||Cara Roseanne Cullen

Ik barst in lachen uit als ik een foto van meer dan zestien jaar geleden zie. Althans, dat is zo, als de datum op de achterkant van de foto klopt. 24 augustus 2002. Het is zo lang geleden, maar herken mezelf in de foto zonder ook maar enkele moeite. Ik zit op schoot bij niemand minder dan Jasper Hale en het is duidelijk te zien dat Jasper het er niet mee eens is. Mijn vader heeft altijd al beweerd dat ik een actieve baby was, maar nu is het toch echt duidelijk te zien. Ik lig half over Jaspers schoot, proberend om weg te kruipen, terwijl Jasper met een opgetrokken neus op me neer kijkt, alsof hij nog nooit zo'n ongemanierde baby gezien heeft. Ongelijk kan ik hem moeilijk geven.
      Met een zuchtje leg ik de foto terug in de doos en pak ik een stuk plastic eruit. Het duurt me even, maar uiteindelijk herken in het als mijn eerste speen, waar bijna niets meer van over is.
      Zachtjes wrijf ik over het zachte plastic vol tandafdrukken dat er uiteindelijk voor gezorgd heeft dat ik twee jaar een beugel moest verdragen op de jonge leeftijd van dertien jaar. Van wat ik de verhalen van mijn moeder over mijn wilde jeugd kan herinneren, weet ik dat mijn speen vroeger mijn ware liefde was. Totdat ik Demetri ontmoette en mijn leven een draai van honderdtachtig graden maakte.
      Zachtjes bijt ik op mijn lip, maar in tegenstelling tot vroeger, doorboren mijn tanden mijn lip niet meer. Mijn tanden zijn misschien wel tien keer zo scherp geworden, maar mijn huid is zo hard als graniet. Al die veranderingen zijn zo moeilijk, maar tegelijkertijd ook zo makkelijk om aan te wennen. Aan de ene kant lijkt het alsof ik nooit anders dan dit geleefd heb, omdat mijn herinneringen van mijn mensenleven vaag en pijnlijk zijn. maar aan de andere kant, zijn diezelfde ongedetailleerde herinneringen en objecten zoals de speen die ik in mijn handen heb, datgene wat het onmogelijk maakt om te vergeten dat er juist andere tijden waren.
      Ik voel hoe mijn ogen branden, maar er loopt geen enkel zoute traan over mijn wang. En dat doet me herinneren aan een sprookje van Hans Andersen. "Maar een zeemeermin heeft geen tranen, en daarom lijdt ze just zoveel meer."
      Ik vraag me af of hetzelfde voor vampiers geldt, maar stiekem weet ik het antwoord al. Ja.
      Enigszins verdrietig, anderzijds dankbaar voor deze herinneringen, laat ik mijn blik afdwalen naar de speen in mijn handen. Tot mijn grote verbazing voel ik nu pas hoe egaal en effen het plastic is en er geen enkele tandafdruk meer te zien is. Er rolt een kreet vol ongenoegen over mijn lippen en geschrokken laat ik de speen op de grond vallen. Dat was absoluut niet de bedoeling.
      Met grote ogen kijk ik toe hoe het plastic langzaam weer terug vormt naar zijn eerdere vorm, vervaagd en verbeten, maar ik durf de speen niet opnieuw op te pakken. Ik kan het niet helpen om mezelf af te vragen of mijn ogen me voor de gek hebben gehouden, aangezien de speen nu weer terug is in zijn oude staat, maar dat lijkt me niet. Alleen mensenogen houden je voor de gek wanneer je emoties te hoog op spelen. Toch?
      Mijn hersenen registeren hoe op een razendsnel tempo een stel voetstappen richting mijn kamer komen. Voor een moment raak ik in paniek, want hoe kan ik die speen zo snel mogelijk verbergen?, maar dan is het alsof er een pop-up melding in mijn hersenen te voorschijn komt met de mededeling dat ik minstens zo snel kan zijn. Oh ja.
      Vliegensvlug pak ik de speen met mijn duim en wijsvinger, alsof het besmet is met een overdraagbare ziekte en al minstens zo snel gooi ik het in de doos vol herinneringen. Binnen een fractie van een seconde heb ik de deksel op de doos gedrukt en het karton onder mijn bed geschoven.
      En net op tijd, want Demetri komt zonder aarzelen mijn kamer binnen gestormd alsof er een moord heeft plaatsgevonden. Zijn ogen scannen mijn lichaam alsof ik degene ben die mogelijk aangevallen is en uitdagend trek ik een wenkbrauw op.
      'En wat nou, Demetri, als ik me aan het omkleden was?' vraag ik, terwijl ik op een menselijk tempo opsta en de onzichtbare stof van mijn kleding klop. Langzaam laat ik mijn ogen omhoog glijden, tot ik Demetri's blik ontmoet, maar die straalt een en al serieusheid uit.
      'Niet grappig,' antwoordt Demetri bloedserieus, terwijl ook hij zijn armen over elkaar slaat. 'Wat was er mis?'
      Ik rol met mijn ogen om zijn gevoel voor humor, of het gebrek daaraan en draai me nonchalant om. Even twijfel ik om hem te vertellen wat er zojuist gebeurd is, maar ik besluit het niet te doen.
      Ik plof op mijn bed en haal mijn schouders op. 'Niets.'

Reageer (1)

  • VampireMouse

    JAAAAAAAAAA happy me!!! Thank you!! dankjewel voor dit deeltje, je maakt mij heel gelukkig!!!
    Snel verder <3<3<3

    5 jaar geleden
    • Fantasy_World

      Hahahaha. Ja dan als je je omkleden was tjaa had je een beschaamd momentje gehad en Demetri de meest leuke hahahahhahaha. Dat zijn venten eh...

      5 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen