee mannen, allemaal even serieus.
      Ik neem mijn beginpositie aan en zodra de eerste noten door de enorme zaal vloeien, komt mijn lichaam tot leven. Beter dan alle keren dan we geoefend hebben gaan de lifts, natuurlijker gaan de bewegingen en hechter dan ooit lijkt onze samenwerking. Jems en mijn lichaam veranderen langzaam in één, zijn lichaam een verlengde van mijn eigen ledematen en beiden gaan we in de dans op.
      Pas als we in onze eindposities zitten, althans, ik zit en hij staat, de muziek stopt met draaien en een denderend applaus losbarst, realiseer ik me weer dat we in een enorme zaal, met felle lichten en oorverdovende mensen zijn. Het is iets dat me iedere keer gebeurt als ik opga in mijn dans. Ik herken de jury, want ik werp ze mijn charmante glimlach toe, maar toch zit ik helemaal in mijn dans. Het gaat automatisch.
      Ik sta op en Jem en ik lopen tegelijk weg. Hij gaat naar de rechterkant van het podium en ik loop naar de tegenovergestelde kant, een overtuigde glimlach op mijn gezicht geplakt en sierlijk op mijn tenen.
      We hebben het geweldig gedaan.

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen