Hoofdstuk 6
Wat doe jij hier?’ een zware stem bulderde door de grot. Rachel deed haar oren omlaag. ‘I-ik zoek het k-kattenkamp.’ Een forse wolf mompelde: ‘Om aan te vallen zeker…..’ Cenjé wierp haar sergeant een boze blik toe en vervolgde: ‘Wat is je naam?’ ‘Mijn naam is Rachel!’ een zware zucht ging door het publiek. ‘Een niet-geborene? Waarom wil je het kamp in? En wat doe je hier?’ ‘Ik zoek mijn vrienden en ik ben niet geboren in een pack, maar ik kan me niet herinneren waar wel. En ik ben verdwaald!’ De wolven begonnen vals te hinniken. Cenjé wierp ze een dodelijke blik toe. ‘Doe eens normaal, ze is ook gewoon een vos.’ ‘Maar Cenjé,’ Een grijze wolf stond klaar met een zwiepende staart. ‘Wat is er, Light?’ ‘Waarom verscheur je die kat niet?’ ‘Ik zei al, ze is een vos!’ Rachel schrok, hoe wist Cenjé dat ze een vos was, terwijl iedereen dacht dat ze een kat was. ‘Aangezien ons verleden met de Vossen en ons bondgenootschap met de Katten, laten we je voor deze keer gaan. Je ziet er niet zo gevaarlijk uit. Dus ren, ren, ren totdat je de rivier over bent en de planten terugkomen. Dus ga en kom nooit, maar dan ook NOOIT meer terug!’ En Rachel begon te rennen, door de spleet, het ravijn uit. Langs alle dorre struiken en prooibotten. Ze keek niet op of om. Totdat ze het riviertje zag. Met een sprong landde Rachel aan de veilige kant van het water.
‘Goede morgen, vroege vogel!’ Staart maakte Rachel wakker met de geur van verse vis. Smakkend begon Rachel de vis te verorberen. ‘Ik heb nog Jachtcorvee tot de volgende maan. Als je het dan nog niet geleerd hebt, ben ik radeloos.’
Het was rond het heetste gedeelte van de dag. Rachel had net een lesje prooi vangen gekregen en was nu aan het kijken hoe Staart ronddartelde in het water met Maanlicht en Neus. Ook was Rachel aan het denken wat Maanlicht en Cenjé haar hadden verteld. “Waren haar soortgenoten echt zo verschrikkelijk egoïstisch als iedereen zei?’’ ‘Je moet toch een keer afkoelen, zometeen word je nog ziek. En moet Maanlicht je gaan verzorgen.’ Het sarcasme van Neus boeide Rachel echt helemaal niks. Maar nu begon Maanlicht zich zorgen te maken. ‘We kunnen ook naar de poel toe, daar is het ondiep en heb je geen kans om te verdrinken. Als je zo doorgaat zal ik dringend wat kruiden nodig hebben om je levend te houden en niet alleen papaverzaad.’ De ondertoon in de stem van de zusterkat overtuigde Rachel. ‘Oké’, zuchtte Rachel. ‘Laten we dat doen!’ Zei Rachel. Met z’n vieren gingen ze op weg naar de poel. Tot Rachels schrik kwamen ze behoorlijk in de buurt van het Wolven-territorium. Tot ze links af gingen. Rachel kwam tot rust en liep vrolijk mee. Uiteindelijk rook Rachel een onbekende geur, die haar een beetje bekend voorkwam. Ze stopten voor een muur met allemaal bladeren. Maar Maanlicht stopte niet, nee ze liep door. Aarzelend stonden de dieren achter Maanlicht. Nu zou ze botsen en hadden ze een andere zusterkat nodig om alle wijsheid van te leren. Maar Moon liep dwars door de muur heen. Vlug kwamen de drie achter haar aan. Rachel duwde met haar snuit een bos bladeren aan de kant. Het uitzicht was adembenemend. Een klein kabbelend beekje stroomde rustgevend langs een dikke strook met groen gras. Een kleine waterval maakte precies genoeg herrie om te ontspannen. Voor de waterval lag een rustig poeltje met stilstaand water. En er was helemaal niemand te bekennen. Maanlicht was al bij het beekje gekomen en sprong nu over de stenen naar het zand. Staart rende naar de poel en plonsde in het water. ‘ Lekker!’ Neus sprong achter haar aan, waardoor ze allebei zeiknat werden. Staart giechelde en begon weg te zwemmen maar met Neus op haar hielen. Rachel vestigde zich naast de mooie zwart-witte poes. ‘ Wat zijn ze leuk samen hè?’ Maanlicht zuchtte. ‘Helaas kan ik alleen dromen om zo’n iemand te krijgen. Ik zal nooit iemand hebben.’ ‘Hoezo niet? Het is toch niet te laat, en zo wel, dan is het toch hun eigen verlies?’ Maanlicht snorde geamuseerd. ‘Jij hebt makkelijk praten, jonge vos. Jij bent nog knap en rijp.’ Maanlicht grinnikte, draaide zich om en viel in slaap.
Rachel werd omsingeld door zwarte gestalten. Ze begon te rennen, maar de gestalten waren sneller. Een groot zwart gestalte torende boven haar uit. In het maanlicht zag Rachel een kapot oor en tanden aan een halsband glinsteren. ‘Schurk! Laat me met rust!’ Maar Schruk antwoordde niet. Hij begon te grommen en rende weg. Rachel volgde hem maar hij verdween in de mist en Rachel was helemaal alleen. Het woud was helemaal stil. Tenminste, achter zich hoorde ze vaag geblaf en het maanlicht scheen op een oud, mager gestalte. Rachel kon het niet geloven, maar de dode die daar lag was Maanlicht.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen