Hoofdstuk 7
Neus en Maanlicht liepen met een gouden kater door het woud. Het was zonsopkomst en het bos vulde zich met heldere kleuren. ‘Bruinblad komt eraan. Ik kan de symptomen zien, Sergeant.’ Maanlicht voelde het koude briesje door haar vacht gaan.’Goed, dan kunnen we de voorraden gaan binnenslaan. Neus, kan jij al ruiken waar de prooien zitten? Vooral dikke konijnen zijn goed.’ Neus sprong een bosje in en deed zijn bek open om de lucht te proeven. Hij rook vooral oude Vossengeuren en de geur van het bruinblad-briesje. Hij schrok van wat hij rook en sprong terug. ‘We moeten dit meteen melden, Sergeant Lion!’ Neus begon al te rennen naar het kamp. Lion volgde hem en vroeg: ‘Wat rook je?’ Neus stopte en hapte naar adem. Hij fluisterde tenslotte: ‘Verse hondengeuren.’
‘Ben je nog boos?’ Staart kwam naar Rachel toe. ‘Laat me met rust.’ ‘Maar je hebt al vier dagen niets gegeten.’ ‘Boeit me niet.’ ‘Vertel me dan tenminste wat ik heb fout gedaan!’ Rachel stond op, liet snoof luid en liep het hol uit. Staart zuchtte en hijgde. Het was weer een hete groenblad dag en Staart wilde gaan zwemmen. Rachel wilde wel wat verkoeling, dus Rachel liep naar het meer. Bij het meer zag ze de drie Katten aanlopen. Helemaal links liep een gespierde felrode kat met een vacht die rimpelde door zijn spieren. In het midden liep de grootste, een massieve gouden kat met een litteken op zijn snuit. Rechts liep een kleine roetzwarte poes met een wit oor die met een strak gezicht naar voren keek. Rachel verstopte zich snel in het goudgekleurde riet en zag Staart op de katten aflopen. ‘Ik heb mijn missie nog niet klaar, Sergeant!’ Staart leek tegen de gouden kat te praten en hem te kennen. ‘Daar kom ik niet voor,’ zei Sergeant. ‘Uno wil je spreken, leerling’, Leerling? Wat was Staart’s geheim? Staart schrok en zei: ‘Ik kom zo snel mogelijk!’ Op fluistertoon vervolgde ze: ‘Ik heb nog wat af te handelen’, Tot Rachel’s verbazing wees Staart met haar staart naar het hoge riet. De Katten mompelden nog wat en Staart raakte, ter afscheid, de neus van de roetzwarte poes aan en toen de katten uit het zicht waren begon ze te roepen. ‘Rachel! Kom maar tevoorschijn! Je weet toch wat ik zeg over geuren?’ Rachel kwam uit het riet met een betrapt gezicht. ‘Sorry…’ Rachel keek omlaag. ‘Ruik je dat?’ Staart keek Rachel aan. Rachel begon te ruiken. De geur van warmte en modder vulde haar neusgaten. ‘Is dat de geur van de Kattenpack?’ Twijfelend keek Rachel Staart aan. ‘Ja, dus als je die geur ruikt...Wegwezen! Eenlingen zijn niet welkom in het bos. Zodra ze je zien wordt je gedwongen om een keus te maken. Bij een pack horen...of naar de honden.’ ‘Hoe is het dan in een pack? Of weet je dat niet?’ Staart aarzelde. ‘Vanavond leg ik het je wel uit!’
Na een lekkere prooi zag Rachel Staart op een gladde rots liggen, kijkend naar de lichtjes. Staart’s rug glom in het licht van de ondergaande zon en haar vacht leek op de een of andere manier heel dunnetjes. Zachtjes liep Rachel naar Staart toe en ging naast haar liggen. In de verte zag Rachel de maan opkomen. Zachtjes fluisterde ze: ‘Je zou me nog een verhaaltje vertellen als het maanopkomst was.

Staart draaide zich naar Rachel om en zei: ‘Ik hoor bij een pack, maar ik ben weggelopen omdat onze zusterkat een bericht kreeg van de Grote IJzelvacht.’ Rachel onderbrak haar. ‘GROTE IJZELVACHT? Wat is dat?’ ‘Kijk, zie je de lichtjes? Dat heten Sterren. Elke Ster staat voor een waardige krijger, leider, sergeant of zusterkat die wij hebben gekend in ons bestaan.’ ‘ooooh!’ Rachel voelde zich net een kleine kitten die een verhaaltje kreeg te horen van een oudere kat. Terwijl Staart maar een maan ouder was dan Rachel. Staart vervolgde: ‘Zie je die grote fonkelende Sterren samen? DAT is IJzelvacht. De dapperste kat ooit bestaan. Hij vocht voor het hele bos en hij gaf heel zijn leven in elke strijd, en hij werd Sergeant IJzel. Maar op een verschrikkelijke dag brak er een ziekte uit in het Kattenbos. Want voordat de ziekte uitbrak, waren de Katten nog in een ander bos. Vierenzestig krijgers en oudsten stierven, waaronder Sergeant IJzel. Hij had zijn hele leven gevochten met zijn leven, en op die dag, was zijn leven niet genoeg. De katten verhuisden weg van de ziekte, en kwamen in dit bos uit. Met de Vossen en de Wolvenpack hadden ze een deal gemaakt. Daardoor wonen we nu hier. Daarom heeft IJzelvacht de meeste sterren van de hele IJspack. De Vossen geloven in Grandbúr de Grote, een moordenaar van vele Katten. En de wolven geloven in Mowgli, een monsterjong dat werd opgevoed door de wolven en de Tijgerpack uit het bos heeft verjaagd.’ Staart keek naast zich en zag dat Rachel opgekruld lag te snorren. ‘Op een dag wordt ze ontdekt, en ik zal haar helpen om in mijn pack te komen.’ Staart keek nog een ogenblik naar de Glinsterpels, en krulde zich op naast Rachel.
Rachel werd wakker, midden in het bos. Een enge, dichte mist vulde de ruimte om haar heen. Geblaf klonk dichtbij, maar klonk steeds langzamer en lager, totdat Rachel het niet meer kon horen. Rachel keek achter zich, maar zag niks. Een hoog gekef klonk en Rachel draaide zich terug. Een Monster, zo groot als een kleine wilg stond daar met een hond. Rachel liet haar haren omhoog staan en krulde haar lippen naar achter voor een snauw. ‘Schruk! Waar is Staart? Waar is Maanlicht?’ Schruk zei niks, en staarde alleen maar. Daarna verdween zijn monster in de mist en Rachel volgde Schruk op de voet. Maanlicht lag weer in het maanlicht, maar toen Rachel opzij keek zag ze een schim met glimmend bloed. De schim was wel duidelijk genoeg om de snuit te kunnen zien. Ze hapte naar adem en probeerde wakker te worden.
Nat van het zweet werd Rachel wakker. Het was net voor zonsopgang. ‘Staart! Staart! Ik weet wie Maanlicht’s moordenaar gaat zijn!’ Staart schrok meteen wakker en keek Rachel met opengesperde ogen aan, zo groot als schoteltjes. ‘Nou? Wie?’ ‘Ik…’

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen