Na een ruzie met zijn vader, eindigt Wylan voor het eerst in zijn leven in een kroeg.

. . .


Regen kletterde op zijn hoofd, dikke druppels nestelden zich in zijn krullen. Wylan huiverde. Zijn hoofd hield hij afgewend, zijn blik was op de modderige straat gericht. Waar anderen dwars door de plassen stampten, probeerde hij ze te ontwijken. Erg succesvol was hij daar niet in, zelfs zijn sokken waren doorweekt.
      Niet dat hij wist waar hij naartoe wilde.
      Hij wilde gewoon weg, weg van huis. Van de bedrukkende atmosfeer daar. De bijtende opmerkingen van zijn vader, zijn minachtende blik. Hij dacht aan zijn halfbroertje of -zusje dat op komst was. Zijn vader maakte maar al te duidelijk dat die wél aan zijn verwachtingen zou voldoen. Dat dat onmogelijk net zo’n imbeciel als Wylan kon worden.
      Wylan rechtte zijn schouders. Echt niet dat hij daar nog een traan om zou laten. Dat had hij vroeger al vaak genoeg gedaan – en het leverde hem niets dan een belabberd gevoel op. Toch balde hij zijn handen in frustratie, zo stevig dat zijn nagels in zijn handpalmen sneden.
      Het begon nog harder te regenen.
      Verderop klonk muziek, gelach. Wylan bleef aarzelend staan toen dat in volume toenam en wierp een twijfelende blik op de kroeg aan zijn rechterhand. Hij was nooit in een kroeg geweest. Dat was beneden zijn stand, zou zijn vader zeggen.
      Vandaag wilde hij echter maar al te graag doen wat zijn vader níét van hem wilde. De mislukkeling zijn die hij was, dan maar. Hoe zou zijn vader reageren als hij erachter kwam dat hij door de Barrel liep – en zich inliet met gespuis?
      Het was echter een rebelse daad die in zijn gedachten makkelijker uit te voeren was dan in het echt. Hij hoorde hier niet. Wat moest hij daar doen, in zijn eentje? En-
      Er werd een arm om zijn schouder gelegd. ‘Sta daar toch niet zo te staan, liefje. Kom mee naar binnen!’
      Een roodharige jonge vrouw keek hem met een warme glimlach aan. Een ander meisje pakte zijn hand al en trok hem mee naar de ingang van de tent. De letters op het uithangbord kon hij niet tot een woord samenvoegen, maar er stond een vrouw met een flinke boezem en een vissenstaart op afgebeeld. Wylan voelde de warmte naar zijn wangen trekken. Al helemaal toen hij binnenkwam en zag dat de serverende meisjes glitterrokken droegen en schelpvormige borstbedekking – als echte zeemeerminnen.
      ‘Je bent zo nat, je lijkt wel een verdronken jongeman, meegelokt naar de diepte door een onweerstaanbare schoonheid.’ Het blonde meisje dat zijn hand vasthad, knipoogde naar hem.
      Wylan wilde zich het liefst in de kraag van zijn overhemd verstoppen.
      ‘Kom, ik haal wat drinken voor je.’ Ze leidde hem naar de bar toe. ‘Ik ben Mathilda en dit is Rietje.’ Ze knikte naar de roodharige dame, die speels een hand door zijn krullen liet glijden. ‘We kunnen vanavond vast wel wat plezier maken, denk je ook niet?’
      ‘Uh…’ Meer kreeg Wylan er niet uit. Hij kon dan wel niet lezen of schrijven – op dit moment leek hij óók nog eens niet te kunnen praten en hij kon wel door de grond zakken van schaamte.
      Er werd hem een kroes bier in handen geduwd. Moest hij die niet te betalen?
      Wantrouwend keek hij naar het schuimende bruin. Bij etentjes had hij weleens wijn gedronken, maar nooit bier. Het rook bitter.
      ‘Wat is je naam, knapperd?’
      Weer die vingers die door zijn haren gleden. Hij trok automatisch zijn hoofd iets opzij – hij was geen hond die graag geaaid wilde worden. ‘Wylan,’ mompelde hij. Even twijfelde hij of hij zijn achternaam zou zeggen, maar hij deed het niet.
      Dat zou wel heel stom zijn.
      Hij kwam uit een steenrijke familie. Hij zat er niet op te wachten dat hij straks ontvoerd werd. Aarzelend nipte hij van het bier. Lekker vond hij het niet.
      Over zijn glas heen keek hij de ruimte rond. Het was druk in de kroeg, het rook er naar verschaald bier, zweet en natte kleding. Bulderend gelach steeg om de haverklap van de tafels op, waar schimmige figuren met elkaar praatten, drank achteroversloegen of een kaart- of dobbelspel deden.
      Wat dóé ik hier?
      Buiten had het gezellig geklonken – een gezelligheid die onbekend voor hem was – maar nu hij hier stond en al die vriendengroepen zag, voelde hij zich maar eenzaam. Het gezelschap dat hij wél had gekregen, was ook niet heel bekoorlijk. Hij begon inmiddels te vermoeden wat voor soort meisjes Mathilda en Rietje waren en de gedachte dat ze zoiets van hem zouden willen liet zijn wangen gloeien.
      ‘Je moet een beetje ontspannen,’ lachte Rietje. Ze legde haar handen op zijn schouders en kneedde zijn spieren. ‘Kom, doe eerst je jas eens uit. Je bent niet van hier, zeker?’
      Wylan slaagde er alleen in om zijn hoofd te schudden. Ongemakkelijk stond hij toe dat ze zijn natte jas van zijn lijf pelde. Zijn kleren plakten onaangenaam tegen zijn huid.
      ‘Kom, laten we daar zitten. Daar kun je opwarmen. Je lijkt wel in shock, lieve jongen.’ Rietje pakte zijn hand en leidde hem mee naar een tafel naast een haard.

Rietje was toch wel een lieve meid. Ze kletste er vrolijk op los en de spanning trok een beetje uit Wylans schouders weg. Het eerste glas bier was achter de kiezen. Daarna bestelde hij glühwein. Dat was warm én zoet.
      Wylan zei zelf niet veel, maar hij vond het wel leuk om naar haar verhalen te luisteren. Haar ouders waren marktkramers, waardoor ze veel verschillende plekken had gezien. En Wylan luisterde maar wat graag naar verhalen die zich buiten Ketterdam afspeelden. Plekken die hij ooit nog hoopte te zien.
      En ze had een leuke lach.
      Maar niet zo leuk als die van een donkere jongen die twee tafels verderop zat. Hij schaterde om grappen die Wylan niet kon verstaan en Wylan – die niet uit een milieu kwam waar íémand schaterlachte – merkte dat zijn mondhoeken erdoor omhoog krulden.
      Opeens keek de jongen op. Wylans hart sloeg een slag over. Vlug wendde hij blik af, zijn wangen donkerrood.
      Keek hij echt naar mij?
      Inwendig schudde hij zijn hoofd. Wat een gekke gedachte. Hij keek natuurlijk naar Rietje. Die was mooi en lief en ze lachte net zo vrolijk als hij. Er kwam een donker, zwaar gevoel in zijn maag. Hij hoorde de schamperende stem van zijn vader in zijn hoofd.
      “Kom op, Wylan. Waarom zou iemand naar jou omkijken? Je bent niets waard. Als je halfdood op straat terechtkomt, loopt iedereen nog steeds met een boog om je heen.”
      Wylan slikte een plotse brok in zijn keel weg. Zijn handen verstevigden om het aardewerk.
      Nog een pul. Wat geeft het. Het kan niemand toch schelen wat er van je terechtkomt.
      Drank mocht dan best vreemd voor hem zijn, maar hij had natuurlijk wel de effecten ervan gehoord. Dat ze een nevel over je gedachten konden leggen. Een vooruitzicht dat best aantrekkelijk klonk.
      Dus hij dronk en hij dronk, totdat de stem van zijn vader zweeg.
      De muziek was best mooi. Er was een fluit en een viool en hij kon zijn voeten niet zo goed stilhouden. Een warme hand om de zijne. Rietjes glimlach.
      Zijn blik flitste naar voren, op zoek naar een andere glimlach.
      ‘Wil je dansen?’ vroeg Rietje.
      Ja, hij wilde dansen. Met die mooie lange jongen. Een lach als zonneschijn, een warme zomerbries. Wylan voelde aan zijn kleren. Waren die droog? Ja. Dat kwam vast door die mooie, knappe jongen.
      ‘Wylan?’
      ‘Ja,’ zei hij ademloos. Hij staarde het meisje aan. Groene ogen. Gouden lokken.
      Nee – hij wilde naar die jongen. Sterke armen, schitterende tanden, glanzend donker haar.
      En zijn ogen? Welke kleur zouden die hebben?
      ‘Nou, kom op dan!’ lachte Rietje. Ze trok hem achter de tafel vandaan, naar een hoek waar anderen dansten.
      Hij niet. Hij zat te kaarten. Maar hij keek wel.
      Wylan zwaaide.
      De jongen trok een wenkbrauw op.
      Oh, wat doe je nou! Hitte trok langs zijn gezicht.
      ‘Ik kan niet dansen,’ zei hij tegen Rietje.
      Die giechelde. ‘Heus wel! Daar is niets moeilijks aan.’
      Ze draaide hem rond. Hij struikelde over zijn voeten. Moeizaam trok ze hem weer omhoog.
      ‘Ik hou je wel vast.’ Lachend sloeg ze haar armen om zijn nek.
      De kamer draaide om hem heen. Hij was misselijk. ‘Ik – ik voel me niet goed,’ wist hij eruit te krijgen.
      Ze lachte. Opeens klonk haar stem veel te luid. Ze stond te dichtbij, ze was te warm, ze…
      Opeens raakte iets zachts zijn lippen.
      Wylan sperde zijn ogen wijd open. Die van haar waren dicht. Zijn mond was tegen die van haar.
      En de wereld spon nog steeds om hem heen. Hij had het bloedheet, was misselijk.
      Hij draaide zijn hoofd weg, zijn maag kolkte. Toen gaf hij over.
      Ze lachte niet meer. Een vlakke hand tegen zijn wang.
      Wylan stapte opzij, grabbelde naar houvast. Een schouder. Een stoel.
      Hij hoestte, braaksel zat nog steeds in zijn mond.
      Zijn knieën raakten de grond weg.
      Zo heet – hij had het zo ongelofelijk warm… bijna alsof hij in de haard was gevallen.
      Stond hij in brand? Ging hij dood?
      Oh, wat had hij een smerige smaak in zijn mond! Weer kromp zijn maag samen, er kwam een golf braaksel uit.
      De stem van zijn vader wurmde zich weer zijn hoofd binnen.
      “Kijk jezelf nu eens. Wat wilde je hier nou mee bewijzen? Je bent een nietsnut, een waardeloze hond. Een stinkende, bedelende hond, zoekend naar een aanhaling, naar een reden om niet afgemaakt te worden.”
      Wylans onderlip begon te trillen. Hij drukte zijn handen tegen zijn oren aan. ‘Stop…’ fluisterde hij. ‘Stóp…’
      Er trok een huivering door hem heen toen iemand een arm om zijn schouders sloeg en hem krachtig mee loodste.
      ‘Jij hebt echt frisse lucht nodig.’
      Wylan liet zich struikelend meetrekken. De stem was warm, veilig. Hij leunde in de sterke omarming. Een traan rolde over zijn wang.
      Doodmoe voelde hij zich. Hij zakte door zijn benen.

Wordt vervolgd

Reageer (2)

  • Nanor

    Ik heb eindelijk tijd gemaakt om dit te lezen en nawwwww ik vind het nu al leuk

    1 jaar geleden
  • ProngsPotter

    Hoe zou zijn vader reageren als hij erachter kwam dat hij door de Barrel liep – en zich inliet met gespuis?


    Ehehehehehe I *love* it

    Het is wel ontzettend grappig trouwens hoe ik je schrijfstijl atm zo goed ken dat ik zit te kijken van "hmm, ironisch genoeg doet dit denken aan een exotische mix tussen Fox en Onyx. dat is nieuw."😂😂

    1 jaar geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen