Foto bij Hoofdstuk 10



Schotland, 1012

D
e klok aan de muur tikte zachtjes terwijl Rowena de betoverde verenpen over het perkament liet dansen. Haar voorhoofd stond nog altijd in een diepe frons. Gelukkig was Josselyn in orde, maar ze kon niet begrijpen waarom haar dochter niet terug was gekomen naar de les. De ziekenboeg van Madam Salva zat niet ver van het lokaal en toch had het veel te lang geduurd. Hadden zij en Josselyn misschien ruzie gehad? Ze kon zich het niet voorstellen dat Helena haar vriendin had vervloekt.
      Ze zuchtte diep. Maar ze was altijd zo boos. Rowena had dat nooit begrepen. Ze was vroeger zo'n vrolijk kind, maar nu herkende ze haar dochter daar niet in. Was het haar schuld? Had zij haar ouderschap verslonst? Maar ze had Helena altijd de wereld geschonken; een dak boven haar hoofd, mooi speelgoed en nu een educatie waar elke heks van droomde, met haar moeder als docent. Ze was altijd in de buurt, maar Helena leek haar alleen maar uit de weg te gaan. Kon zij maar een beetje meer als Helga zijn, dacht Rowena vaak over zichzelf. Helga leek zich altijd goed in de jeugd te kunnen verplaatsen. Ze begreep hen op een niveau dat Rowena niet kon. Wat had ze gemist? Waarom was Helena niet gelukkig?
      Zacht geklop op de deur trok Rowena uit haar gedachten. Ze keek op. 'Binnen,' zei ze en de deur opende. Ze glimlachte. 'Goderic, waar heb ik je bezoek aan te danken?'
      'Ik had net mijn les,' zei hij. Zijn gezicht stond bezorgd.
      'Is alles in orde?' vroeg ze. De pen stopte met schrijven.
      'Helena is niet komen opdagen bij de les. Haar klasgenoten weten niet waar ze is.'
      Met een zachte tik viel de pen om; een dikke inktvlek vormde zich op het perkament. 'Wat?' Ze stond op en liep naar hem toe. 'Wat bedoel je ze weten niet waar ze is?'
      'Precies zoals ik het zeg.'
      Rowena keek hem aan. 'Ze zal zich waarschijnlijk even hebben teruggetrokken. Dat doet ze soms. Ik weet zeker dat ze in orde is.' En dat was de waarheid, maar Rowena wist ook dat als Helena dat deed, Josselyn ervan wist. 'Bedankt voor de waarschuwing, Goderic. Ik ga naar haar even zoeken.'
      Godric knikte. 'Als je hulp nodig hebt, lieve vriendin, dan roep je maar.'
      Ze knikte 'Dank je wel.'
      Godric draaide zich om en verliet de kamer. Rowena leunde tegen haar bureau en zuchtte diep, terwijl ze vermoeid een hand tegen haar voorhoofd legde. 'Helena, lieve kind, wat doe je nu allemaal?'
      Met een zucht ging ze achter Godric aan. Ze liep de gangen door en sloeg rechtsaf de eetzaal in. Het duurde even tot ze tussen alle kinderhoofdje Josselyn vond, maar toen ze Helena niet aan haar zijde zag, liep ze naar het meisje toe. 'Juffrouw Collgate.'
      Het blonde meisje keek naar haar op. 'Oh, hallo Professor. Hoe gaat het met u?'
      'Weet u waar mijn dochter is?'
      Josselyn schudde haar hoofd. 'Nee, mevrouw. Ik heb haar na de les niet meer gezien.'
      Rowena keek het meisje een tijdje aan. Ze wist dat de Huffelpuffs er niet van hielden om te liegen en in de ogen van dit meisje zag ze geen bedrog. Ze knikte. 'Laat me alsjeblieft weten als je meer weet.'
      Ze knikte. 'Dat is goed, professor.'
      Rowena knikte. 'Geniet van uw lunch,' zei ze en liet de kinderen weer alleen. Ze zou wel opduiken. Dat gebeurde altijd weer. Misschien zat ze gewoon ergens aan het water bij het meer. Het was een mooie dag en Helena zal wel teleurgesteld zijn om het cijfer waar ze zo hard voor had gewerkt. Dat zal het zijn.

      Veel werk had Rowena die dag niet kunnen doen. Ze wist dat ze zich geen enkele zorgen hoefde te maken om haar dochter; ze was vindingrijk en zelfstandig. Ze kon wel voor zichzelf zorgen. Maar toch vond Rowena het nooit fijn om in het ongewisse te worden gelaten.
      Weer geklop op de deur. Rowena keek op. 'Binnen.'
      Josselyn stapte de kamer binnen, in haar handen hield ze een stuk perkament. Rowena stond op toen ze de betraande ogen van het meisje zag. 'Wat is er aan de hand, Josselyn?' vroeg ze en liep langzaam naar het meisje toe.
      Ze stak de hand met het perkament uit. 'Helena is weg,' snikte ze.
      Rowena keek haar beduusd aan. Ze stond daar even, bevroren en met een half uitgestoken hand, eigenlijk te bang om het papier aan te nemen.
      'Ik vond dit tussen de tonnen in de kelder,' zei het meisje met schorre stem. Ze veegde haar mouw langs haar ogen.
      Rowena rukte zich los uit haar bevroren staat en pakte het papier aan. Haar hart bonsde in haar keel, toen ze het papier open rolde en haar ogen over het papier liet glijden. Even leek het alsof haar hart stopte. Toen het weer bonsde, voelde ze alleen nog maar pijn. 'Waar is ze naartoe?' vroeg ze. Haar stem trilde.
      'Ik weet het niet.'
      'Waar is ze, Josselyn?' Ze draaide zich om en greep het meisje bij de armen, waardoor ze alleen nog maar meer begon te huilen. 'Ik weet het niet!' snikte ze luid. 'Ze had het over uw diadeem. Ze wist niet wat ze wilde doen na Hogwarts en ze wilde hem lenen zodat ze erachter kon komen. Meer weet ik niet. En ik had het haar beloofd niemand te zeggen, maar ze had nooit gezegd dat ze weg zou gaan. Ik ben bang voor haar, Professor.' Ze sloeg haar handen tegen haar ogen en begon luidkeels te huilen.
      Rowena keek het meisje aan en wreef zachtjes met haar handen over haar armen. 'Het komt wel goed. Ga even naar Professor Hufflepuff en drink een kopje thee. Ik ga opzoek naar Helena, oke?'
      Josselyn knikte en snikte nog wat na terwijl ze de kamer verliet.
      Rowena liep naar haar bureau en zocht naar de sleutels. Ze pakte het fotolijstje op, waar deze normaal achter lagen, maar de sleutels waren verdwenen. Nee, zoiets zou ze nooit doen.
      Al half onderweg naar de deur zette ze het lijstje terug op zijn plek. Ze hoorde het glas breken, maar liep de deur uit en haastte zich naar haar kamer. De deur zat dicht. Met bonzend hart drukte Rowena de deurklink naar beneden; hij gaf mee. De scharnieren kraakten toen ze de deur opende. Haar ogen flitsten door de ruimte. Rowena trof haar bureau in complete chaos; brieven lagen overal op de vloer, samen met perkamentrollen en verenpennen. Maar dat was nog het minste haar zorg.
      Ze wendde zich tot haar juwelen. Bij elke stap begon haar hart sneller te bonzen. Ze had het al gezien en hoopte dat haar ogen haar bedrogen; maar toen haar ogen nog maar een paar centimeter waren verwijderd van waar het diadeem had gelegen, was het bewijs overduidelijk; Helena had het diadeem gestolen.
      Tranen biggelden over Rowena's wangen. De waarheid dat haar eigen bloed haar had verraden, had haar hart gebroken. Ze kon het voelen; de scheuren die zich door haar hart groeven en het langzaam deden afbrokkelen. Maar zelfs dat zielsverdriet deed niet aan een nog groter verraad; want hoewel het diadeem haar dierbaar was, had Helena met haar vertrek iets veel kostbaarder meegenomen.
      Rowena draaide zich om, naar de brieven die op de grond lagen. Ze ging op haar knieën zitten en pakte er een met trillende hand van de grond. Ze heeft ze gevonden.
      Hoewel de zomer heerste, en het buiten zeker vijfentwintig graden was, voelde Rowena niks dan een kille, ijzige kou om zich heen. Ze was haar dochter kwijt. Haar meest kostbaarste en meest waardevolle bezit in de hele wereld was tussen haar vingers doorgeglipt. Ze had geen vaarwel gezegd, geen brief naar haar geschreven, ze was gewoon vertrokken zonder een woord te zeggen. Haatte zij haar zo? Haatte Helena haar zo dat ze haar met zoveel verdriet en vragen achter wilde laten?
      Rowena drukte de brief tegen haar hart, alsof ze daarmee de scherven wilde stoppen met breken en ze huilde, terwijl de tranen over haar wangen stroomden. Er was niets meer te voelen, niets meer te zeggen, niets meer dan de leegte die haar geest omhulde met wervelende duisternis.



Reageer (2)


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen