1O4|| Einar Harding

and I'm definitely going to let you.
Jij ziet wat je te zien krijgt. De woorden hadden bitter geklonken, spottend, de woorden van een dronkaard die niet langer nadacht wat hij zei, maar ze hadden niet meer de waarheid kunnen zijn. Hij had Silvia nooit alles van hem laten zien. Hoe had hij dat haar ooit kunnen laten zien? Ze zou zijn gaan rennen als ze wist wat hij echt dacht, echt voelde. Dus had hij een deel verzwegen voor haar, een deel wat elke dag meer was gaan knagen. Maar hij had volgehouden en was stil gebleven.
Misschien wilde hij de leugens soms zelf ook geloven.
De wind waaide zacht, en maakte in combinatie met de alcohol dat de wereld niet stil wilde staan. Stilstaan was een opgave, en R stond al wankelend op de rand. Hijzelf lette amper op dat gapende gat naast hem.
“R, kom alsjeblieft naar beneden, weg van die rand.” Een hand die zijn jasje pakte. Heel even wilde R zich lostrekken, weg van die hand, weg van haar. Hij wilde niet weg van haar, absoluut niet, en dat maakte dat hij dat zou moeten. Hij wilde veel te graag naar haar toe, versmelten met die kleine aanraking van zijn jasje. Het beangstigde hem, en zich lostrekken zou dat gevoel misschien verjagen. Toch vond hij de kracht niet om weg te stappen, of zich los te trekken.
“Wat voor domme dingen je ook gedaan hebt, we lossen het wel op. Alsjeblieft, kom naar beneden. Alsjeblieft.” Het laatste woord werd gefluisterd, met paniek die zelfs R in zijn staat kon herkennen. En alsmaar was er maar die hand.
Maar hij stapte van de rand af, of deed een poging daartoe. De grond leek hem tegen te willen werken, de wereld bleef niet langer stilstaan, en R bleef niet langer recht op de benen staan. De enige manier om overeind te blijven was om zich vast te pakken aan Silvia. En toen hij eenmaal daar stond, werd het verdomd lastig om haar nog los te laten, zeker toen zij haar handen op zijn rug legde. Hij moest zich weer losmaken, dat wist hij. Dit was zoveel meer verraderlijk dan die enkele hand zonet. Maar hij kon niet meer. Hij kon niet meer vechten tegen alles wat hij zo graag had gewild. Hij was al bezig Silvia te verliezen, hij kon niet meer vechten om te behouden wat gered kon worden.
Zijn hele leven al vocht hij tegen de wereld. Wanneer kon hij rust nemen? Wanneer kon hij de last even van zijn schouders halen? Hij was moe, en Silvia’s armen voelden zo vertrouwd, zo troostend.
En dus bleef hij staan waar hij stond, in Silvia’s omhelzing.
“Doe me nooit meer zo schrikken,” zei ze zacht. R kon alleen maar meer naar de omhelzing leunen toen ze hem steviger vasthield.
“Je bent een oen, Harding.” Een automatische verstrakking bij zijn achternaam. Zelfs in Silvia’s mond voelde het niet als zijn naam.
“Als een meisje je net verteld heeft dat ze je leuk vind, is het niet cool haar een hartaanval te geven door bijna van een dak te vallen.” Stilte. “Ik schrok me dood.”
Leugensleugensleugens. Alles in R schreeuwde dat haar woorden een leugen waren. Of nee, geen leugen. Ze vond hem leuk als vriend, dat was alles. Het was al zoveel, dus hij zou niet protesteren. Maar het was uiteindelijk niet wat hij wilde.
“Ik denk niet dat deze domme dingen op te lossen zijn,” antwoordde hij zacht haar eerdere opmerking. En hoewel het al zijn wilskracht kostte, maakte hij zich toch los uit haar omhelzing. Het voelde koud aan waar haar aanraking miste.
Als het niet zo moeilijk was geweest om zich te focussen, had hij haar recht aangekeken. Nu keek hij ongeveer haar kant op. “Soms maak je keuzes waarvan je al weet dat je er later spijt van gaat krijgen, en toch maak je ze. En wanneer dan het moment van betalen komt…” Hij lachte zacht, spottend om zichzelf en draaide zich iets van Silvia af. Hij keek in de verte, naar de jongeren die beneden op de grond stonden.
“Laten we maar zeggen dat ik beter had moeten weten en het geheel mijn eigen schuld is.” Meteen die eerste dag dat hij aan Silvia gekoppeld was geweest voor dat project had hij al geweten zich op gevaarlijk terrein te begeven. Hij had enkel dat project moeten maken, had ver uit de friendzone moeten blijven. Dat had hij toen al geweten, en toch had hij niet naar zichzelf geluisterd.
En dus stond hij hier op het dak met een flacon in zijn hand en een gebroken hart.
Zelfs zonder woorden voelde hij de vragen van Silvia af komen. Wat voor keuzes had hij gemaakt? Wat was er aan de hand? Hij was zo vaag als maar mogelijk kon, maar in zijn hoofd klopte het precies.
Hij draaide zich terug naar Silvia, die hem inderdaad vragend aan stond kijken, een beetje bezorgd wellicht. Had ze medelijden met hem? Wilde ze gewoon dat hij in orde was, zorgzaam als ze was? Dat was immers wie ze was. De zorgzame jongedame die wilde dat iedereen zich goed voelde, die zelfs de eenzame exjunkie onder haar hoede had genomen. Ze was zo’n licht in deze wereld, zo intens goed vanuit haar hart.
In een opwelling boog hij naar voren en duwde zijn lippen hard op de hare. Een seconde, wellicht nog minder, voor hij zich realiseerde wat hij aan het doen was. Voor hij zich realiseerde dat hij het laatste touwtje had doorgeknipt, en dat de hakbijl onderweg naar zijn nek was.
Hij sprong haast achteruit en voelde zijn hart haast fysiek echt breken. Dit was het dan. Ze zou hem niet langer leuk vinden als een vriend (want op een andere manier leuk was te onwaarschijnlijk om echt in te kunnen geloven). Dit was de laatste keer dat hij haar zou zien, zou spreken, zich in haar licht zou mogen begeven.
Hij draaide zich al om om weg te lopen. “Ik zal de deur voor je openen,” mompelde hij. “Heb je een haarschuifje bij je?” Hij zou haar niet bij hem houden.
Er zijn nog geen reacties.