Foto bij Hoofdstuk 4

Nikolai kon zeggen dat het hem niets deed, maar Timo wist dat hij zou liegen. Hij had een hemd aangetrokken, terwijl hij normaal gezien enkel T-shirts droeg. Timo voelde zich op een bepaalde manier vereerd dat Nikolai die moeite had genomen. Nooit eerder had iemand zich speciaal opgemaakt voor hem. Hij kon doen alsof hij het niet doorhad, maar hij wist best dat meisjes hem alleen benaderden voor een snelle wip.
      Timo opende zijn mond om Nikolai te complimenteren met zijn outfit, maar Nikolai was hem voor. ‘Wat je ook denkt,’ waarschuwde Nikolai, ‘ik ben er honderd procent zeker van dat je het beter voor je houdt. Waar gaan we naartoe?’
      ‘Ik dacht aan een wandeling langs het strand. Het is mooi weer. Een ijsje misschien.’
      ‘Goedkoop. Doe je dat expres omdat jij moet betalen? Slechte eerste indruk.’
      ‘De volgende keer zal ik iets duurder regelen.’
      ‘Ik eet alleen in restaurants die sterren hebben, voor de duidelijkheid.’ Hij ontkende niet dat er een volgende keer zou komen. Timo wist dat hij niet mocht hopen, maar dat was moeilijk wanneer Nikolai hem telkens opnieuw hoop gaf. ‘Gaan we, of ga je daar eeuwig in de deur staan gapen?’
      ‘Nee, nee, we gaan!’
      De eerste afgang was toen Timo zijn auto verkeerd parkeerde. Op weg naar het strand realiseerde hij zich dat hij verkeerd stond en rende hij terug, maar in die tijd stak er al een bonnetje achter zijn ruitenwisser. Toen hij zijn auto verplaatste, lachtte Nikolai hem vierkant uit. Zijn tweede afgang was toen een meeuw ervoor zorgde dat zijn bol ijs op de grond viel. De derde keer verdween de zon achter de wolken en was hij vriendelijk genoeg om Nikolai zijn regenjas te geven, waardoor hij er zelf uitzag alsof hij in de zee was gesprongen. Zijn vierde fout was de beslissing om Zeeuwse mosselen te gaan eten in een klein restaurantje aan de kust; noch de frietjes, noch de mosselen waren te eten. Timo verslikte zich bijna in de eerste hap en dronk zijn cola in één teug op om de vieze smaak weg te spoelen. Nikolai deed het iets discreter, maar zag het na één hap ook bekeken.
      ‘Ik denk dat God niet wil dat je me meeneemt op date,’ glimlachte hij. Timo had gedacht dat Nikolai deze dag zou haten, maar nu ze tegenover elkaar zaten, leek hij alleen maar geamuseerd door alles wat er gebeurd was. ‘Dit is dus waarom ik alleen naar sterrenrestaurants ga.’
      ‘Geloof je in God?’
      ‘Natuurlijk niet. Ik geloof in de wetenschap. Jij wel?’ Nikolai knikte naar het kruisje dat rond Timo’s hals hing.
      ‘Het is van mijn opa,’ zei hij. ‘Niet echt omdat ik geloof. Ik heb geloofd, nu weet ik het niet meer. Vroeger hielp me het enorm, nu weet ik gewoon niet of het enig nut heeft.’
      ‘Je zou beter in iets anders geloven, zeg ik altijd. Zoals jezelf. Waarom heb je geloof nodig gehad?’
      ‘Iemand om wie ik heel veel gaf is weggegaan en ik heb haar nooit meer opnieuw gezien.’ Timo dacht terug aan die tijden op het veldje; aan de vergeetmenietjes die hem altijd deden denken aan de tijd die ze samen hadden doorgebracht. De bloemen waren het eeuwige symbool van hun vriendschap, die blijkbaar niet zoveel had betekend voor haar. Niet zoveel als het had betekend voor hem, in ieder geval.
      ‘Toen mijn vader stierf, heb ik ook gebeden,’ zei hij. ‘Het was mijn moeder die zei dat ik niet moest bidden tot God, maar tot mijn vader. Soms spreek ik nog tegen hem. En soms ook tegen…’
      Timo keek vragend op. ‘Wie?’
      ‘Ik spreek er liever niet over.’ Nikolai keek weg. ‘Zouden we nog langs de McDonalds kunnen gaan?’
      ‘Ik dacht dat jij helemaal in was voor kwaliteitsvoeding?’
      ‘Wil je me liever naar een sterrenrestaurant nemen dan?’ Nikolai glimlachte breed. ‘Geen bezwaar hier.’
      ‘Ik woon aan zee. We kunnen ook naar mijn huis gaan. Ik kan iets koken?’
      ‘Kun je koken?’
      ‘Ongeveer,’ zei Timo een beetje verlegen. ‘Zeker één gerecht.’
      Nikolai lachte. ‘Ik zal koken. Met dat ongeluk van jou zou je het fornuis nog in de fik steken. Gaan we langs de supermarkt? Ik ken een receptje dat iedereen zeker één keer in zijn leven geproefd moet hebben. Je gaat je smaakpapillen niet geloven.’
      Timo boog een beetje naar voren. ‘Ik ben benieuwd.’
      ‘Zet die smaakpapillen maar schrap, kanjer.’
      Zeno had gelijk. Hij zou Nikolai niet mogen gebruiken. Terwijl hij Nikolai meenam naar de supermarkt en toekeek hoe hij kookte, dacht hij na over een manier om zijn hart te sparen en de weddenschap te winnen.
      Hij moest een keuze maken. Misschien moest hij eens een keer kiezen voor iets anders dan zichzelf.

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen