Voor de mensen die mijn verhaal tot hier toe hebben kunnen uithouden en zich afvragen waar die tweeling nu blijft: hij zit ook nog niet in dit hoofdstuk.

"Veel succes ermee. Als je me nodig hebt mag je me altijd vragen om te helpen. En vergeet niet op de terugtocht te vertellen hoe het nu zat met dat gedoe over Gilan." Met die woorden verdween Thomas weer naar zijn huis. Arnaut gaf schopper de sporen en ze vervolgden hun weg. Will keek op de kaart. "Hier niet zo ver vandaan in het zuiden ligt er een dorpje, ik stel voor dat we daar heen gaan voor vannacht. Dan komen we al dichter bij Gilan in de buurt en kunnen we eens luisteren naar de verhalen die er de ronde doen." Arnaut zond hem een vrolijke grijns. "Ik denk dat ik het voor die ene keer niet zal zijn die alle aandacht opeist. Denk je dat ze veel zullen zeggen tegen een Grijze Jager die vraagt of ze toevallig ergens een Grijze Jager hebben gezien?" Will zond hem een verveelde blik. "Jaja, lach er maar mee, we informeren naar een Jager met een zwaard. Ik denk trouwens dat we er misschien niet eens naar hoeven te vragen, want volgens Thomas kreeg iedereen die zich in de buurt van Noordam begaf of hij nu wilde of niet het hele verhaal te horen." Arnaut deed alsof hij het verkeerd begrepen had. "Ja, maar een Grijze Jager met een zwaard, dat is toch exact een beschrijving van ons. Jij bent de Jager en ik ben het Zwaard." "Ben ik even gelukkig dat een geslepen stuk ijzer niet kan praten," gromde Will, terwijl hij Trek aanspoorde om een paar meter voorsprong op Schopper te nemen. Arnaut reed hem vrolijk lachend achterna.

Ze waren nog maar een halve dag onderweg toen ze een ruiter in de verte zagen naderen. De man liet zijn paard zo snel gaan als hij maar kon, en Will schatte dat hij hen in twee minuten bereikt zou hebben. Hij hield Trek in en probeerde tegen de zon in te kijken naar de snel naderende gedaante. Terwijl het hoefgetrappel langzaam luider werd, begon hij de vormen duidelijker te zien. Het was maar een klein beestje, net als de berijder, zag hij. En een paar tellen later zag hij ook het flapperen van een gevlekte mantel. Arnaut had zijn paard nu ook omgedraaid en kwam naast hem staan. "Zou Thomas iets vergeten zijn?" vroeg hij. Hij stelde zich al voor dat Gilan er in geslaagd was een leger huurmoordenaars rond zich te verzamelen om elke lastpost uit de weg te ruimen, maar dat Thomas dat detail was vergeten te vertellen. "Nee, het is Thomas niet," antwoorde Will. Hij kende die figuur van ergens. Eigenlijk kwam die vorm hem heel vertrouwd voor, al kon hij hem nog niet onmiddelijk thuis brengen. Toen was hij dicht genoeg om duidelijk gezien te worden. "Het is Halt," fluisterde Will verbaasd.

Zijn oude leermeester had zijn kap over zijn hoofd geslagen, maar dan nog was hij duidelijk te herkennen. De twee vrienden wachtten geduldig tot hij hen had ingehaald. Pas toen Abelard tussen hen stopte, zagen ze hoe uitgeput het dier was, en een vermoeid jagerspaard, dat kwam je niet iedere dag tegen, wisten ze. Ook Halt zag eruit alsof hij elk moment uit het zadel kon tuimelen. Zijn ogen zagen er rood uit en zijn huid was bijna doorzichtig. Will besefte dat de twee dagenlang aan een stuk hadden gereden, misschien zelfs zonder één pauze. Plots begon hij zich vreselijk ongerust te maken. Er moest wel iets vreselijks aan de hand zijn, want hij wist dat, hoe veel haast een jager ook had, hij nooit zijn paard dagen aan een stuk in volle galop zou laten doorrennen. Dat was zelfs een van de eerste dingen geweest die dezelfde Halt hem geleerd had, en die hij vijf jaar van zijn leven telkens weer te horen had gekregen. "Halt, wat is er gebeurd?" hij ondersteunde de oude jager die eruit zag alsof hij elk moment van zijn paard kon glijden, als dat paard onder hem tegen die tijd nog niet door zijn benen was gezakt. Halt opende zijn mond om te antwoorden, maar er kwam alleen een zwaar gehijg uit. "Zullen we even afstappen om daar aan de kant van de weg even te praten?" stelde Will voor, en om te rusten, dacht hij er achter aan, maar dat zei hij niet want hij wist dat Halt hen nooit zou willen ophouden. De Grijze Jager knikte en steeg af, waarna hij zich op een brede strook gras langs het pad liet zakken. "Vertel het maar," zei Will terwijl hij erbij kwam zitten.

Halt wachtte een paar seconden en begon toen te praten. "Crowley heeft me gestuurd," zei hij, "om te helpen." Will en Arnaut wisselden een snelle blik, want ze wisten dat deze juist moeite had gedaan hem erbuiten te houden. "Hij heeft me een brief gestuurd over wat er allemaal aan de hand is met Gilan. Hij dacht dat jullie het misschien niet alleen aan konden." Daar geloofde Will niets van, want hij kende Crowley, die schatte opdrachten meestal goed in en was niet iemand die zo snel op zijn besluit terug zou komen. En hij kende nog beter de koppigheid van Halt als hij een vaag vermoeden opving, om alles tot op de draad uit te zoeken, en hij wist ook dat deze Jager zich nooit zomaar aan de kant liet schuiven. "Echt waar, hij zit in mijn tas. Halt probeerde op te staan en rijkte naar de zadeltas van Abelard, maar het slaaptekort en de lange rit hadden hun tol geëist, dus zakte hij weer hulpeloos op de grond. Arnaut was al opgestaan en stond nu in de zak te rommelen. Ondanks zijn vermoeidheid staarde Abelard hem nieuwsgierig aan. Het paard kon dan wel niet gestolen worden, maar nu bedacht hij dat hij nooit iets had geleerd als het ging om diefstal van een lading. Toen besloot het dier dat het maar het probleem van zijn berijder zou zijn, en hij graasde rustig verder. Arnaut had ondertussen de brief gevonden en overhandigde die aan Will. Hij zweeg maar over het feit dat de brief verdacht dicht in de buurt van Halts spullen was gestoken die hij gebruikte om brieven te vervalsen. Hij herinnerde zich weer hoe geschokt hij was toen hij er voor het eerst was achter gekomen dat de Jager zich met die duistere praktijken bezighield. Zou hij het deze keer ook gedaan hebben? De brief had natuurlijk geen zegel dat nagemaakt moest worden, maar je kon maar nooit weten. Hij ging weer in het gras zitten en zag Will achterdochtig naar de brief kijken. Het handschrift leek inderdaad veel op dat van Crowley, en de handtekening leek zo echt dat je een genie zou moeten zijn om hem te vervalsen. Maar, dacht Will, was Halt dat dan niet? Maar ook hij besloot wijselijk zijn mond te houden.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen