Als het Beest achter hem aan zou komen, zou hij zich niet eens kunnen verdedigen, schoot er door Gaston heen. Het enige wapen dat hij nog bezat was zijn smalle dolk, die meer voor de sier was bedoeld dan om echt schade aan te richten. Tegenover dat monster zou het niets uithalen. Zodra het Beest hem vond, was hij zo goed als dood. Er liep een nare rilling over Gaston’s rug en met een ruk maakte hij zich los van de muur waar hij steun bij had gezocht.
      Zover zou het niet komen, sprak Gaston zichzelf streng toe. Met nieuwe energie baande hij zichzelf een weg richting de uitgang, vastbesloten om er alles aan te doen om levend van deze verschrikkelijke plek weg te komen. Waar dat godvergeten monster zich ook ophield, Gaston zou al lang en breed gevlogen zijn tegen de tijd dat het erachter kwam dat hij was ontkomen.
      Moeizaam baande Gaston zich een weg naar de grote deuren, terwijl het kasteel rommelde en kraakte. Stukken van het plafond kwamen om de zoveel tijd onvoorspelbaar naar beneden vallen. Overal lagen scherven op de grond, opengevallen boeken en zelfs hier en daar toetsen van het klavecimbel. Meer dan eens gleed hij uit en kon hij zich maar ternauwernood overeind houden. De dreiging van het Beest was echter meer dan genoeg motivatie om de hardhouten deuren te willen bereiken. Hoe verder weg hij was, hoe moeilijker het voor het monster zou zijn om hem te vinden en te doden.
      Gaston durfde pas achterom te kijken toen hij het kasteel al lang uit was. Toen hij het bordes voorbij was had hij Philippe zien staan, het paard van Belle en Maurice. Zonder te twijfelen had hij de leidsels van het dier genomen en op zijn rug geklommen en weggereden. Vlak voor het enorme gietijzeren hek wierp hij één blik achterom naar de toren waar al het onheil was begonnen. De ijskoude wind rukte aan zijn kleren en gierde om zijn hoofd. Gaston kneep zijn ogen samen en hief zijn hand op om zijn ogen te beschermen tegen de kleine stukjes ijs die zich inmiddels door de wind lieten meesleuren en in zijn gezicht sneden. Het monster was nergens te bekennen. Misschien was het uiteindelijk toch gestorven aan zijn verwondingen, hoopte Gaston. Maar diep van binnen wist hij ook wel dat dat niet het geval zou zijn.
      Nu hij op een veilige afstand stond, kon hij pas echt goed zien hoe slecht het kasteel eraan toe was. Om de zoveel seconden trok er een nieuwe beving door de grond en kreunde en piepte het hele bouwwerk. Torens verbrokkelden en stortten met een daverend geraas in elkaar. Grote brokken steen vielen met een noodvaart naar beneden en sleurden andere stukken met zich mee. Waar het Beest ook mocht zitten, Gaston hoopte dat het neervallende puin het monster zou raken en zou doden.
      Met een grimmige uitdrukking op zijn gezicht trok de man aan de teugels en drukte ruw zijn hakken in de flanken van het paard.
      ‘Vooruit!’ Hij joeg het dier tot een galop en verdween het donkere bos in. Maurice had gesproken over wolven, maar Gaston kwam er niet eentje tegen. Misschien waren de dieren afgeschrikt geweest door de boze menigte van eerder, of misschien had hij gewoon geluk. De wolven lieten zich niet zien.
      Pas het moment dat Gaston de waterige zonnestralen van de vroege zomermorgen op zijn gezicht voelde, trok de laatste spanning uit zijn schouders en maakte de adrenaline plaats voor vermoeidheid. Een halve glimlach beroerde zijn lippen, in de wetenschap dat hij het overleefd had. De problemen waren voorbij en hij waande zich eindelijk veilig.
      ‘Kom op Philippe,’ mompelde hij, terwijl hij zacht aan de teugels trok. ‘We gaan naar huis.’
      Hoewel Gaston ergens wel wist dat dit verhaal nog niet was afgelopen, had hij nooit kunnen vermoeden dat de problemen nog maar net begonnen waren en dat het heel veel had gescheeld als hij toen naar het westen was gereden, in plaats van naar het noorden.

Ver achter hem rommelde het kasteel nog een laatste keer, trillend in haar fundamenten. De sneeuwstorm was opgehouden en de striemende wind was gaan liggen. De donkere wolken die nu al zo lang een duistere schaduw over het bouwwerk hadden geworpen, werden steeds lichter. Hier en daar brak er al een zonnestraal door het wolkendek heen en deed een eerste dappere poging om de sneeuw op het gazon te doen smelten.
      Heel even leek alles stil te staan terwijl de zon doorbrak en de plek voor het eerst in jaren door zonnestralen werd beroerd, tot het kasteel plotseling met een donderend geraas in elkaar stortte. Het gehele bouwwerk viel op hetzelfde moment in puin uiteen. Toen de stofwolk opgetrokken was, restte van het eens prachtige kasteel niets meer dan een berg puin.
      In de loop der tijd zou de natuur de plek zich weer toe-eigenen. Nieuw groen zou de donkere stenen bedekken, totdat het uiteindelijk nooit meer denkbaar zou zijn dat er ooit een kasteel gestaan had.

Reageer (4)

  • Ringwraith

    Ik vind vooral die voorspellende zin dat hij beter de andere kant op had kunnen rijden heel tof ^^

    5 jaar geleden
  • Laleah

    Ik vind het heel mooi geschreven hoor Froukje! Niets te zien van die writersblock! Gewoon weer prachtig!

    5 jaar geleden
  • Phlegethon

    Mijn punt van dat dit me benieuwd maakt naar de rest van dit verhaal en dat het heel mooi beschreven is, staat nog steeds.
    En writersblocks kunnen vervelend zijn ja. Maar komt vast goed (:

    5 jaar geleden
  • Slughorn

    Wauw gaaf ^^
    Ben benieuwd naar meer (:

    5 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen