Sarah had zich diep in de struiken verstopt, voor het geval er die nacht nog Jagers naar haar zouden zoeken. Niet dat dat waarschijnlijk was. Ze had sinds haar ontsnapping uren aan een stuk doorgereden. Zelfs toen het zo donker was dat haar paard voetje voor voetje verder moest lopen om niet te struikelen, was ze nog doorgegaan. Ze dacht niet dat iemand haar nog zou in kunnen halen. Als er al Jagers haar spoor hadden kunnen volgen, wist ze, dan zouden die nu aan het slapen zijn, om de volgende ochtend verder te zoeken. Iets gaf haar het gevoel dat ze achtervolgd werd, maar ze wist dat dat bijna onmogelijk zou zijn, aangezien ze drukke wegen nam waar dagelijks tientalle ruiters overheen reden. Niemand kon haar volgen. Toch knaagde er dat kleine restje twijfel, want al die Jagers hadden een zweem van magie rond zich hangen. Niet dat ze konden toveren ofzo, die illusie had Sarah niet, maar ze konden wel af en toe iets onmogelijks gedaan hebben. Zelfs haar eigen vader had in haar ogen soms wonderen verricht. Sarah zette die gedachte even uit haar hoofd. Ze moest proberen wat te slapen, of, als ze dan toch zo nodig moest piekeren, beter over iets nuttigs. Ze had geen geld, geen eten en geen flauw idee waar ze naartoe moest. En als Sander er bij was geweest, zouden ze tenminste nog met hun hopeloze situatie kunnen lachen. Sarah zuchtte diep. Ze had verwacht dat ze verdrietig zou zijn als hij dood was, maar blijkbaar niet. Ze had het gevoel dat er niets was gebeurd. Plots opende ze haar ogen. Slapen zou die nacht niet gaan. Appel keek haar kwaad en vragend aan toen ze weer opsteeg. 'Sorry, hoor,' fluisterde ze, 'we moeten nog heel eventjes voort. Anders vinden ze ons.' Toen reed ze verder. Liegen tegen een paard. Kon het nog zieliger worden?

Toen Sarah aan de eerste stad op haar weg kwam, was het al ochtend geworden. Ze was zo nu en dan gestopt voor een hazenslaapje, maar werd elke keer weer wakker, waardoor ze net zo goed verder kon rijden. Ze geeuwde en merkte dat de stad een stuk wakkerder was dan zij. Er werd in de drukte van de ochtend een markt opgezet. Sarah keek hongerig van haar lege maag naar de kraampjes. Ze had geen cent, maar daar kon verandering in komen. Ze had al geleerd om een beurs te stelen toen te zeven was. Dat ze dat al jaren niet meer had geoefend was een bijzaak. Langzaam liep ze de stad weer uit. Ze zou later op de dag wel terugkomen. Eerst moest ze Appel uit het zicht zetten, maar niet te ver weg voor het geval ze zich snel uit de voeten zou moeten maken. Ze merkte niet op dat in het voorbijgaan drie nieuwsgierige ogen haar gade sloegen. Ze liet haar paard achter op een klein grasveld aan de rand van een bos, waar Appel naar hartelust kon grazen, maar waar hij zich ook kon verstoppen voor toevallige voorbijgangers. Ze draaide zich om en zette een paar stappen terug in de richting van de stad, maar toen aarzelde ze. Ze had al haar wapens moeten afgeven aan de Grijze Jagers. De meeste kinderen van haar leeftijd dachten er niet eens over na dat het veiliger is om een wapen op zak te hebben, maar ja, de meesten moesten dan ook niet zodadelijk gaan stelen, en ze werden ook niet achtervolgd door een heel korps getrainde boogschutters. Ze liep terug naar haar paard en rommelde wat in de zadeltassen. Ze vond een keukenmes, dat meestal echt gebruikt werd om aardappelen te schillen, maar dat legde ze terug. Het was veel te klein om zich mee te verdedigen, misschien zou haar tegenstander enkele sneetjes in zijn arm oplopen, als het geen al te beste vechter was, maar waarschijnlijk zou het haar meer tegenwerken dan helpen. Ze wist trouwens ook niet goed of ze er wel iemand mee durfde aan te vallen. Mensen neerschieten of met een gegooid mes doorboren was voor haar geen probleem, want daar stond ze altijd een eindje van af. Als ze het mes vast zou hebben terwijl ze in iemands vlees sneed... Ze huiverde al bij de gedachte alleen. Redelijk stom, als je bedacht dat ze van zwaardvechten hield. Daarmee had ze nog nooit iemand verwond, alleen Sander een paar keer, maar dat ging per ongeluk. Nu ze er over nadacht had ze nog nooit een echt gevecht gevoerd, voordat haar vader zich met die Jagers ging bemoeien. Geen eerlijk gevecht in ieder geval, met een tegenstander die iets kon terug doen. Ze haalde haar schouders op en ging weer naar de markt. Haar benen, dat zouden haar beste wapens zijn. Om te stampen of iemand onderuit te halen, maar vooral om heel snel weg te rennen, mocht het mis gaan.


"Dus ik ben helemaal hierheen gekomen om weer om te keren?" zeurde Steven vermoeid. Hij was de enige die op een paard zat, maar toch was zijn humeur vreselijk. De jonge leider van de groep wierp hem een boze blik toe. "Ik heb je niet gevraagd om weer bij ons te komen," beet ze hem toe. "Trouwens, toen de hele groep gevangen werd genomen, hebben we niet veel aan je gehad. Ik hoop dat je deze keer meer voor ons kan doen dan te zagen als een verwaand prinsesje." Steven glimlachte bij die vergelijking. Hij had een heel ongemakkelijk leven gehad, en erover klagen was altijd het laatste wat hij deed. Het zou wel door de verwarring van de laatste dagen komen, dacht hij. Het was pijnlijk geweest om de hele roversbende terug te zien, met een paar leden minder en enkele nieuwe gezichten. Ze waren ook een stuk ouder geworden, maar toch leek alles zo vertrouwd. Alleen de vrouw waarvoor hij zich ooit bij dit zootje ongeregeld had aangesloten ontbrak. Het was een raar zicht. Haar dochter leek wel de jongere versie van die vrouw. Een wonder eigenlijk dat ze er was in geslaagd het leiderschap naar zich toe te trekken. Op de dag dat haar moeder stierf was ze een jaar of zeven, misschien iets ouder. Geen tien in elk geval. "Vertel eens," vroeg hij ten slotte, "hoe ben je eigenlijk leider kunnen worden?" De jonge vrouw keek hem gekwetst aan. "Hoezo? Twijfel je aan mijn kwaliteiten?" Steven schudde zijn hoofd. Dat meisje had dezelfde scherpe tong als haar moeder. "Nee, ik bedoel, toen dat ongeluk gebeurde was je nog geen tien. Je weet best dat al die misdadigers er op aasden om de baas te spelen." "Vergeet niet dat je zelf ook een misdadiger was." "Ja, en ik probeerde vaak genoeg wat macht van je moeder naar me toe te trekken, dat had je maar al te goed door. Ze was er goed in, en nu ben jij dat ook, maar toen was je nog zo jong." Ze glimlachte geheimzinnig. "Daar heeft mijn vader voor gezorgd. Mijn echte vader. Hij heeft toen mijn moeder dood waas de leiding overgenomen tot ik veertien was. Daarna stond hij maar al te graag zijn plaats af." Steven knikte verbaasd. Leider zijn was inderdaad maar niets voor die oude, maar dat zij al op haar veertiende genoeg gezag had om een groep rovers te leiden... toen was ze jonger dan Sarah en Sander, die er zelfs met hun huidige leeftijd een zooitje van zouden maken. "Wist je trouwens dat mama niet gestorven is door die pijl?" Steven keek verbaasd op. "Wat? Hoe? Die was dodelijk, dat heb ik gezien." De leidster kon een wrede glimlach niet onderdrukken. "Ze oveleefde het. De Jager kon het bloeden optijd stoppen, en toen zijn we ontsnapt. Hij had alle rovers stevig vastgebonden en bewaakte ze oplettend, maar die idioot zag er geen kwaad in een klein meisje vrij rond te laten lopen. Ik heb hem met zijn eigen mes bedreigd. Alleen jammer dat ik het uiteindelijk niet durfde om zijn keel door te snijden. Hij is ontsnapt." Ze haalde met een breed gebaar een mes tevoorschijn, dat heel sterk leek op het mes dat aan Stevens riem hing. De troffee bewees genoeg. "En je moeder?" De glimlach werd nog breder en veranderde in een grijns. "Raad eens? Meer dan een half jaar later gestorven bij de bevalling. Ze was zwanger. Van jou nog wel!" Steven keek geschrokken op. "Wow..." mompelde hij. En waar is hij nu? "Het is een zij," lachte ze, "Dat vind je vast jammer. Hilde kon je ook nauwelijks schelen, daarmee dat je alleen die tweeling hebt meegenomen. Je hebt trouwens altijd geprobeerd van Sarah een jongen te maken, omdat je zo graag een tweede zoon wou." Steven haalde zijn schouders op. "Ik heb niets tegen dochters, ik wou gewoon dat ze meer op hun moeder leken, zoals jij. Met Sarah en Sander kon ik nog iets beginnen, daarvan kon ik krijgers maken als ik mijn best deed, want ik wist nog niet hoe ze zouden worden. maar Hilde heeft geen enkel talent als leider. Ze is wel slim, maar ze kan niet tegen bloed. En die derde dochter? Hoe is het daar dan mee?" "Kaat," zei de leidster koud. "Hilde heeft haar meegenomen toen ze weg ging. Ik heb geen flauw idee of ze nog leven. Niet dat mijn vier halfzussen me veel kunnen schelen natuurlijk. Zeker niet als jij hun vader bent." "Vier halfzussen?" vroeg Steven. "Ja, vier, je moet het zelf toch ook gemerkt hebben, volgens mij gedroeg Sander zich veel meer als een meisje dan Sarah. Weet je die pop van hem nog, die mama voor Sarah had gemaakt?" Ze haalde een vesleten stoffen pop uit een tas. "Die ben je vroeger vergeten. Ik wil wedden dat hij er ontroostbaar over was." Steven hield zijn mond. Sander had er inderdaad nog maanden om geweend. Hij besloot dat hij genoeg herinneringen had opgehaald. Alleen het feit al dat de vrouw die hij zo geweldig vond, nog maanden had geleefd, en dat hij haar niet meer had gezien, had hem meer geraakt dan het feit dat hij zijn kinderen bij de Jagers had moeten achterlaten. Waarschijnlijk zouden ze zelf tot het korps behoren ondertussen, dacht hij.

Sarah wurmde zich tussen de mensenmassa door. Het was een grotere markt dan ze verwacht had, maar dat kon alleen maar in haar voordeel werken. Ze was niet echt een opvallende persoon, ondanks haar vreemde mantel, en ze was een held in in de massa opgaan. Bovendien was er bij een grote markt meer keuze om te stelen. Als ze meteen een grote beurs met geld pikte, dan kon ze daar een hele tijd mee verder. Haar oog viel ogenblikkelijk op een rijk uitziende man met een buikje die opgewonden van kraam naar kraam slenterde en zo nu en dan iets te eten kocht. Momenteel was hij in een drukke discussie verzeild geraakt over de prijs van een armband die er niet bepaald goedkoop uitzag. De verkoper bleef kalm en vriendelijk terwijl hij de tirade over hoe hij een arme man probeerde af te zetten met een glimlach over zich heen liet glijden. Dit zou misschien het ideale moment zijn om haar slag te slaan, want de man zou er niets van merken, maar ze besloot toch nog even te wachten, want ze vreesde dat dee verkoper de zware beurs van de man geen moment uit het oog verloor. Uiteindelijk kocht de man de armband en liep hij weg, terwijl hij het ding langs alle kanten bestudeerde. Sarah wandelde door de stroom van mensen heen zijn richting uit. De man had alle aandacht voor het juweel, dat hij niet merkte hoe Sarah op nog geen meter achter hem liep. Ze versnelde alsof ze hem wilde passeren, maar vlak voordat ze met een kleine beweging haar hand uitstak, bemerkte ze een ongewone beweging. Ze voelde gewoon dat er ergens iets niet klopte. Snel dacht ze terug aan de vertrouwde woorden van haar vader. "Veel Jagers beweren dat ze hun kunsten aan instinct te danken hebben. Pure onzin, als je het mij vraagt. Goed schieten, ongezien rondsluipen, heeft enkel te maken met veel oefening om met alles rekening te houden: met de windrichting, met de schaduwen, met de weersomstandigheden, en als je dan toch bezig bent, hou dan ook rekening met je instinct, je weet maar nooit waarvoor het goed kan zijn." Met die wijsheid in haar achterhoofdbleef ze nog enkele tellen naast de man lopen. Plots zag ze wat er niet klopte. Een klein meisje van een jaar of tien baande zich zelfverzekerd een weg door de menigte naar een kraam met tomaten, maar Sarah zag onmidddelijk dat haar blik gericht was op de dikke man. Enkele tellen later kruiste haar pad dat van de man en met een snelle beweging werd de beurs losgesneden. Nog voor iemand iets in de gaten had, was het geld al onder haar kleren verdwenen en liep ze naar de rand van de markt. Sarah volgde haar ongemerkt en nam zich voor het meisje in een verlaten straat te overvallen. Stelen van een dief is toch niet echt stelen? Ze voelde zich wel schuldig dat ze nu zou stelen van iemand die zo handig was, iemand die net zoals zij was toen ze even oud was, maar daar probeerde ze niet aan te denken. Ze liet de drukte achter zich en volgde het meisje door enkele donkere steegjes die duidelijk naar de minder rijke delen van de stad leidden. Plots keek het meisje achterom. Sarah bevroor. Ze verwacht niets te zien en ik heb ijn mantel aan, hield ze zichzelf voor, maar daar midden op de weg was het moeilijk om niet gezien te worden. Het meisje staarde haar even geschrokken aan en rende toen weg, de eerste de beste zijstraat in. Sarah liet meteen al haar onopvallendheid vallen en sprintte er achteraan. Dat kind was veel sneller dan ze er op het eerste ogenblik uitzag! Eerst vermoedde Sarah dat het meisje haar probeerde af te schudden in de smallere straatjes, maar na verloop van tijd besefte ze dat ze ondanks al dat gekronkel wel degelijk in een bepaalde richting gingen. Ze wist dat ze nog sneller kon en probeerde het kind in te halen voordat ze haar doel bereikt zou hebben. Op het moment dat ze bijna dacht het meisje te kunnen grijpen, zwenkte ze plots opzij, naar een dun paadje dat alle bewoonde huizen achter zich liet. Sarah glimlachte. Hier zou niemand het door hebben als ze dat geld afpakte. Ze ging nog sneller lopen, maar ontdekte dat ze het meisje maar heel langzaam naderde. Niet dat het veel uitmaakte, ze zou haar toch zo te pakken hebben. Het weggetje kronkelde een bos in en na weer een paar honderd uitputtende meters - ze had in totaal bijna een kilometer gerend, dacht ze - dook er een klein hutje op, dat het meisje zonder aarzelen binnen rende. Sarah bleef abrubt staan. Ze wist dat het meisje hier nooit alleen kon wonen. Jammer van het geld dan maar, en ze draaide zich vliegensvlug om om weer weg te gaan, voor het geval er nog iemand anders in de buurt was. Ze had echter nog maar één stap gezet, toen ze zag hoe een gedaante zich uit de bosrand losrukte. Haar hart sloeg een slag over. Een man met een bijl raasde op haar af. Wacht, nee, dat klonk een beetje dramatisch. Die jongen was hooguit twee jaar ouder dan haar en hij mocht dan wel een bijl in zijn handen hebben, het was duidelijk dat die enkel voor hout werd gebruikt. Bovendien zou ze hem met één pijl kunnen neerhalen voor hij tot bij haar was. Ze taste naar haar pijlenkoker en het volgende moment voelde ze hoe de wereld onder haar weg zonk. Ze voelde helemaal niets. Ze had niet eens een mes op zak. Zo snel ze kon zette ze het op een lopen, maar ze was te laat. de jongen duwde haar zodat ze struikelde en duwde haar onmiddelijk op de grond. 'Waar was jij mee bezig?' Gromde de jongen kwaad. 'Ik was hier... een hoefijzer verloren, geloof ik,' zei Sarah met overslaande stem. Waarom was ze ook zo'n ramp als het over smoesjes ging?

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen