Het hele vertrek was doodstil geworden na de beschuldigende woorden van de kleermaker. Een kille hand klemde zich om Gaston’s hart toen hij Raymonds blik ontmoette. De man was zeker van zijn zaak, dat was wel duidelijk. Gaston dacht zeker geweten te hebben dat niemand gezien had wat hij Belle had aangedaan. De hele toren was niet veel later naar beneden gekomen, dus elke toeschouwer zou het überhaupt niet overleefd kunnen hebben.
      Tenzij hij helemaal niet in het kasteel was. Gaston voelde de hitte naar zijn wangen stijgen. Misschien was er dan wel niemand in de toren zelf geweest, maar niets had de dorpelingen op het bordes van het kasteel ervan weerhouden om omhoog te kijken. Het zou goed kunnen dat inderdaad iemand het schot had gehoord en omhooggekeken had. Gaston vervloekte zichzelf in stilte om zijn onzorgvuldigheid. Toen hij nog eens opkeek naar Raymond, viel het hem op hoe de stilte in het vertrek haast leek te zoemen van energie. Te laat besefte hij dat hij antwoord moest geven, moest ontkennen.
      ‘Ik weet niet waar je het over hebt, Dubois.’ Gaston klemde zijn vingers om zijn kroes bier en wendde zijn blik af. ‘Belle- Ik zal het mijzelf nooit vergeven dat ik niet op tijd bij haar was, maar ik heb haar niet vermoord.’ De kleermaker leek niet op zijn minst overtuigd. Hij deed een aantal stappen naar voren en wees met een priemende vinger naar Gaston, die hem standvastig probeerde te negeren, maar daar niet in slaagde.
      ‘Je liegt. Mijn zoon heeft met zijn eigen ogen gezien hoe je haar in koelen bloede hebt neergeschoten! Dat was de reden dat het Beest nog leefde, omdat jij de kogel al aan haar leven had verspild.’
      ‘Waar zijn je bewijzen, Dubois?’ Gaston’s stem klonk hard over het geroezemoes van de dorpelingen heen. Met een ruk keek hij weer op naar Raymond. Hij had dan misschien een fout gemaakt, maar hij was niet van plan om zomaar om te rollen en voor dood te spelen. Hij zou niet opgeven zonder te vechten voor zijn naam en reputatie. ‘Eén man, is geen man. Die jongen kan alles verzonnen hebben, simpelweg om eens belangrijk te zijn. Dit bewijst niets.’ Maar Raymond gaf zich nog niet gewonnen. In tegendeel, hij begon zelfs te lachen.
      ‘Jij wil bewijzen? Die zijn er genoeg. Je hebt Maurice achtergelaten in het bos, vastgebonden aan een boom en buiten westen, om door de wolven verslonden te worden. Enkel omdat hij de waarheid vertelde. Het is aan Agatha te danken dat hij zelfs nog in leven is.’ Gaston snoof.
      ‘We hadden al vastgesteld dat dat niet waar-’
      ‘Maurice blijkt al die tijd over alles al de waarheid vertelt te hebben, Gaston. Het kasteel bestond echt en het kwam tot leven. En het Beest waar hij over sprak, bestond uit vlees en bloed. Waarom zou zijn verhaal over jou dan niet waar zijn?’ Een triomfantelijke grijns speelde om Raymonds lippen. Hij had al verwacht dat Gaston op deze manier zich onder de beschuldiging uit zou praten en had zitten broeden op tegenargumenten. ‘Bovendien waren er naast goede oude Maurice nog twee getuigen. Agathe en-’ nog voordat Raymond zijn zin kon afmaken, voelde Gaston zijn zelfvertrouwen terugkeren, ‘LeFou!’
      Natuurlijk. LeFou had al eerder voor hem gelogen en er bestond geen twijfel dat hij dat weer zou doen. Gaston probeerde een grijns te verbergen. Dubois wist niet welke teleurstelling hem te wachten stond. Als LeFou opnieuw zou getuigen dat Maurice onzin sprak, had de kleermaker geen poot meer om op te staan. Misschien zou deze rampzalige nacht toch nog met een positieve noot afgesloten kunnen worden.
      Gaston nam nog een slok bier en draaide zich toen om naar het gedrongen mannetje dat zich in de hoek van het vertrek verschanst had. LeFou leek absoluut niet blij te zijn met het feit dat plotseling alle aandacht op hem gevestigd was en leek een beetje bleek weggetrokken. Behalve nervositeit, leek er echter ook nog een andere uitdrukking over zijn gezicht te flitsen, eentje die Gaston niet helemaal herkende en begreep. Toch stond hij op.
      ‘LeFou, vertel deze mensen eens de waarheid en niets anders dan de waarheid. Hebben wij Maurice iets aangedaan?’ Dat was een slimme zet, vond hij zelf. Door het zo te formuleren alsof LeFou zelf ook had meegedaan aan het misdrijf, zou hij nog minder geneigd zijn om de echte waarheid te vertellen. Echter leek de kleermaker het ook door te hebben, want hij banjerde recht op LeFou af. Even wisselden de twee een paar zachte woorden uit, voordat de kleermaker weer overeind kwam en LeFou een stapje naar voren deed. Het geroezemoes in de herberg nam af, tot het doodstil werd.
      ‘Gaston…’ even wierp hij de man een blik toe, waarna hij diep ademhaalde alsof hij iets van zich afzette. ‘Is schuldig!’
      Het bloed bevroor in Gaston’s aderen, terwijl hij ontzet naar zijn vroegere vriend staarde. Het duurde echter niet lang voordat een sidderende woede het verraad wegbrandde en Gaston zijn venijnige blik weer op de kleermaker richtte. Hij zou Dubois ruïneren.
      ‘Jullie horen het,’ ging die vol triomf verder. ‘Dat maakt je onherroepelijk schuldig aan poging tot moord, met drie getuigen. Als je hierover gelogen hebt, waarover dan nog meer? Er is nog een getuige die kan bevestigen dat je deze keer echt iemand hebt vermoord, en er is niets om op terug te komen.’ Gaston kon niets anders dan woest een paar woorden sputteren, voordat Raymond alweer verder ging. ‘En wie zijn jou gevolgd naar het hol van de leeuw?’ Deze keer gaf hij niet zelf antwoord, maar de dorpelingen die het conflict voelden aankomen. Stuk voor stuk waren ze boos en bang door de mislukte invasie op het kasteel. Het zat in de natuur van de mens om de schuld op iemand af te willen schuiven, en deze keer was dat Gaston.
      ‘Wij zijn hem gevolgd,’ riepen ze allemaal tegelijk, als uit één mond.
      ‘Precies!’ schreeuwde Raymond, die op een tafel was gaan staan. ‘En wiens schuld is het dat wij daar moesten vechten en ploeteren voor ons leven? Nou?’
      ‘Die van Gaston!’ Deze voelde hoe alle moed hem diep in de schoenen zonk. Vol afgrijzen zag hij aan hoe Raymond de menigte opzweepte en hoe ze naar hem luisterde. Twee mannen grepen Gaston stevig bij zijn schouders, om te voorkomen dat hij in de commotie weg zou glippen, waardoor hij geforceerd werd om ook het laatste stukje van Raymonds plan te horen.
      ‘Wie is er dan verantwoordelijk,’ spuugde Raymon, met een gezicht vertrokken van walging en woede, ‘voor de dood van onze vrienden en familie die voor altijd in het kasteel zijn achtergebleven omdat ze luisterden naar de woorden van deze slang?’
      ‘Gaston!’ Dit was precies waar de kleermaker al die tijd op uit was geweest, Gaston las het in zijn ogen. De man draaide zich met een rood hoofd van opwinding naar hem om en wees met een priemende vinger in zijn richting
      ‘Dood aan het Beest!’

Ah, de ironie. Was dat niet precies wat Gaston zelf zo uitbundig had geschreeuwd, de avond ervoor? Nu werden de woorden triomfantelijk recht in zijn gezicht terug gesmeten. Vol ontzetting had Gaston toegekeken hoe de kleermaker langzaam maar zeker grip op de menigte kreeg en haar tegen hem ophitste. Hij kon er niets aan veranderen. De menigte had gesproken en Raymond had gelijk gekregen. Het was voorbij.

Reageer (2)

  • Slughorn

    Nice dat LeFou eindelijk loskomt van Gaston.
    (Ergens vind ik het nu jammer dat ik mijn username heb verandert, anders had ik zoiets gereageerd: Je kunt mij de schuld niet in de schoenen schuiven, Gaston! Jij bent zelf een beest hier!)

    5 jaar geleden
  • Phlegethon

    Nice dat LeFou zich losmaakt van Gaston en meer voor zichzelf en wat de waarheid is gaat nu.
    ‘Dood aan het Beest!’ is inderdaad mooie ironie.
    En Gaston kan wel wraak willen nu, maar misschien moet hij eerst een horde boze dorpelingen zien te overleven voor hij over die wraak na kan gaan denken.

    5 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen