Foto bij Hoofdstuk 1

Ik opende mijn ogen. Ik lag in een knus, warm bed. Ik stond na een paar minuten op. Elk deel van mijn lichaam deed pijn. Waar was ik? Ik keek om me heen. Er lagen naast mij twee andere meisjes te slapen. Ik hoorde de wijzers van een klok tikken. Het was erg donker en ik zag bijna helemaal niets. Ik stapte een beetje rond in de kamer. Ik zag een deur en opende hem zonder na te denken. Ik kwam in een verlaten gang terecht. Er was een beetje licht in de gang. Ik hoopte dat niemand wakker zou worden en ging verder. Om de hoek hing een klok. Het was half zes. "Wat doe jij hier zo vroeg, meisje?", zei iemand streng. Ik draaide me geschrokken om. "Hallo, ik... uh, ik-", ik kon niets uitbrengen. Er stond een vrouw voor me, met rood krullerig haar en blauwe ogen. "Ben je hier nieuw?", zei ze al iets vriendelijker. "Ja, waar zijn we eigenlijk?", vroeg ik zonder na te denken. Nu denkt ze zeker dat ik aan geheugenverlies lijdt. "In het weeshuis", antwoordde ze.

Was ik in het weeshuis terechtgekomen? "Ah, oké. Ik ben Zara en ik ben 13 jaar oud. Ik werd wakker en toen zat ik op een slaapkamer. Ik was een beetje gepanikeerd en liep naar buiten. Sorry", zei ik verontschuldigd. "O, dat maakt niet uit hoor. Omdat je nieuw bent maakt het niet uit. Moet je naar het toilet? Als je wil zal ik je wel brengen. Trouwens, ik ben Aurora. Ik werk hier", zei ze. "Ja, graag. En aangenaam, mevrouw", zei ik.

Ze bracht me naar het toilet. Ik ging eerst naar het toilet, en dan verfriste ik mezelf. Ik wou ook erg graag douchen, maar het leek me een beetje onbeleefd om nu al met veel wensen te komen. Ik kwam weer op de gang. "Ik denk dat je honger hebt, kom mee, dan gaan we wat eten", zei ze. Ze had gelijk. Ik had heel veel honger.

We gingen naar de eetzaal, en daar gaf ze mee brood en een glas melk. In stilte ontbeet ik. Terwijl ik mijn glas melk opdronk, zag ik dat Aurora naar me keek. "Hoe ben je hier terechtgekomen?", vroeg ze opeens. Ik deed mijn mond open om iets te zeggen, maar kon niets zeggen. Opeens gleden er tranen over mijn wangen.

Aurora keek geschrokken, maar herstelde zichzelf. Ze gaf me een zakdoek. "Zeg maar gerust, ik beloof dat ik het aan niemand zal zeggen", zei ze geruststellend. "Oké, mijn moeder is gestorven toen ik één jaar oud was en mijn vader is gisteren...", en toen begon ik nog harder te huilen. Het was allemaal mijn schuld. Ik had iets moeten doen. Ik heb het recht niet om over hem te praten. Ik wilde nu zo graag mogelijk alleen zijn. "Heb je broers of zussen?", vroeg ze. "Nee", antwoordde ik afwezig. "Wil je alleen zijn?", zei ze terwijl ze me een knuffel gaf. Ik knikte. "Ga maar naar kamer 103. Het wachtwoord is je 9167", zei ze. Ik ging weg voordat ze van gedachte zou veranderen om me toch hier te houden. Ik zocht kamer 103. Na een tijdje vond ik de kamer, en ik toetste het wachtwoord in terwijl ik het afdekte. De deur ging met een zachte klik open.

Iemand had mijn naam al op de deur geschreven met een naamplaat. Ik deed de deur zachtjes achter me dicht. Het was een kleine kamer. Er was een klein bureau, een eenpersoonsbed en een kast. Er was ook een andere deur, en dat was waarschijnlijk de badkamer. Ik ging vermoeid op het bed zitten. Moest ik nu de rest van mijn leven hier blijven? De rest van de dag bracht ik gewoon door in de kamer. Ik had helemaal niets te doen. Opeens klopte iemand op de deur. "Wie?", vroeg ik. "Ik ben het, Aurora", zei ze vriendelijk. Ik deed de deur open en keek naar haar. "Wat is er?", zei ze. "Waarom kom je niet buiten?", vroeg ze. "Ik heb helemaal niets te doen, dus waarom zou ik buiten komen?", zei ik boos.

"Dan heb ik goed nieuws voor je. Binnen een halfuur komt iemand je ophalen", zei ze. "Wie?", vroeg ik geschokt. "Een familielid van je. De zoon van je tante komt je halen", antwoordde ze. "Ik heb ze nog nooit gezien", zei ik. "Hadden jullie geen contact?", vroeg ze. Ik schudde mijn hoofd. "Vreemd, het was de zus van je vader", zei ze in gedachten verzonken. "Maar moet ik dan afscheid van jou nemen?", zei ik. "Ja, tot ziens", zei ze en ze gaf me een knuffel. "Maak je klaar, hij kan er op elk moment zijn", zei ze terwijl ze naar de deur keek. En toen ging ze weg. Ze sloot de deur zachtjes achter haar dicht. Ik deed snel mijn haar goed, keek nog eens in de spiegel. Ik had mijn haren in een staartje en mijn bruine ogen keken boos naar me. Ik had geen zin om om te gaan met familieleden die ik nooit kende en waarvan mijn vader afstand had genomen.

Ik zuchtte eens diep. Ik was net een beetje gewend geraakt aan het weeshuis, en ik dacht dat ik hier voor altijd ging zitten. Ik had me net een beetje voorbereid op de volgende jaren, en nu moet ik me weeral klaarmaken voor iets anders. Opeens klopte iemand op de deur. "Kom binnen", zei ik. Iemand deed de deur open. Het was een jongen met bruin haar, en lichtbruine ogen. "Jij bent Zara, neem ik aan?", vroeg hij. "Ja, en jij bent?", vroeg ik. Ik heet Jordan", zei hij. "Ik kom je halen", zei hij. "Waar wonen jullie?", vroeg ik hem. "Tien minuten stappen hier vandaan. Sorry, maar mijn vader was vandaag niet vrij dus hij kon niet komen om je op te halen", zei hij verontschuldigd. "Geeft niet. Ik heb toch benen om te stappen?", zei ik. Hij glimlachte flauwtjes."We zijn er", kondigde hij aan nadat we een tijdje hadden gestapt. We hadden onderweg niet gepraat. De buurt was heel rustig, net zoals rond het weeshuid. Ik vraag me af waar mijn huis was. Was het al verkocht? Waar waren al mijn spullen gebleven? Ik dacht aan de rugzak die ik had gemaakt om naar Spanje te gaan. Wat zou ermee zijn gebeurd? Normaal gezien zouden we nu op weg zijn naar Spanje. Wist mijn vader dat hij in levensgevaar was? Wie was die vrouw? Duizenden vragen spookten rond in mijn hoofd. Jordan deed de deur open.

Er zijn nog geen reacties.


Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen