Toen ik mijn ogen weer opendeed, was het eerste waar ik aan dacht eten. Deze gedachte kwam echter niet alleen van mij, ze kwam ook van mijn vier medeleerlingen. De bol had onze lichamen niet tot zich genomen, maar had onze geesten wel versmolten met elkaar, tot op bepaalde hoogte. We konden voelen wat de anderen voelden, denken wat de anderen wachten, maar alles gold alleen maar voor het moment. We konden niet meer in elkaars verleden graven, niet dat dat was wat iemand van ons wou. Het voelde best vreemd om niet alleen je eigen gedachten te hebben, maar ook die van vier andere personen, zelfs als die vier personen de afgelopen dag je beste vrienden waren geworden. Kasper dacht precies hetzelfde, en we keken elkaar even vreemd aan, niet wetend wat te doen. Toen nam de honger het over. Ik kon onmogelijk stil blijven zitten. Op die moment, eigenlijk voor het eerst sinds ik weer wakker was, keek ik uit mijn ogen. Het was schemering. Er was vast nog wel van alles open om te kunnen eten. De anderen waren het blijkbaar met me eens, maar Benjamin was nog zo vriendelijk om aan onze mentors te denken. Die werden zoals wij net wakker en keken verdwaasd om zich heen, niet wetend waar ze waren. We lieten ze even bekomen. Na een tijdje keken ze weer wat vaster uit hun ogen, maar toen keken ze verbaasd naar de stapels lijken die rond ons waren opgestapeld. Nog voor ze iets konden vragen antwoordden we, onbewust gelijk: "Weet je nog, het gevecht? Toen jullie één voor één uitvielen, hebben wij het overgenomen." We keken elkaar verbaasd aan. Waarom gebeurde dat? Zou het in het vervolg altijd zo zijn? Ik probeerde als enige iets te vragen aan Zephyra, maar weer deed de rest onbewust mee: "Wie waren zij? Waarom kwamen ze op ons af?" Weer keken we elkaar verbaasd aan. Zephyra antwoordde, ook een beetje in de war en niet goed wetend wie ze moest aanspreken: "Dat waren gewone mensen die ook magie willen leren. Normaal gezien proberen ze ons alleen maar gevangen te nemen, maar dit keer had iets of iemand hen aangespoord. Waarschijnlijk iemand." Toen ze dat had gezegd, keek ze Kasper indringend aan, alsof ze hem probeerde neer te bliksemen. Toen dat niet gebeurde, bracht ze haar handen naar haar slapen en kromp ze ineen, zoals wanneer je ineens een enorme scheut hoofdpijn hebt. We vroegen allemaal tezamen: "Wat is er aan de hand? Hebben we iets misdaan?" "Neenee, het is niet jullie schuld. Ik probeerde Kasper zijn gedachten te lezen, maar degene van de rest kwamen er ook ineens bij en dat was te veel input. Dat kan ik niet aan. Ik begrijp ook niet hoe jullie dat doen, maar ja, jullie zijn dan ook geen van allen volledig mens." Wrijf het er nog maar eens in, dacht Romy en we waren het er allemaal mee eens. "In ieder geval moeten jullie leren jullie geest af te zonderen. Zoals het nu is kan je nooit meer apart iets doen, pak nu bijvoorbeeld praten. Nu praten jullie synchroon omdat dat deel van jullie geest met elkaar is verbonden. Als jullie niet leren dat af te zonderen, zal daar nooit verandering in komen." Ik vond het best geinig dat we altijd alles samen zeiden, maar de rest vond het vooral hinderlijk. Zephyra deed haar ogen dicht en er kwam abrupt een einde aan de telepathische verbinding met mijn vier vrienden. Ik keek beteuterd naar de anderen: ondanks dat het samen praten hinderlijk was, vond ik het gedachten lezen deel wel fijn. Ik keek naar Romy en zag dat ik niet de enige was die er zo over dacht. "Zo", zei Aeolus, die eindelijk recht was geraakt," de beste leraar is de ervaring zelf. Ik bedank jullie alvast voor het redden van onze levens, zonder jullie waren we nu hier niet meer geweest." We keken elkaar weer verbaasd aan. Ging hij er zo licht over dat hij bijna dood was geweest? "Als we dood zouden zijn, zou heel dit gedoe niet meer onze verantwoordelijkheid zijn", verwoordde Zephyra Aeolus' woorden. "Lekker optimistisch", zei Benjamin terwijl hij met zijn ogen draaide. Langs de ene kant had Benjamin gelijk, maar langs de andere begreep ik hen ook wel. Ik wou hier liefst ook niets mee te maken hebben, als het even kon. Maar nee, het was me niet gegund. Ons, verbeterde ik mezelf snel terwijl ik aan de vier anderen dacht. Aeolus stak weer van wal: "Jullie weten nu hoe het is om jullie magie te gebruiken. Jullie hebben geleerd ze op te roepen en te richten. Maar het belangrijkste van al: jullie hebben geleerd samen te werken en elkaar te vertrouwen. Nu is het tijd om eens goed te gaan slapen. Jullie hebben jullie rust verdiend. Morgen wordt belangrijk, dan gaan jullie namelijk leren jullie kracht bewust op te roepen, niet alleen wanneer je wordt aangedreven door angst of woede." Bij dat laatste keek hij mij indringend aan. "Morgen gaan jullie ook enkele handige gebruiken leren om jezelf te verweren in geval van nood. Maar nu gaan we slapen. Slaapwel allemaal." Zephyra kwam naar mij toe, greep mijn arm vast en we verdwenen in het niets. Het voelde vredig om in het niets te zijn, bijna zoals wanneer je in de bol bent, maar dan minder intens. Jammer genoeg waren we daar hooguit een tel, bijna onmiddellijk verschenen we weer in een kamer van een groot huis. Het huis had geen ramen, dus naar buiten kijken was nutteloos. Het was spartaans ingericht, enkel de hoognodige meubelen stonden er. Er was nergens in het huis enige versiering te vinden, behalve op de kamers. Die mocht je zelf naar believen versieren. Iedereen had een aparte kamer, en het was strikt verboden om na 11 uur nog op een andere kamer te zijn. Ik kreeg een kamer toegewezen die tegenover die van Zephyra was, zodat als er een probleem was, ik niet ver moest gaan om hulp te zoeken. Ik kroop in bed en viel bijna meteen in slaap. Er was slechts één ding waar ik toen nog aan dacht: ik denk dat ik verliefd ben op haar.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen