Tot nu toe is dit nog geen enkele keer gelezen, maar ik blijf optimistisch. Geen mensen die kunnen zeggen: "Zie eens wat een ramp ik hier heb gevonden! Dat iemand zoiets schrijft, niet te geloven." Bovendien kan ik nu ook beweren dat iedereen die aan mijn verhaal is begonnen alle hoofdstukken heeft gelezen. Oké, ik geef toe, als je dit leest, dan klopt mijn theorie niet meer, en als niemand hem leest, dan weet niemand dat hij klopt. Maar toch, ergens heeft het ook iets positiefs als niemand mijn verhaal leest.

Will en Arnaut waren weer gestopt voor de nacht. De grens van Noordam, waar Gilan rondhing, kwam met de dag dichter, en nu waren ze al halverwege het laatste leen dat hun van hun bestemming scheidde. Will had die dag een konijntje geschoten en op een heerlijke wijze klaargemaakt. Arnaut slaakte een genietende zucht terwijl hij in één teug zijn halve kop koffie naar binnen goot. "Er gaat toch niets boven een goede maaltijd een kop koffie na een lange en vermoeiende dag," zuchtte hij. Will was het hier niet mee eens. "Jawel, hoor, " zei hij, "Ik ben persoonlijk meer fan van een goede maaltijd en twee koppen koffie na een vermoeiende dag. Of nog beter, na een dag helemaal niets vermoeiends gedaan te hebben. Arnaut schonk hem een kwaadaardige blik, die op Wills onverstoorbare gezichtsuitdrukking leek af te ketsen. Arnaut bekeek de ontspannen gedaante voor hem, die half leek weg te doezelen. Hij grinnikte in zichzelf toen hij bedacht dat jagers verondersteld werden altijd de oplettendheid zelve te zijn. De jonge voor hem lag zo vredig op de grond te rusten dat hij zich niet kon voorstellen dat hij echt zo gevaarlijk kon zijn. Het volgende moment viel hij bijna achterover van schrik toen de onwaakzame gestalte, die eerst nog zo onschuldig had geglimlacht, plots al zijn spieren spande, in één beweging recht sprong en ondertussen zijn boog mee griste. Nu trok hij ook snel een pijl uit de koker die bij zijn voeten op de grond lag en vliegensvlug mikte hij op een grote struik die er in alle rust bij lag, op het wuiven van de wind na. Arnaut bekeek de dichtbegroeide grond nog eens goed en besloot dat er niets abnormaals aan te zien was. "Will," begon hij rustig, "ben je de laatste tijd niet wat overspannen? Met Halt die niet mee is en Gilan die..." "Ssst!" beet Will hem toe. "Ik probeer te luisteren." Arnaut spitste zijn oren, maar hoorde het eerste moment niets, buiten het fluiten van een groep onzichtbare vogels. Hij geloofde niet dat Will plots zo'n trek had gekregen in duif, dus spitste hij zijn oren nog beter. Er was enkel het ruisen van de wind door de bladeren. Toch niet het geruis van een verdacht individu door de struiken, dacht hij. "Kom tevoorschijn," commandeerde wil tegen de planten. Die bleven met hun wortels netjes in de grond zitten. "Ik hoor je wel, laat je nu onmiddellijk zien of je bent er geweest." Om zijn woorden kracht bij te zetten spande Will zijn boog, om te tonen dat hij het meende. Ach ja, dacht Arnaut, als hij zo nodig ook om de natuur moest oefenen, zoals hij professioneel een boom te lijf was gegaan, dan moest Will dat ook maar doen. Er hing een voelbare spanning tussen de boogschutter en de struik. Uiteindelijk besloot Will dat het genoeg was geweest, want hij liet zijn boog zakken. Arnaut dacht even dat zijn vriend gerustgesteld was, maar het volgende moment kwam de boog weer vliegensvlug omhoog om een pijl het struikgewas in te jagen. Will had het schijnbaar opgegeven om de vijand, die er volgens hem verborgen zat, het volgende moment te verassen. Toen de pijl insloeg, klonk er een verschrikte kreet uit te struik. Eigenlijk niet meer dan een luide zucht, maar deze keer had Arnaut het ook goed gehoord, en hij trok langzaam zijn zwaard uit de schede. Will pakte een nieuwe pijl een legde aan. "En nu kom je er onmiddellijk uit, of ik schiet echt raak." Er gebeurde niets. Toen ving Wills scherpe blik een minieme beweging op, eigenlijk niet meer dan een takje dat terugsprong in zijn oude positie. Even later gebeurde een paar centimeter verderop hetzelfde. De persoon die in de bossen verborgen zat probeerde beetje bij beetje weg te sluipen. En aangezien de haast onzichtbare bewegingen van de struik leken op het werk van de wind, bedacht Will dat er maar een persoon kon zijn die hen zou willen bespieden en er daarna zo onzichtbaar als een briesje weer vandoor kon gaan. Wills hartslag verdubbelde. "Gilan, denk maar niet dat je zomaar weg kan glippen, je bewegingen verraden je positie. Je bent goed, maar net niet zo goed dat je hier zomaar vanaf komt. Je hebt nog precies twintig seconden, als je dan niet hier bent, schiet ik, en aangezien ik je niet kan zien, zou ik je wel eens per ongeluk helemaal dood kunnen schieten." Enkele seconden bleef het stil, terwijl hij zich afvroeg of hij wel echt naar zijn vriend zou durven schieten. Hij vreesde van niet en hoopte maar dat Gilan zijn stem niet zo had horen trillen, want als hij hem een keer liet ontsnappen, zou hun opdracht waarschijnlijk een heel stuk moeilijker worden. Gelukkig voor hem hoefde hij die keuze niet te maken, want nu kroop er iemand overduidelijk in zijn richting, zonder zelfs te proberen om het ongezien zou doen. Even vroeg Will zich af of de andere jager zich echt over zou geven, want het kon ook gebeuren dat hij uit de struiken sprong en naar zijn boog greep. Die gedachte schudde hij van zich af, want zij waren met twee en bovendien had Will zijn boog al op de naderende gedaante gericht. Hij meende nu tussen de takken ook al vlekken van een jagersmantel te zien bewegen. Het volgende moment weken de laatste takken uiteen. Tot zijn verbazing dook er een kleine, beverige gestalte op. Een magere figuur keek hem met bange ogen aan. "Ik ben Gilan niet," zei hij zonder veel stem. "Ik ben Thomas."

Will herkende nu inderdaad de leerlingjager die bij de laatste grote vergadering was afgestudeerd. Enerzijds vond hij het wel jammer dat hij Gilan nog niet te pakken had, maar anderzijds was hij ook wel opgelucht dat het vervelende moment nog even uitgesteld werd. Hij richtte zijn blik weer tot de verlegen jager voor hem. "En waarom zat je ons te bespioneren?" Het mocht dan wel Gilan niet zijn, het bleef toch maar een verdachte zaak. Misschien werkten ze wel samen. Thomas wierp een nerveuze blik op de grote boog en stotterde toen zachtjes een antwoord. "Ik zag rook vlak bij mijn huisje, en ik wou weten wie er zo vlakbij kampeerde, dus besloot ik eens een kijkje te nemen." Terwijl hij sprak schraapte zijn ene voet over de bosgrond, waardoor de bladeren opzij geduwd werden. Will hing zijn boog terug over zijn schouder, tevreden met deze verklaring, maar de jonge grijze jager ging verder. "Toen hoorde ik jullie over Gilan praten, dus werd ik nieuwsgierig en bleef ik nog even liggen. Ik heb de laatste tijd namelijk nog wat verontrustende dingen over hem opgevangen." Daar stopte hij, want hij kende Will en wist dat hij goed bevriend was met Gilan. "Dan was dat bericht aan Crowley waarschijnlijk ook van jouw afkomstig." zei hij nadenkend. Toen hij de schuldbewuste blik in Thomas' ogen zag, voegde hij daar snel aan toe: "Het was goed dat je dat hebt laten weten. Wij zijn gestuurd om de geruchten verder te onderzoeken." Plots nam Arnaut, die een tijd stil was geweest van verbazing, het woord. "Zeg eens, Thomas, hoe lang lag jij ons daar eigenlijk al te begluren?" Hij bedacht net dat het al een tijdje geleden was dat ze over Gilan hadden gepraat. Bij die vraag kromp de jonge jager ineen. "Ik vermoed een uurtje ofzo," zei hij langzaam, terwijl zijn blik heen en weer over de grond schoot. "Ik hoopte nog wat meer te weten te komen. Mijn mentor zei ook al dat mijn nieuwsgierigheid me vroeg of laat in de problemen zou brengen." Arnaut zond Will een veelbetekenende grijns. Will leed aan exact hetzelfde kwaal als de rest van het korps. Er zat hem echter iets anders dwars. "Arnaut," zei hij bijna paniekerig. "Ik heb hem al die tijd niet opgemerkt. Halt zou me vermoorden als hij er achter kwam." "Mijn mentor zou me anders ook kunnen neerschieten als hij hoorde dat ik zo lomp ben geweest om me te laten betrappen." Thomas leek een stuk van zijn zelfzekerheid terug te winnen en schonk Will nu zijn breedste grijns. "Hij verweet me al altijd dat ik als een leger wargals klonk dat door de bossen marcheerde, wanneer ik me probeer terug te trekken. Al is dat volgens mij zo erg nog niet. Ik heb nog nooit een leger wargals in een bos kunnen betrappen." "Ik stel voor dat we over deze gebeurtenis zwijgen tegenover de anderen, dan komen we er allebei een stuk beter uit," lachte Will, al vertelde iets in Arnauts blik hem dat hun geheim niet voor lang geheim zou blijven.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen