Hallo. Ik ben Crystal. Crystal Rosethorn. Aangenaam. Ze zeggen dat ik veel geluk heb. Ze zien mij als een superheld. Misschien ben ik er ook wel een. Mijn beste vriendin heeft zelfs een pak voor me gemaakt. Op de een of andere manier duik ik altijd op het goede moment op. Geloof je me niet? Hier is een voorbeeld. Ik loop naar huis en plotseling botst er een man tegen me aan, met een tas vol geld. Hij laat de tas vallen en ik vang die op. De politie komt om de hoek rijden en het blijkt dat ze de man al een tijdje zoeken. Ik heb dus zo’n griezelig vermogen om op het goede moment op de goede plaats te zijn. Behalve vandaag.

Vandaag is echt een van die dagen dat niks lukt. Ik kwam bijna te laat aan op mijn werk, was van alles vergeten en om het nog erger te maken gooide ik ook nog een kop koffie over mezelf heen. Ik zuchtte. ‘Van dat geluk is nu niks te merken’, mompelde ik terwijl ik in de WC stond. Ik pakte een paar doekjes en probeerde mijn shirt te drogen. De vlek werd alleen maar groter. Gefrustreerd zuchtte ik nog eens. Ik had geen schoon shirt mee, en hier kon ik ook niet echt in lopen. Ik rommelde nog eens door mijn tas, hopend iets te vinden wat ik aan kon trekken. Er zat niks in, behalve… Met een zucht haalde ik het paarse pak eruit. Mijn vriendin had dit aan me gegeven. ‘Hier, kijk eens wat ik heb gemaakt.’ ‘Nee! Ik ga dat echt niet aandoen!’ Met een zucht legde ze het naast zich neer. ‘Waarom niet?’ ‘Ik doe het niet, punt uit.’ Maar blijkbaar heeft ze het toch stiekem in mijn tas gestopt. Opeens klinkt er een ijzige gil. Whoops, denk dat ik aan het werk moet. Ik schiet in het pak en loop ik de WC uit.

Meteen stop ik. Voor me staat iets. Horns zo hoog als de Mount Everest, een huid rood als bloed en hij heeft een staart met een driehoekje eraan. Kokhalzend sla ik een hand voor mijn mond. Hij stinkt als een berg rottende lijken! Met een ruk kijkt het wezen naar me om. Met een brul stormt het op me af. Eh, misschien een goed idee om te rennen? Ik draai me om en ren naar de trap. Ik stommel naar boven. Als ik boven ben kijk ik om me heen, niet wetend waar ik heen zou moeten. Ik loop naar de deur en houd mijn pasje ervoor. Het apparaat piept. Gefrustreerd ruk ik aan de hendel. Ga open! Ik draai me om en zie het monster op me af komen. Ik ren de hoek om. Het wezen rent door, recht tegen het glas. Het glas breekt en het wezen valt naar beneden. Wanneer het op de grond smakt, klinkt er een harde knak en langzaam verschijnt er een plasje bloed rond het wezen. Mission accomplished.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen