Een oude man loopt over een klein bergpaadje. Hij is helemaal uitgeput, al meerdere dagen heeft hij achter elkaar gelopen zonder te rusten. Het begint inmiddels ook alweer bijna donker te worden, en hij wil weer een keer in een echt bed slapen, in plaats van op de grond onder een oude versleten deken.
Zodra hij weer een kleine heuvel heeft beklommen ziet hij in de verte een aantal lichtjes die bij een plaats zouden kunnen horen. Als hij zo kijkt is het waarschijnlijk nog een halfuur lopen. De man zet de pas erin, en komt al na twintig minuten aan in het dorpje. Het dorpje licht nog helemaal in puin na alle bombardementen. Hij mompelt in zichzelf, “ik betwijfel of ze hier wel een bed overhebben voor mij.” De Man hoort van uit een gebouw verder op in de straat gepraat en gelach komen, misschien is daar de herberg, denkt hij.
Hij loopt ernaartoe, en doet de deur open. Als hij naar binnen stapt verstommen alle gesprekken. Men kijkt wantrouwend naar hem. Na de oorlog vertrouwen mensen Duitsers en Italianen niet meer. in dit land is door hen zoveel schade aangericht. De man doet alsof hij niets merkt en loopt naar de bar en vraagt aan de waard: “heeft u misschien iets te eten voor mij, en ook een kamer?”
De waard neemt de Italiaanse man in zich op, een oude man met versleten kleding. De waard denkt, deze man gaat mij geen problemen geven.
“Voor één nacht heb ik een kamer voor je. Dat kost dan wel 10 gulden, en als je dat niet hebt anders 5000 Lire. Ik moet het immers nog maar zien te wisselen. En Italiaans geld is hier bijna niet gewenst.”
“meneer, vindt u 5000 zelf ook niet heel veel geld?” vraagt de Italiaan. “het is veel, maar ik moet het nog kwijt zien te raken.”
“Zit er dan wel eten bij?” De waard haalt zijn schouders op, “dat kan er wel bij. Zoek maar een plek het eten wordt zo gebracht.”
De man legt het geld op de bar en schuifelt richting een tafeltje achter in het vertrek. Na een aantal minuten komt een van de diensters naar hem toe met een beker water en een heel klein beetje eten. De man kijkt verbaast naar de minieme portie die op zijn bord licht. “is dit het?” vraagt hij.
“Dit is het gene dat ik van mijn baas meekreeg. Als je het er niet mee eens bent moet u bij hem zijn.” De man wuift het weg en begint te eten.
Zodra de oude man zijn eten op had stond hij op en liep richting de waard. “heer waard heeft u de sleutel van mijn kamer?” Zonder te kijken pakt de waard een sleutel van het sleutelbord en geeft het aan de man. De trap op naar links, en dan is het de tweede kamer aan je rechterhand.
De man strompelt op zijn vermoeide benen de trap op, en loopt naar zijn kamer. Als hij de deur opent ziet hij dat er in de kamer alleen maar plek is voor een bed, een kleine kast en een bureautje waar een bijbel oplicht.
Zoals hij thuis altijd heeft geleerd wil de man voor het slapen gaan nog in de bijbel lezen, maar als hij hem opent ziet hij dat het in het Nederlands is. Helaas kan hij dat niet lezen, en gaat dan maar gewoon slapen.
Rond twee uur ‘s nachts schrikt de man wakker van geschreeuw, als of het iemand is die door de duivel zelf gemarteld wordt. De man kleedt zich aan, en gaat op onderzoek uit om te kijken waar het geluid vandaan komt. Als hij de gang opstapt hoort hij het gegil weer. Het komt van ergens beneden. Hij loopt de trap af. Op het moment dat hij beneden aankomt stoot hij eerst nog zijn knie tegen een tafel. De haard straalt nog maar heel weinig licht uit waardoor het zo goed als donker is in de herberg. Voor een derde keer klinkt dat gegil. Het is afkomstig uit de keuken. De man loopt er op af. Het valt hem op dat er in de keuken nog licht te zien is, als hij goed kijkt ziet hij dat erachter in de oven nog wat kooltjes liggen te gloeien. In het zwakke licht van de oven ziet de man een vrouw op de grond liggen, het is dezelfde dienster die hem zijn eten heeft gebracht. De man fluistert: “mevrouw, waarom gilt u zo?” Op dat moment ziet hij van links een glinstering van een mes dat door de lucht op hem afvliegt.
De man zet het op een rennen, hij hoort nog hoe het mes zich in de muur bord net op de plek waar hij stond. In zijn haast om uit de herberg te komen stoot hij een aantal tafels en stoelen om wat een gigantisch kabaal maakt. Achter hem hoort hij een ander paar voetstappen snel naderen. De man voelt nog een mes vlak langs zijn oor suizen, en begint nog harder te rennen. Hij rent terug in de richting waar hij die avond vandaan kwam. Hoe snel hij ook rent op zijn oude benen de achtervolger komt steeds dichterbij. Op het moment dat hij de heuvel bereikt wordt hij onderuit gemaaid door de achtervolger. Hij probeert nog weg te kruipen, maar het lukt hem niet. Net voor de oude man het mes tegen ze keel voelt drukken hoort hij in zijn rechteroor heel zacht: “Zeg maar dag tegen het leven vuile Fascist.”

Reageer (2)

  • Girlicious

    Ach die arme man. Hij wilde puur wat eten en een slaapplaats.
    Ik had nog zo gehoopt op een fijn einde 🙈

    2 jaar geleden
    • Deparnieux

      Ja, dat was ook eerst de bedoeling, maar het verhaal schreef zichzelf in deze richting. Dus toen moest hij wel dood 🤷‍♂️

      2 jaar geleden
  • ChifuyuMatsuno

    (Y) Bedoelde je "Zeg maar dag tegen het leven...''? Of heb ik het fout? En die man zijn leven is niets meer waard... :X Kudo!

    2 jaar geleden
    • Deparnieux

      Ik bedoelde “dag” in de zin van dat zijn leven voorbij is.

      2 jaar geleden
    • ChifuyuMatsuno

      Ok, maar je bent goed bezig!

      2 jaar geleden
    • Deparnieux

      Bedankt voor de tip, het was een typfout. Heb het aangepast.

      2 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen