Hoofdstuk 4
‘haloooo?’ Rachel opende haar ogen en zag een vlek. Ze opende ze nog eens en ze zag dat er een gevlekte poes gebogen stond over haar. Ze sprong op en liet haar haren overeind staan. Ze draaide zich om en zag nog een oranje poes staan. ‘grrrrrr…….Waar is STAART?’ Rachel wilde de oranje kater, die nu ook zijn haar overeind liet staan, net aanvallen toen ze een vertrouwde stem hoorde. ‘RACHEL! Rustig, ik ben ongedeerd. Ik ging alleen wat papaverzaadjes halen zodat je even rustig kon blijven slapen.’ Rachel keek weg van de oranje kater, maar haar haar bleef omhoog. ‘Dit is Maanlicht en dit is Neus.’ Eerst wees Staart naar de gevlekte poes en daarna naar de oranje kater. Ze wendde zich tot de andere katten. ‘Dit is Rachel, ze komt uit het asiel en ze is een VOS!’ Bij het woord vos begon Neus te grommen en Maanlicht deinsde achteruit. ‘Wat is er?’ ‘Jij bent een VOS! En Vossen zijn niet welkom!’ Neus haalde uit met zijn klauw, maar Rachel sprong opzij. ‘Vertel me tenminste waarom jij me haat!’ Deze keer stapte Maanlicht naar voren: ‘Ik ben een zusterkat van een pack, namelijk van de Kattenpack. Ik ben al vele manen de zusterkat en ik heb alles meegemaakt wat onze toekomst nu maakt. Toen Tiger stierf, volgde zijn sergeant hem op. Uno was nog maar zes manen de sergeant van Tiger en diezelfde nacht nog, trok Uno met Flow naar de sterrengrot waar hij zijn elf levens opnam. Na veertien manen stierf Flow en volgde ik hem op. Ik werkte twee manen zonder zorgen. Uno had namelijk een compromis gesloten met de Vossenpack. Maar de Vossen waren al manen bezig met het plannen van het overnemen van ons kamp. En op een nacht van een volle maan slopen de Vossen naar ons kamp en vernielden alles. We werden gedwongen om te jagen voor de Vossen en ze te verzorgen. Ik moest ze beter maken. Tot op een volle maan de wolven kwamen om de Vossen te verjagen, maar ze willen nog steeds iets van ons terug. Het is nu al veertig manen geleden en nog leven we niet in vrede.’
‘Wauw! Ik beloof dat ik niet zo ben en…’ ‘Hou maar op! Eens een vos, altijd een vos!’ Maanlicht was dit keer degene die boos werd. ‘Ik zei het toch!’ gromde Neus. ‘Waar gaan ze heen?’ vroeg Rachel aan Staart. ‘Het kamp.’ En Staart liep Rachel voor naar de afvalbult.
Die nacht werd Rachel wakker toen de maan hoog aan de hemel stond. Ze had een lekker visje gegeten en wilde nu op zoek gaan naar het kamp. Stilletjes sloop Rachel door de tunnel en kwam bij het meer. Gelukkig was de nacht kouder dan de dag die ervoor kwam. Rachel stopte voor het meer waar ze in verdronken was, toen haar oog viel op een grote boom met lange, dunne takken die helemaal naar de overkant reikten. Rachel klom omhoog naar de takken en liep naar de overkant. Nu zat ze echt in het bos. Achter de bladeren verscholen kroop Rachel door het bos. Tot er geen bomen meer waren, maar ineens een rivier en rotsen erachter. Er was geen geur meer te bekennen en het was muisstil geworden. Rachel sloop door het gebied heen, met het gevoel dat er ogen waren die haar aankeken. Op gegeven moment kwam ze bij een ravijn, waar een spleet met een wilg eromheen zat tegenover haar. Rachel sprong naar beneden en sloop naar de spleet. In de grot was het donker, maar honderden ogen glinsterden in de grot. Een stem fluisterde: ‘Cenjé, we hebben bezoek.’ En in een flits vlogen er stokken aan met vuur erop. Een duidelijk kamp kwam tevoorschijn en op een rots zat een boze grijze wolf die klaar was voor de aanval.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen