Hoofdstuk 10
‘STAART!’ Staart was aan de rand van het Wolventerritorium. Een luchtige stem riep haar naam. Daarna nog eens, en nog eens. ‘Staart help ons!’ De richting kwam vanuit het Wolventerritorium. ‘Als dit een val is, maak ik Cenjé af’, gromde Staart in zichzelf. Ze spetterde door het ondiepe beekje en de koude druppels op haar buikvacht lieten haar rillen. Het was een koele dag, alleen de zon kwam door de dikke witte wolken heen, die precies op het ravijn wees. Staart hupte over een paar stenen en voelde ze prikken in haar kussentjes. Ze verlangde zo erg naar zacht, groen gras onder haar bebloede kussentjes. Hoe dichter Staart bij het ravijn kwam, hoe meer stemmen ze hoorde. ‘Staart! Help!’ Staart kwam beneden in het ravijn en zag een rode wolf bijna doodgaan onder een hond. Staart sprong erheen om de hond te beuken, maar ze miste en viel. Wat gek! De wolven keken helemaal niet naar de kat die op hun territorium was gekomen. De honden keken niet eens naar haar. Ineens zag Staart een flits van blauwe pels aan de top van het ravijn. Staart dook terug in het struikgewas. En ze zag Rachel. Ze zag hoe ze viel dwars door de hond heen en ze hoorde zelfs de stem praten. Toen de stem het eerste woord zei, liepen de rillingen over Staart’s rug heen. Ze was heel opgewonden. Een Droom! Van de IJspack! Die had ze nog nooit gehad! Alleen jammer dat Rachel erbij was. Als de IJspack dacht dat ze samen gingen werken, dan waren ze nog dommer dan een egel in Bladkaal.
Staart schrok wakker, in het leerlingenhol. Ze vloog het lege veld over naar Maanlicht’s hol. Ze zag net Snow uit het hol komen. ‘Hee Snow, kan ik je coach spreken?’ Ze drukte haar neus in haar broertjes vacht. Snow schudde met zijn kop. ‘Nee, ze is niet hier. Uno en Lion zijn met haar mee naar de Maangrot.’ Hij keek naar Staart en commandeerde dat ze haar poten moest laten zien. Toen hij terugkwam om duizendblad op de bebloede poten te smeren vervolgde Staart: ‘O, ik dacht dat ik met haar kon praten.’ ‘Waarover?’ de ogen van Snow twinkelden. ‘Heb je een teken van de IJspack gekregen?’ ‘Ja, zoiets.’ Staart aarzelde. ‘Kan je het mij vertellen? Dan kan ik het aan haar doorgeven!’ Staart aarzelde. ‘Bovendien, ik ben je broer! Je kan me alles vertellen!’ Snow klonk te opgewonden om ook maar naar Staart’s antwoord te luisteren. Aarzelend begon Staart haar verhaal over de droom die ze had gehad. Aandachtig luisterde Snow naar haar hele verhaal. ‘Nou, dat is me een droom zeg!’ Zei hij. ‘Het is vanavond Volle Maan, weet je zeker dat je je niet gewoon zorgen maakt over Rachel? Als de Wolvenpack problemen heeft, vertellen ze het vanavond wel.’ ‘Als jij het zegt Snow!’ Staart haalde haar schouders op en wilde weglopen toen Snow zei: ‘Kan je voor mij wat kruiden verzamelen? Ik heb Jeneverbessen nodig en die groeien op droge plekjes, ik heb Heemst nodig van de grens tussen De Vossenpack en onze pack en ik heb Jacobskruid nodig uit de bergen. Die laatste groeit bij de Zilverberg. Ik zou daarmee beginnen.’ Staart knikte en vroeg: ‘Hoe zien Jacobskruid, Heemst en Jeneverbessen eruit? Want misschien pak ik per ongeluk Doodsbessen en zijn we allemaal de sjaak.’ ‘Jeneverbessen zijn blauw-zwart en hangen aan kleine struikjes, Heemst is lichtroze en heeft grote vlezige penwortels en dan heb je nog Jacobskruid dat is geel, met kleine bloemetjes. Nou ga! Dan ben je nog terug voor Uno terug is.’ Staart gaf hem een knikje en liep langs de doornstruiken het kamp uit.
‘Hee, daar heb ik Klitwortel, maar die stengels heeft Snow genoeg, denk ik.’ Staart bleef staan bij een plantje met glanzende groene wortels. Ze liep langs de beek van het Vossenterritorium. Voor de zekerheid beet Staart de bladeren er toch vanaf. Ze keek naar de Klitwortels. Ze had de hele beek afgezocht en nergens Heemst gevonden. Staart keek in het water, behalve haar spiegelbeeld zag ze niks anders wat op Heemst leek. Ze keek haarzelf diep in de ogen en zag dat haar spiegelbeeld veranderde tot een poes haar aankeek, die precies op haar leek, maar wel een ander snoetje had. Ze had een misvormd oor en ze miste een oog. Maar ze leek wel heel trots op Staart. ‘Mam’, fluisterde Staart.’Ben jij dat?’ De witte poes knikte en zei: ‘Weet je wel, hoe trots ik op je ben?’ De woorden van de witte poes raakten Staart.’Mama, ik hou van jou’, fluisterde Staart nog zachter. ‘Ik ook van jou, maar het duurt heel veel manen voor wij elkaar weer zien, ik jaag nu veilig met de IJspack.’ De witte poes boog haar neus naar Staart toe en Staart raakte het ijskoude water aan met haar neus. Het begon te rimpelen en haar moeder was helemaal weg. Staart keek over het beekje heen en zag een lichtroze bloemetje aan de kant van de Vossen. ‘Yes!’ Staart sprong stilletjes over het beekje heen en begon de stengels door te knagen. Bij de zesde stengel voelde Staart een klauw op haar rug. Toen ze zich omdraaide keek ze in de ogen van de magere vos Schaduw.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen