Het is allemaal zo snel gegaan, Het ene moment stonden we in de deuropening haar te bedreigen, het volgende moment lag ik op de grond zonder iets te kunnen doen. Alle lucht werd uit mijn lichaam geperst. Ik ben er zeker van dat ze me niet alleen voor de show op de grond duwde, maar ook zodat ik niet kon interfereren met dat rare licht tussen haar en Alia. Ik weet niet wat voor magie het was, maar de connectie die tussen hen hangt is sterk. Ik voel de macht hangen. Maar ze heeft gelijk, ik ben niet opgewassen tegen haar kracht. Nu ze verzwakt is met die magie is er een glimp van kans, maar dan raak ik Alia ook, en dat kan ik niet riskeren.
Nog geen woord heeft ze tegen me gesproken sinds we vertrokken zijn uit de bunker. Er is ook niemand achter ons aan gespurt. Dat had ik ook niet verwacht, het was zo onverwacht, zo bruut, de anderen moeten ook op hun plooi komen.
We zijn al een halve dag aan het lopen weg van de woestijn. Ik ken het hier niet, dus ik heb geen idee waar dit is. In twee dorpen zijn we langs andere mensen gekomen die ons raar aankeken, maar nergens zijn we gestopt om iets te eten of drinken. Het lijkt of ze geen nood heeft aan die basisbehoeften. Tot ze me plots stopt.
“Jij, zit daar neer”
Ze wijst naar een stenen bank. We zijn in het midden van nergens! Wat doet er hier een bank te doen? Ik moet eerst een goed plan verzinnen om aan haar te ontsnappen zonder dat Alia eronder moet lijden.
Zonder iets te zeggen loopt ze weg in de richting van een paar grote hoge bomen. Geen idee wat het zijn, ik heb er nog nooit over gelezen, maar dat is niet zo raar, ik hou niet zo van planten.
Ze strekt haar armen uit en de grote noten bovenaan bewegen onder de magie. Ik zie haar verbaasd naar haar handen staren. Ik denk dat de band tussen haar en Alia te veel kracht vraagt om voor de rest nog iets te kunnen uitbrengen.
Voorzichtig sta ik recht en loop ik naar haar toe.
“Mag ik?”
Nors kijkt ze me aan knikt ze.
“Iacerent Caeli” zeg ik. Ik weet al dat het iets met lucht werpen is. En daarmee kan ik die noten wel naar beneden krijgen.
Ik zie haar haar ogen optrekken. Het is duidelijk dat het niet meteen de spreuk was die zij zou gebruiken. Dus ik haal hulpeloos mijn schouders op. Ik heb nog geen tijd gehad om veel over magie te leren, in tegenstelling tot haar.
Gelukkig is mijn magie wel effectief, de noten vallen naar beneden. Ze kan maar net op tijd uit de weg springen zodat de grote noot alleen maar de zijkant van haar been raakt.
“Dat heeft Alia gevoeld” sist ze.
Ze grist twee noten van de grond en gooit er een mijn richting uit.
Met een vleugje magie scheurt haar noot open, maar ze biedt niet aan om de mijne open te maken. Ik weet niet of het is omdat ze niet genoeg magie heeft of omdat ze wil zien wat ik kan.
Ik let eerst op wat ze doet, die vreemde noot heeft haar aan de buitenkant en een witte vloeibare substantie binnenin.
Terwijl ze drinkt kijkt ze plots op.
“Wat? Nog nooit een kokosnoot gezien?”
ik schud van niet, maar ik heb ervan gehoord. Het is geen noot maar een steenvrucht. De witte substantie wordt kokosmelk genoemd. Het is heel voedzaam en groeit in warme gebieden waar genoeg water is.
Om de melk gemakkelijk uit de kokosnoot te krijgen zonder al te veel te verliezen kan je met een scherpe tak een gat maken in 1 van de zwarte ogen die aan de bovenkant te zien zijn. Één van deze ogen is zacht en goed te doorboren.
Naast de bank ligt een tak, ik pak deze op en steek hem in de kokosnoot. De tovenares kijkt me verbaasd aan.
“Als je het niet kent, hoe weet je dan wat je ermee moet doen?”
“Ik heb de vrucht nooit gezien, maar ik heb er wel over gelezen.”
Ik breng de vrucht naar mijn mond en drink van de opening. Het sap heeft eigenaardige smaak, maar het is lekker en verfrissend.
Wanneer ik klaar ben zie ik de tovenares weer nors naar het witte vezelige vruchtvlees kijken. Waarschijnlijk heeft ze weer magie geprobeerd om het los te krijgen en op te eten.
Zonder op te kijken begint ze aan de binnenkant te krabben en het zo stukje voor stukje op te eten. Ik wil hetzelfde doen, maar moet de vrucht eerst stukslaan op de bank.
Het vlees smaakt verrassend zoet, toch wel nootachtige smaak, misschien komt daar de naam vandaan?
Nadat we veel te lang in stilte naast elkaar zaten, kan ik mijn nieuwsgierigheid niet langer onder controle houden.
“Wie ben je, en waarom ontvoer je me.”
Ze kijkt me grijnzend aan.
“Ik heb je niet ontvoerd, je bent uit eigen beweging meegekomen, niet dan?”
Ze pauzeert even.
“Mijn naam is Nenja, maar het is nu nog geen tijd om je alles te vertellen.”
ik ben niet voldaan, maar het heeft geen zin er tegenin te gaan. Ik weet dat zij de leiding heeft en daar zal ik nooit door kunnen breken.
Zonder verder iets te zeggen staat ze op, loopt ze weg en wenkt ze mij met haar vinger.
Zwijgend gaan we verder op pad naar … ik weet zelfs niet naar waar we gaan. Hoe zou het de anderen ondertussen vergaan? Zouden ze mij zoeken of misschien zijn ze naar Philippe? Dat zou het slimste zijn, als ze bij hem naar informatie over Nenja gaan vragen, kan het zijn dat ze wel wat meer te weten gaan komen.
Nenja is eigenlijk wel een knap meisje, als ze niet opzettelijk iemand kwaadaardig aankijkt zijn haar ogen kastanjebruin met een nieuwsgierige glans. Ook haar haar, dat van verder zwart lijkt heeft een mooie bruine kleur. Als ze niet zo koelbloedig was, dan zou ze prachtig zijn. Volgens mij is die koelbloedigheid maar een masker. Er is veel meer met dit meisje dan je op het eerste zicht kan zien.
Tijdens het wandelen komen we allerlei dieren tegen die ik nog nooit gezien heb. Vooral de vogels zijn prachtig. Er is een heel grote vogel die ons al een tijdje volgt, ik ben er zeker van dat ook Nenja dat wel door heeft, maar het stoort haar niet. Het ziet eruit als een roofvogel, maar het heeft nog geen poging ondernomen om ons aan te vallen. Ik denk ook niet dat het gaat gebeuren.
Nog een eind verder komen we aan een eigenaardig huis. Al mijn zintuigen staan meteen op scherp. Ik voel de magie die hierbinnen leeft. Het is heel donkere magie, hoe ik dat weet, geen idee, maar het is zo. Ik wil hier niet naartoe, maar Nenja duidelijk wel.
“ik merk dat je tegenstribbelt, maar er gaat niets gebeuren, je gaat gewoon naar binnen, begrepen?”
Ze klinkt vriendelijker dan ik dacht, maar het is nog steeds dwingend. Ze duldt geen tegenspraak, zoveel is duidelijk.
Zwijgend volg ik haar naar de deur. De blauwe deur is versierd met allerlei lijnen en vreemde symbolen. Hoewel het op het eerste zicht chaotisch lijkt, zit er toch een zekere orde is. Het hoort allemaal bij elkaar, elke lijn is belangrijk. Alsof het een deel van een spreuk is, en dat is waarschijnlijk nog waar ook.
“Geïnteresseerd in de deur? Je hebt het waarschijnlijk wel begrepen, het is een beschermende spreuk, maar oh zo veel meer. Het is onzichtbaar voor de meeste mensen, maar niet voor Elfen. Vanaf dat we binnen zijn kan er niemand ons storen, ook kan je hiermee naar andere plaatsen in de gespleten wereld komen. Zo heb ik jullie weten te volgen Gale.”
Even was Nenja vergeten dat ze boosaardig moet zijn, snel loopt ze door naar de deur, fluistert iets en opent de deur.
“Naar binnen zonder zeuren Gale.”
Binnen is het gezellig maar druk, het haardvuur brandt, het is veel groter dan het lijkt aan de buitenkant. Het is maar één enkele ruimte, maar zo groot als een balzaal. Er hangen vele spiegels, schilderijen en standbeelden. Er is maar weinig ruimte om te bewegen, overal staat er wel iets.
“Je vindt het te druk, nietwaar?”
Nenja klinkt teleurgesteld, is dit haar echt thuis?
“Het is wennen, er staat heel veel, en het past niet allemaal bij elkaar.”
“Dan veranderen we dat toch gewoon.” Antwoordt ze met een glimlach.
ze loopt naar de muur vlak bij de deur, er hangt daar een klein groen plaatje. Ze gaat er vlakbij hangen en fluistert iets.
Onmiddellijk beginnen er veranderingen, de kamer verkleint, de spullen verdwijnen allemaal, stuk per stuk. Er blijft nog een spiegel en een standbeeld over. Op de grond verschijnt een berentapijt. Het begint allemaal op een kleine gezellige kampeerhut te lijken. De openhaard verandert van structuur, maar blijft ook aanwezig.
Nu pas merk ik dat ik met open mond blijf kijken.
“Dit lijkt je meer, is het niet?”
Ik kijk haar aan alsof ze niet van deze wereld is. Hoe verder we gaan in het avontuur, hoe magnifieker de dingen worden. Ik vraag me af of de anderen hetzelfde voelen, ook voor hen moeten deze magische veranderingen … magisch zijn. Niemand van het weeshuis zou ook maar het minste geloven van wat ik al meegemaakt heb. Hoe zou het nu met Lolan, Jenny en Alia zijn? Ik mis hen al, ondanks dat het nog geen dag geleden is dat ik hen gezien heb. Al waren het dan onder niet zo’n goede omstandigheden.
Ik kijk opzij naar Nenja, zou er ook voor haar familie zijn die ze mist? Of is ze een wees, net zoals wij?

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen