Valentina Emily DuPont

Pas als ik gekalmeerd ben van mijn medicijnen, durf ik vanonder mijn wimpers naar Seth te kijken. Ik merk dat ik hem met één arm krampachtig vast houdt en ik probeer mijn arm te ontspannen. Mijn blik valt op de natte vlek op Seths shirt en beschaamd laat ik mijn vingers over de stof glijden, terwijl ik mijn arm terug naar mijn lichaam trek. De schaamte die door mijn lichaam trekt is bijna genoeg om me in een nieuwe paniekaanval te zenden en bijtend op mijn lip richt ik mijn ogen op de grassprietjes voor me.
      'Er was een... iets... en het praatte tegen me,' zeg ik zachtjes, zodat Seth het misschien wel helemaal niet gehoord heeft. Ik weet dat ik op zou moeten staan, maar ik kan mezelf er niet toe zetten. De geruststellende warme hand van Seth, die rondjes over mijn rug wrijft, zorgt ervoor dat ik me beschermd voel en ik ben bang dat als ik opsta dat dat gevoel verdwijnt.
      'Oké,' is het enige wat Seth zegt. Zijn stem klinkt niet verwijtend of veroordeeld, alleen bevestigend, alsof hij me op mijn woord gelooft, terwijl ik zelf weet hoe idioot dat geklonken moest hebben.
      Als ik opkijk naar het veld, zie ik maar één soort bloem tussen de groene grassprietjes, een boterbloempje. De bloesembomen zijn nergens te bekennen en het veldje van mijn dromen lijkt voor mijn ogen getransformeerd te zijn. Onbewust valt mijn mond open, heb ik me alles ingebeeld? Van de akelige, realistische stem tot de hele omgeving?
      Geschrokken kijk ik naar Seth. Zijn donkerbruine ogen ontmoeten mijn grijze en ik friemel met mijn vingers. 'Je hebt niets gezien, hè? Geen gedaante, geen twintig verschillende bloemetjes en bloesembomen?'
      Seth slikt hoorbaar en schudt na een moment van aarzeling zijn hoofd. Zijn ogen flitsen vlug van mijn gedaante naar de normale bomen in het normale veldje in het normale bos en weer terug. De uitdrukking op zijn gezicht is verontschuldigend, alsof het zijn fout is dat ik dingen zie die er niet zijn.
      Met een trillerige zucht laat ik mijn hoofd in mijn handen vallen. Mijn vingers vinden een paar plukken met haren en trekken er hardhandig aan, als een soort poging om mezelf tot het heden te roepen. 'Je moet vast denken dat ik gestoord ben, of niet?'
      'Nee,' antwoordt Seth vlug en vastbesloten, alsof ik op mijn hoofd ben gevallen om die vraag überhaupt te durven stellen. Zijn hand glijdt naar mijn schouder en hij geeft er een bemoedigend kneepje in. 'Ik denk dat je speciaal bent en dat je misschien dingen kunt die andere mensen niet kunnen.'
      Ik weet niet wat ik daarop moet zeggen. De enige gedachten die door mijn hoofd gaat is dat ik gek ben en dat ik thuis hoor in een verzorgingstehuis en niet in de armen van een jongen die ik pas een paar dagen ken en mijn vriend beweert te zijn. Hij, van alle mensen, zou moeten zeggen dat ik gestoord ben en een freak, omdat hij het met zijn eigen ogen gezien heeft. Maar nee.
      Ik krabbel overeind, mijn voeten stevig in de aarde onder me geplant, dus wanneer Lupus tegen me opspringt, ik niet omver val. Ik geef de keffende pup een aai over zijn bol en ik vraag me af of ik Lupus' gebrom en geblaf ook ingebeeld heb, of dat Lupus ook heeft gevoeld wat ik heb gevoeld en of hij heeft gezien wat ik heb gezien.
      Ik draai me om naar Seth en mijn blik valt opnieuw op de vlek die ik op zijn shirt veroorzaakt heb. Ik glimlach verontschuldigend. 'Het spijt me dat ik je shirt verpest heb.'
      Seth kijkt even naar de vlek en haalt vervolgens zijn schouders op, een oprechte glimlach op zijn kinderlijke gezicht. 'Het is toch een oud shirt, dus het maakt niets uit,' zegt hij nonchalant. 'Mijn moeder vertrouwt me niet met dure kleding, omdat ik toch altijd alles verniel.'
      Ik barst in lachen uit, blij dat de spanning langzaam mijn lichaam uit kan vloeien en vanonder mijn wimpers zie ik hoe Seth tevreden glimlacht, alsof hij iets bereikt heeft waar hij trots op is.

Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen