"Misschien moeten we ze voor de zekerheid toch maar vastbinden," opperde een van de leerlingen. "Ze kunnen best gevaarlijk zijn als we niet opletten." De oudste leerling knikte. "Je hebt gelijk. Jonas, kan jij even een stuk touw gaan halen?" De jongste leerling knikte er rende weg. "Weet je," zei Sarah tegen haar broer, "eigenlijk heb ik best wel medelijden met dat jochie. Zo gecomandeerd worden door dat stelletje dat zelf nog niet eens hun zilveren eikenblad heeft verdiend." Sander glimlachte omdat ze een jongen die ouder was "jochie" had genoemd. "Volgens mij vonden ze het te riskant hun beste krijger weg te sturen. Als we zouden willen ontsnappen, zou dit het ideale moment zijn," redeneerde Sander. "Wist jij dat we zo gevaarlijk zijn?" Het ontging Sarah niet dat de jongens, nu er over ontsnappen werd gepraat, nerveus naar hun wapens tasten. "Mja, zou kunnen," zei ze. "Hoe zou jij dat aanpakken?" Sander deed een paar tellen alsof hij nadacht. "Jij pakt in je eentje die drie boogmannetjes aan. Ik ga ondertussen op zoek naar een groot slagersmes om het karwij af te maken." Sarah deed alzof ze zijn voorstel serieus overwoog. "Daat vind ik nog eens een plan!" riep ze toen opgewonden. "Gedaan met de vrouwen die het eeuwige keukenwerk doen. Leuk dat jij als jongen ook eens een paar biefstukken wilt klaarmaken." Dat ging te ver, ze zag dat de leerlingen niet veel geloof meer aan hun verhaal hechtten. "Maar bij nader inzien hoeft dat niet meer nadat mijn vuist met hen klaar is.

Op dat momentkwam de jongen met het touw aan. "Daar ging ons veelbelovende plan," verzuchtte Sander. De oudste leerling greep hem vast en bond zijn handen stevig achter zijn rug. Sander reageerde nauwelijks, en zelfs Sarah liet het zomaar toe. "Ziezo," verzuchtte Bert, een van de leerlingen. "Daar hebben we geen last meer van." Sarah probeerde spottend te kijken. Dat mislukte jammerlijk, dus probeerde ze maar spottend te klinken. "O ja?" vroeg ze, "Denken jullie dat echt? Als we willen hebben we ons hier zo naar buiten gevochten." Nicholas, de oudste leerling, rolde vermoeid met zijn ogen. "Jaja, bluf nog maar wat. Als jullie hieruit kunnen komen kan ik Halt verslaan met mijn handen op mijn rug gebonden." De gevaarlijk geamuseerde vonk in Sanders ogen had hem moeten waarschuwen. Broer en zus wisselden eenzelfde haaienblik. "Dat spectakel zou ik voor geen geld ter wereld willen missen," grijnsde Sander. "Weddenschap aangenomen." Nicholas deed zijn mond al open om te protesteren dat ze helemaal geen weddenschap hadden, maar bedacht zich toen. "Ach, best, jullie komen hier toch niet weg." Die ene zin had hij beter voor zich gehouden, want dat was de laatste druppel overtuiging die de tweeling nog nodig had. "Pas maar op, hoor, we hebben vroeger nog ontsnappingspogingen uit de meest hopeloze situaties moeten verzinnen, en daar waren we best goed in." dreigde Sarah. "En die waren heel wat vervelender dan vier bijna-Jagers omverwalsen." Om het nog kracht bij te zetten voegde Sander er nog aan toe: "en voor minder dan een slaagkans van een op drie was papa niet tevreden." Het versterkingseffect mislukte. "Maar als we het niet theoretisch maar praktisch aanpakken voor de verandering, weet ik zeker dat de kans veel hoger ligt." Ook dat klonk niet al te indrukwekkend. Bij het horen van al die onzin begonnen de jongens wat te ontspannen. Ze zouden het niet serieus proberen, toch? "Gaan we er voor?" vroeg Sander. Sarah knikte. "Enkel als jouw kinderhandjes er klaar voor zijn." Sander ging er maar vanuit dat dat een bevestigend antwoord was. " Eerst een Saramt aanval, dan trek ik mijn mes en daarna een wisselvlucht." Sarah herhaalde snel hun plan om zeker te weten dat ze alles juist verstaan had. "Saramt, jij je mes en dan wisselvlucht." Deze benamingen hadden ze ooit bedacht als acties waarmee ze een ontsnapping konden opbouwen. "En daarna improviseren," besloot ze. Toen ging ze zo snel als kon met haar handen op haar rug recht staan, waarna ze op het groepje afrende. Saramt was niets voor niets een afkorting voor Sarah ramt.

Het eerste ogenblik stonden de leerlingen aan de grond genageld toen ze ondervonden dat het meisje ondanks haar machteloze positie op hen afstormde. Toen herpakten ze zich en zetten ze zich schrap om de botsing op te vangen. Zomaar op je vijand afstormen was dan ook niet de beste aanpak, maar wel een degelijke tactiek om alle aandacht op te slorpen. Intussen stond Sander al onsubtiel in zijn laars te graaien, maar niemand besteede aandacht aan hem. De reden dat nooit iemand het mes vond was dat het een klein wapen was, eigenlijk meer geschikt om aardappelen te schillen dan om een vijand te doorboren - en tot voor kort werd het ook enkel met die reden gebruikt. Bovendien zat het goed verborgen in een kleine gleuf aan de zijkant van de laars. Al met al dus een perfect geheim wapen. Nu pas bedankte hij in gedachten zijn vader voor alle ontsnappingsoefeningen van de afgelopen... van heel zijn leven. Deze keer deed hij zijn best om niet te overhaast te doen. Geconcentreerd sneed hij zichzelf los. Sarah zou de aandacht nog wel even bij hem vandaan houden. Ze stampte, schopte, beukte en zette zelfs haar tanden in een onschuldige bovenarm. Dat laatste zou hij er haar nog eens inwrijven. Eindelijk was hij los. Hij verspilde geen overbodige tijd meer en schoot naar voren. Met een snelle haal sneed hij Sarahs handen los, waarbij hij per ongeluk een snee in haar arm achterliet. Sarah deed alsof ze het niet had gemerkt, maar Sander wist dat hij er nog wel zou van horen. Wel een héél scherp schilmesje. Daarna trok hij Jonas, de jongste, van haar af en drukte het mes tegen zijn keel. "Geen beweging of hij is er geweest!" riep hij. Ogenblikkelijk werd zijn zus losgelaten en voor de leerlingen goed en wel beseften dat ze nu zelf geen gijzelaar meer hadden, had Sarah haar wapens al gegrepen en slingerde ze een boog om de schouder van haar broer. "En nu de wisselvlucht," mompelde ze, terwijl ze een pijl klaarlegde en die op de andere Jagers richtte. Sander liet de jongen los en sprintte weg. Na twintig meter bleef hij abrubt staan en trok op zijn beurt zijn wapen. Bert, de impulsiefste van de groep, probeerde achter Sarah aan te rennen toen ze naar haar broer toe liep, maar struikelde over een pijl die Sander met een akelige precisie afschoot. Toen durfde geen van de leerlingen nog iets te doen. Ze keken machteloos toe hoe de tweeling uit het zicht verdween. Nicholas was de eerste die weer in actie schoot. "Ze zullen nu wel weg zijn," besloot hij, en hij riep zijn paard. ZIjn medeleerlingen volgden zijn voorbeeld. Ze verspreidden zich razendsnel in het bos. De tweeling was te voet, dus duurde het niet lang om hen in te halen. "Hierheen," schreeuwde Jonas, en hij racete achter de vage gestaltes aan. Sam, de tweede oudste leerling, dook als eerste op. Hij kende het hier goed en toen hij zich realiseerde waar ze naartoe holden, kreeg hij een haaiachtige grijns op zijn gezicht. "Als de anderen hier zijn, volgen jullie ze verder," besloot hij. "Ik rijd een eindje om om ze te onderscheppen.

Sander voelde de eerste opkomende steken. Hij was dan wel sneller dan Sarah, na een halve kilometer was hij dat voordeel al kwijt. Zijn ademhaling ging snel en onregelmatig, terwijl zijn zus schuin achterhem met grote, sierlijke passen vooruit kwam en hem langzaam inhaalde. Ondanks haar ingespannen gezichtsuitdrukking en haar rode wangen, leek het alsof ze dit nog uren kon uithouden. Plots maakte ze een reuzesprong naar voor. En nu de genadeklap om me in te halen, dacht Sander. Op dat moment voelde hij hoe de grond onder zijn voeten verdwijnen. Hij remde onmiddelijk af en liet zich naar achter vallen. Hij lag op de rand van de afgrond. Plots verstrakte hij helemaal. Hij durfde nauwelijks te bewegen. Onder hem leek de harde grond naar hem te knipogen, alsof het "tot heel snel" fluisterde. Zijn vader had zich er altijd al aan geërgerd, dat hij niet tegen hoogtes kon. "Kijk haar maar eens," zei hij dan altijd terwijl hij naar Sarah wees, die in het puntje van een boom was geklommen. Zijn zus lachtte hem dan altijd uit. En aangezien ze niet bang was van kikkers, spinnen of wormen kon hij weinig terug doen. Die keer dat hij een naaktslak in haar kleren had gegooid, had ze het beest er woedend, kwaad, maar wel compleet rustig uit genomen en hem recht in zijn gezicht platgeduwd. Arm beest. Hij kon nog steeds de slijmerige vlek op zijn wang voelen. Soms vroeg hij zich af of zijn zus dan nergens bang voor was. Plots voelde hij een hand in zijn kraag. Sarah sleepte hem naar achter, buiten het bereik van de diepte. "Dat doe je nu altijd," verzuchte ze, "dat achter je kijken. En dan knal je tegen een boom en denkt papa dat ik je een blauw oog heb geslagen." Sander krabbelde snel weg van diepte, en maakte zich klaar om iets kwaads terug te zeggen, maar toen zag hij de twee, nee, drie paarden snel dichterbij komen. "Daar zijn ze," fluisterde hij. Sander keek snel om zich heen. De afgrond was zo'n tien meter diep. Het feit det er maar drie ruiters waren, betekende dat er een hen beneden zou opwachten, dus de tijd om voorzichtig te klimmen hadden ze niet. Toen bleef zijn oog op een hoge boom met dikke bladeren hangen. Dat idee verwierp hij onmiddellijk, maar jammer genoeg dacht Sarah hetzelfde. "Als we springen kunnen we ons aan de bladeren vastgrijpen en ons naar beneden laten vallen." stelde ze voor. "Jij gaat eerst." Ze trok hem naar achteren. Toen duwde ze hem met een topsnelheid naar de afgrond, en Sander kon niet anders dan springen. ZIjn zus had wel gelijk, wist hij, het was maar twee meter ver en zonder die... aanmoediging, zou hij het toch nooit durven. Een akelig moment zweefde hij door de lucht. Toen grepen zijn handen de dunnen takjes en bladeren en bungelde hij aan de boom. De lange takken bogen onder zijn gewicht wel twee meter door en evven was hij bang dat hij gewoon op de grond zou vallen. Toen bungelde hij plots aan zijn armen twee meter boven de grond, wat best wel meeviel. Alles sneed in zijn handen en hij moest lossen. Hij zakte op de grond door zijn knieëen en keek naar boven, niet gelovend dat hij het gedaan had.

Nu was het aan Sarah. Nerveus duwde ze haar nagels in haar handpalm. Natuurlijk was ze doodsbang, maar dat zou ze haar broer nooit laten weten. Ze zette haar angst uit haar hoofd en stoof op de afgrond af. Ze sprong enkele meters naar beneden voor ze iets beethad. Helaas had ze met haar sprong zoveel snelheid gekregen dat de takken slingerden en ze hard tegen de stam aankwakte. Met een duizelig gevoel lande ze naast haar broer. Sander greep haar vast en trok haar in de beschutting van de bomen en samen renden ze weg. Plots dook er een klein paardje op tussen de bomen aan de zijkant. Een jongen keek hen verbaasd aan. "Hoe kunnen jullie nu al..." stamelde hij. Hij had verwacht twee hulpeloze klimmers zonder moeite binnen het bereik van zijn boog te hebben. Jammer genoeg was dat niet het geval. De tweeling dook weg in een dichtbegroeide stuik waar het paard onmogelijk kon volgen. Door hun mantels leken ze te versmelten met de omgeving, terwijl ze langzaam uit het zicht verdwenen. Sarah grijnsde opgetogen terwijl ze over haar pijnlijke wang wreef, die hard in aanraking was gekomen met de boom. "Ik geloof dat we de weddenschap wel gewonnen hebben." grijnsde ze. Sander keek naar de rode vlek op haar gezicht. Die zou waarschijnlijk een blauwe plek worden. "Wie knalt er nu tegen bomen aan?" vroeg hij plagerig. "Alleszind iemand die nog net niet zo lomp is om zijn bloedverwanten in stukken te hakken," kaatste ze terug terwijl ze de snee toonde die over haar hand en arm liep.Sander haalde zijn schouders op. Voor de moeilijkheid van de ontsnapping waren ze er toch met best wel weinig verwondingen van af gekomen. "Ze durfden niet te schieten door onze leeftijd," besloot hij. "En daar hebben wij maar al te goed gebruik van gemaakt," beaamde Sarah. "Dan moesten we nu maar eens teruggaan." Sander slikte. Dit was lastig, en dat wisten ze allebei. Het was gevaarlijk om zomaar terug naar de Jagers te lopen, want niemand wist wat zij met hen zouden doen. Maar sinds hun vader het plan had gehad met zijn "vreselijke wraak" had hij het gevoel gehad dat ze lang genoeg bij hem waren gebleven. Hij geloofde dat zijn zus dat gevoel deelde. Hij wist tegelijk niet wat ze moesten doen zonder hem. Hopen dat het aanbod om leerling te worden was het beste dat ze konden doen. Hij knikte. "Ja, we moesten maar eens terug gaan. En als ze ons niet willen... denk jij dat het ons zou lukken om vijftigervaren Grijze Jagers om te leggen. Sarah bestudeerde treurig de grond. Ze overdreef graag over hun kunsten, maar voelde ze er geen enkele behoeften toe. "Je bedoelt er allebei levend uit komen? Ik denk... het lukte onze ouders niet met zijn tweën één enkele Jager te overleven." Sander werd stil. Plots miste hij zijn moeder weer, al herinnerde hij zich niets meer van haar. "Ze was een roversleider," zei hij, "ze was niet goed getraind. Toch niet zo goed als ons." "Maar onze vader was wel... tot dit allemaal zo ingewikkeld werd, was hij onverslaanbaar." Sander lachtte, maar niets in hem was vrolijk. "Ja, maar toen leerden we echte Jagers kennen. Hij is goed, onze pa, maar niet de beste. Ik gok dat hij beter is dan negen tiende van de Jagers, dat is al heel wat..." Sarah knikte. "En wij zijn met twee, we hebben een groot deel van zijn krachten en we voelen elkaar aan. We zijn dus misschien een heel klein beetje gevaarlijker." besloot ze hoopvol. Sander storte alles weer de bodem in. "Ja, wij zouden misschien wél een kans maken tegen één Jager. Maar nu hebben we te maken met het hele korps."

Ze zouden dadelijk teruggaan naar het bijeenkomstveld. Maar eerst deden ze elkaar een plechtige belofte. Als ze zouden moeten vechten, en maar één van hen zou het overleven, zouden ze wraak nemen. En niet op de indirecte manier van hun vader. Ze zouden het echt menen, en hen met hun mes een voor een van de wereld helpen. "Maar waarschijnlijk hoeven we niet eens te vechten," zei Sarah weer iets vrolijker. "En als we het allebei doen, zijn we waarschijnlijk allebei dood." Toch bleef er de rest van de weg een gespannen stilte hangen.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen