Foto bij Level 6




Voor dagen hadden ze in een rechte lijn richting de bergketen gereden, enkel van het pad wijkend om hun magen te kunnen vullen met vers vlees of om rivieren die hun weg doorkruisten over te steken. Daar lieten ze de paarden drinken en vulden hun veldflessen bij of wasten zich wanneer ze de tijd hadden. Ze vermeden de afleiding van de dorpen en sliepen in de open lucht, terwijl de vlammen van een knisperende vuur hen warm hielden, net zoals vannacht. Het zou ongeveer nog een dagtrip zijn naar het dorpje onder de bergen. Vanaf daar was het echt onbekend gebied voor iedereen.
      Kyrin, Sohra en Ardin waren in hoge sferen over het avontuur dat hen te wachten stond en fantaseerden erop los rond het kampvuur. Sohra kierde vol anticipatie over de schatten die ze daar zouden vinden - een hebberige glinstering in haar ogen - en danste met Kyrin rond het vuur, terwijl Ardin met harde slagen de slijpsteen langs het staal van zijn zwaard haalde en de nacht vulde met verzinsels over de gevechten met de wezens die ongetwijfeld op de loer zouden liggen. Reyan voelde een vlaag van verlangen door hem heen trekken. Hij zou willen dat hij kon delen in hun opwinding, dat hij kon verdwalen in de dromen van glorie en avontuur. Maar hoezeer hij ook probeerde, een sluier van bezorgdheid hing altijd over zijn gedachten. Gelukkig deelde Fay zijn onrust, al was zij eveneens verwachtingsvol, maar zij was vooral bezig met de voorbereiding, in plaats van de verbeelding waar de rest in vast zat. Want alleen echt goede voorbereiding kon ervoor zorgen dat ze de grootste slagingskans hadden.
      Tegen de tijd dat de meisjes eindelijk uitgedanst waren, Ardin zich had teruggetrokken voor de wacht en Fay extra hout op het vuur had gegooid voor de nacht, kon Reyan de kaart pas weer oprollen waar hij de hele avond mee in zijn handen had gezeten. Niet dat hij er veel naar had gekeken, want hij wist onderhand precies welke route ze zouden nemen, maar hij wilde niets cruciaal missen. Fay had zich ondertussen naast hem opgerold bij het vuur en Kyrin lag verderop ook voor pampus. Reyan kon de slaap nog niet vatten. Hij stroopte zijn mouw op en liet zijn hand over de gulden pantser glijden. De dansende vlammen wierpen een warm, gloeiend licht over het goud. Voordat hij deze had, was het leven zoveel simpeler. Hij herinnerde zich nog de tijd dat het ergste waar hij zich zorgen om moest maken was dat hij geen modder mee naar binnen zou nemen van het buitenspelen, omdat hij anders aan de stok zou krijgen met Meralinde, het hoofd van hun bedienden en hun Nanny. Vanaf zijn eerste herinnering had hij geweten welk lot er voor hem bepaald was. Die waarheid verschool zich in alle verhalen die zijn vader hem vertelde over de grootse Grimmers die in hun familie hadden geleefd en Reyan had met grote ogen zitten luisteren. Zijn vader kon altijd zo levendig vertellen, terwijl hij zijn enorme bijl door de lucht zwaaide en zijn epische gevechten tot leven bracht. Reyan zat altijd naast zijn broer op de grond in hun Hal der Glorie, waar de portretten, oude uniformen en wapens hingen van al hun voorouders, terwijl hun moeder stilletjes in de hoek haar kruidenthee dronk en gniffelde om het schouwspel voor zich.
      Sloffende laarzen trokken hem uit zijn herinneringen toen Sohra vanuit de donkere nacht verscheen. ‘Je bent nog wakker,’ merkte ze op.
      Reyan liet zijn mouw weer zakken. Hij veronderstelde dat ze bij Ardin was geweest terwijl hij de wacht hield. Dan had een of ander agressief monster het hele kamp wel kunnen vernietigen, want Reyan wist wel zeker dat er dan geen wacht werd gehouden. Hij begon er niet over. Sohra keek om zich heen naar Fay en Kyrin die diep in slaap waren. ‘Kun je niet slapen, ofzo?’
      Reyan hief een wenkbrauw. Was dat zowaar interesse in zijn mentale gesteldheid? Hij schudde zijn hoofd. Echt uitleggen waarom kon hij niet. Zorgen, ongerustheid, spanning. Dat was totaal het tegenovergestelde van wat Sohra waarschijnlijk zou voelen. ‘Weetje, ik vind dat je je te druk maakt.’ Ze liep naar hem toe en ging naast hem bij het vuur zitten, met haar hakken in het gras. Haar rode lokken leken nu nog vuriger door het warme licht dat hun kamp vulde. ‘En dat meen ik echt. Het is zo zonde.’
      ‘Zonde van wat?’
      Ze keek hem fronsend aan. ‘Van dit-’ ze maakte een gebaar met haar handen, ‘van het avontuur, het leven. Je maakt je zo druk om onnozele dingen dat je de schoonheid in het avontuur niet meer kan zien.’
      ‘Het is niet dat ik ervoor kies ofzo,’ bromde hij. Hij voelde dat ze hem bleef aankijken en daarna haar gezicht naar het vuur draaide. ‘En ik begrijp wel waarom,’ gaf ze toe, ‘je hebt veel om naar op te leven.’
      Hij wilde haar verbaasd aankijken maar ze draaide met een zuur gezicht zijn hoofd weg. Reyan verloor er haast zijn evenwicht door. ‘Kom op, iedereen kent jouw familienaam. Je hebt een hele erfenis aan succesvolle Grimmers die je moet naleven. Daarom probeer je alles zo perfect te doen.'
      Hij durfde haar niet weer aan te kijken, maar hij was wel verbluft. Ze zat er niet geheel naast. ‘Ik dacht dat jij je niet in mij interesseerde.’
      ‘Doe ik ook niet,’ zei ze nonchalant, ‘maar toen we werden samengevoegd in de Academie heb ik mijn huiswerk gedaan. Na een tijd met jou op pad te zijn geweest, heb ik een goed beeld van je gekregen.’ Reyan twijfelde of deze interesse was gewekt uit nieuwsgierigheid, of misschien eerder om met die kennis uiteindelijk zijn eigen positie in te nemen, maar hij was onder de indruk van haar observatievaardigheden. En hij vroeg zich ook meteen af of hij echt zo doorzichtig was. Hij draaide langzaam zijn hoofd in een poging haar weer aan te kijken. ‘Waarom ben jij Grimmer geworden?’
      ‘Ik kan het geld goed gebruiken,’ mompelde ze. Daarna stond ze op en keek omlaag naar hem. ‘Kun je nu weer slapen?’
      Hij knikte een beetje verdwaasd. ‘Goed zo,’ zei ze en ging toen naast Kyrin bij het vuur liggen. Ze sloeg de mantel die naast het blonde meisje lag over zich heen en hij hoorde haar niet meer daarna. Reyan keek nog even naar haar terwijl ze daar roerloos en diep lag te slapen, en begon te twijfelen dat 'hart-tot-hart gesprek' met Sohra niet stiekem gewoon een droom was geweest.

Toen ze de volgende dag tegen het begin van de avond het dorpje bereikten, leverden ze hun paarden in bij de stallen en begaven zich regelrecht naar een smoezelige herberg aan de rand van het dorp. Het was bijna onvoorstelbaar, maar lopen voelde opeens vreemd na zo lang op de rug van een paard te hebben gereden. Meestal maakte ze niet zulke lange ritten zonder een fatsoenlijke tussenstop. Reyan moest zijn benen uitschudden om het bloed weer in de juiste richting te sturen. ‘We hebben niet veel tijd,’ zei hij nadat ze een kamer hadden geregeld en weer buiten op de stoep stonden, ‘laten we opsplitsen. Sohra en Ardin, als jullie zorgen voor genoeg proviand en Fay wil jij dan kijken of je informatie kan opdoen over de route die we gaan nemen?’
      Fay knikte vastberaden. Ardin klopte hem op de arm, waarna hij zijn arm om Sohra’s schouders sloeg en de twee wegliepen. ‘Oké, en Kyrin..’ Reyan wilde zich naar Kyrin omdraaien, maar zag haar al weglopen richting de drukke taverne. Hij zuchtte diep. ‘Ik haal wel brandhout. Zolang je maar niets breekt.. of iemand vermoord.’
      Naast hem lachte Fay en hij schudde zijn hoofd. ‘Soms vraag ik me af waarom dit de Party is die ik heb gekregen.’ Hij kon er ook wel om lachen, vooral om Kyrin, van wie hij eigenlijk niets anders had verwacht. Eigenlijk in elke nieuwe stad verdween ze volledig van de kaart en troffen ze haar in een of andere taverne aan - dronken, zelden met meer spaargeld dan toen ze naar binnen ging en vaak sloot ze de avond af met een knappe barmeid. Die zat compleet in haar eigen wereldje.
      ‘Waar ga jij heen?’ vroeg Fay. Ze had haar notitieboekje al uit haar draagtas gehaald. Reyan had deze een keer doorgebladerd om te zien wat Fay hier allemaal in bijhield. Het waren voornamelijk veel gedetailleerde beschrijvingen over de monsters die ze tijdens hun eerste jaar als Grimmer zijn tegengekomen. Hij had zich verbaasd over de levensechte tekeningen die ze met stukjes houtskool uit hun kampvuren had gemaakt en de hoeveelheid informatie die ze met aandacht en observatie wist te noteren. Hij was benieuwd of het haar vanavond lukte alvast iets te noteren over de gevaren die in de bergen op de loer lagen. ‘Ik ga kijken of de stalmeester de paarden zo goed mogelijk kan voorbereiden. Als ik snel ben, lukt dat nog voor morgen.’
      Ze gingen ieder hun weg en Reyan maakte haast naar de stallen. Eryx had zijn mond vol hooi toen hij fluitend de stal inliep en het dier zijn hoofd hief om zijn vriend te begroeten. Reyan aaide hem over zijn zachte neus. Er klonk gestommel uit de naaste stal en toen Reyan over het schot heen keek, zag hij tot zijn verbazing een kind dat met een hooivork in het hooi stond te porren. Reyan keek met grote ogen naar de horens die uit zijn hoofd groeiden. ‘Jij bent een Capridae,’ zei hij verbaasd en realiseerde zich gelijk hoe onbeleefd dat was. Het jongetje schrok en liet de hooivork op de stenen vloeren kletteren. Reyan ontblootte zijn tanden. ‘Sorry, ik wilde je niet laten schrikken.’
      Het jongetje keek hem met grote ogen aan en raapte de hooivork weer van de grond. ‘Dat geeft niet.’ Hij stapte de stal van Ardin’s paard uit. Reyan zag meteen de hoeven die uit zijn broekspijpen staken. Hij was in het afgelopen jaar nog nooit een Capridae tegengekomen. Die waren niet veel in Mythrend te vinden, omdat ze vooral in berggebieden leefden, maar hij had niet verwacht er nu al een tegen het lijf te lopen. Hou eens op met hem zo aangapen.
      De Capridae zette de hooivork tegen het houten schot. ‘De naam is Mek, aangenaam,’ stelde hij zich voor en meteen zag Reyan dat het geen jongetje was. Het bruine sikje gaf weg dat Mek zeker al een jongeman was. Hij voelde het schaamrood naar zijn hoofd stijgen. ‘Reyan. Sorry voor mijn reactie. Ik had je hier niet gezien toen we de paarden afgaven, anders had ik mezelf voorgesteld.’
      Mek tuitte zijn lippen, terwijl hij zijn schouders ophaalde. ‘Geen zorgen, ik ben niet zo snel op mijn hoefjes getrapt. Waar kan ik je mee helpen?’
      ‘Ik zocht de stalmeester.’
      Mek knikte en gebaarde hem te wachten. Hij liep naar de achterkant van de stal en verdween een deur door. Reyan keek de Capridae na. Het was niet de eerste keer dat Reyan een van de Faunatiae was tegengekomen - wezens die niet officieel menselijk waren, maar wel veel karakteristieke uiterlijkheden en de intelligentie hadden die daar aan evenaarde. Sterker nog, een aantal van Reyan’s bedienden in het ouderlijke huis waren Faunatiae. Meestal niet degene die in het huis werkte, maar wel rond het landgoed. Het waren vriendelijke wezens en sommige bijzonder mooi door hun dierlijke eigenschappen. Al werden ze niet door iedereen zo gezien.
      Iets later kwam Mek terug met de stalmeester. De oudere man glimlachte en schudde hem de hand. ‘Wat kan ik voor je betekenen, jongen?’
      ‘Ik zie dat u dat al doet. U heeft zelfs hun vacht al drooggewreven met stro.’ Hij kon zich voorstellen dat Eryx rug behoorlijk bezweet had door de rit. Afgelopen weken hebben ze de zadels er elke avond afgehaald, zodat hun vacht nog wat kon drogen, maar hij kon wel merken aan zijn trouwe maatje dat hij die verwennerij hier wel kon waarderen.
      De man lachte. ‘Dat heeft Mek hier voor jullie gedaan.’ Hij klopte de jongen op zijn rug. ‘Jullie hebben een lange reis achter de rug, of niet?’
      Reyan knikte. ‘En we zijn er voorlopig ook nog niet klaar mee. Zou je misschien naar hun hoeven kunnen kijken, zodat we morgenochtend vroeg weer op pad kunnen? Ik wil niet dat ze last krijgen.’
      De man wreef onder zijn kin. Hij opende het deurtje van de stal en tilde het been van Mistral op. ‘Dat gaat wel lukken voor morgen. Ik zorg wel even voor speciale ijzers. Bekappen is niet nodig, dus dat scheelt wat tijd.’
      ‘Hartelijk dank.’ Hij wilde zich omdraaien en weer weglopen. ‘Zeg,’ begon hij en keek de man aan, ‘mijn vermoeden zegt me dat u hier al heel lang woont en vast bekend bent met de omgeving. Kunt u mij vertellen welke gevaren we in de bergpas tegen kunnen komen?’
      ‘De bergpas?’ De man stapte de stal van Mistral weer uit en veegde zijn hand af aan zijn schort. Mak keek hem afwachtend aan en stapte opzij voor zijn leermeester. Hij wenkte Reyan mee te lopen naar achteren waar een klein doorleefd bureau stond. De kruk die ervoor stond leek al meerdere keren gerepareerd - of er leek in ieder geval een poging gedaan. Boven het bureau hing een kaart van het dorp en het gebied eromheen dat met zware pinnen (die waarschijnlijk werden gebruikt voor de paardenhoeven) aan de houten wand was geslagen. De tand des tijds had duidelijk zijn sporen nagelaten op de oude kaart. De randen waren rafelig en versleten, met scheurtjes en kreukels die Reyan deden vermoeden dat de kaart vaak gebruikt was. De zichtbare contouren van de bergen waren op sommige plaatsen zelfs vervaagd. Reyan staarde naar het pad dat vanuit het dorp de bergen in liep. Die zouden ze morgen bewandelen.
      De man wees naar een tweesplitsing in het pad. ‘Dit is het enige pad dat de bergen ingaat,’ zei hij, ‘maar ik zou je toch afraden om die te nemen.’
      ‘Bergreuzen?’ gokte Reyan en de man hief een wenkbrauw. ‘Die zijn het probleem niet. Bergreuzen zijn vrij mak. Gevaarlijk vanwege hun grootte en destructieve uiterlijk, maar zouden nooit zelf de aanval inzetten. De meeste reizigers overleven een aanvaring met deze wezens. Sterker nog, er zijn verhalen over Bergreuzen die burgers helpen oversteken wanneer een van de brugstructuren ingestort blijkt te zijn.’ Hij wuifde met zijn hand alsof hij zichzelf bij de les probeerde te houden. ‘Er zit iets anders in deze bergen dat veel gevaarlijker is. We noemen ze hier rotsklauwers, maar de meeste overleven een confrontatie met deze beesten niet. Die vinden we meestal aan stukken gereten terug - als we ze al terugvinden, dus we hebben geen idee hoe ze eruit zien.’
      Er liep een rilling over Reyans rug. Ze waren erop berekend dat ze tegen problemen aan zouden lopen, maar zonder te weten welk niveau monsters dit waren? Dat was toch wel spannend. ‘En het andere pad?’
      ‘Dat andere pad is onbegaanbaar voor paarden. Het linkerpad is gevaarlijk, maar het is een stuk korter naar het noorden van Midland. En het is net of die beesten dat weten, want ze liggen gewoon op de loer.’ Dat was informatie die Reyan goed kon gebruiken. ‘Is het dorp zelf slachtoffer geworden van die wezens?’
      ‘Indirect,’ gaf de man toe. ‘Het rechterpad is al helemaal niet begaanbaar voor onze wagens, dus we zijn gedwongen het andere pad te nemen, of om de berg heen te reizen. Maar om de berg heen reizen kost ons te veel tijd, dus we zijn al jaren onze handelsroute kwijt.’ Hij slaakte een zware zucht. ‘Dat is de reden waarom wij met grote berggeiten werken en ik Mak heb. Het is de enige manier om - al dan niet met veel tijd en moeite - aan de andere kant van de bergrug te komen, maar dat gebeurt nog zelden.’ Dat kon hij zich wel voorstellen. Met die hoeven had Mak (en de berggeiten) een stuk beter grip dan de eenhoevige paarden waar zij mee reisden. ‘Voor jullie Grimmers zal het een ander verhaal zijn,’ zei de man daarna.
      Dat was waar. Zij hadden de kwaliteiten en middelen om zich tegen zulke monsters te verdedigen. Deze normale burgers konden niets beginnen tegenover die gedrochten. Reyan voelde een idee opborrelen. ‘Wij hebben onze queestes voornamelijk in Mythrend behaald maar maken binnenkort de overstap naar uw buren in Midland. Hoeveel contacten heeft u daar waar wij wellicht van zouden kunnen profiteren?’
      De man wreef over zijn kin en staarde even naar het plafond. ‘Vooral vanuit mijn jongere jaren,’ gaf hij toe, ‘toen ik nog lange reizen kon maken voor de handel. Zeker in het Westen van Midland heb ik veel contact gehad met allerlei dorpen en steden.’
      ‘Uitstekend,’ zei Reyan, ‘wat denkt u ervan als wij de monsters uitschakelen en een manier vinden zodat uw dorp gebruik kan maken van die bergpas?’
      De man keek hem met grote ogen aan. ‘Zou dat een mogelijkheid zijn?’
      ‘Het wordt een lastige taak, maar in ruil voor een vriendelijk woord over ons tegen uw vrienden aan de andere kant, wil ik een kans wagen.’ Voordat Reyan helemaal uitgepraat was, pakte de man zijn hand beet. ‘Je zou ons dorp een grote dienst doen.’
      ‘Geen dank,’ zei hij lachend, ‘ik zal mijn Party inlichten en een plan bedenken om de weg weer vrij te krijgen. Dan zie ik u in de morgen, fijne avond.’ Reyan verliet de stal met een naar gevoel diep in zijn buik, die leek te vechten met de opwinding over een toekomst die hij zojuist had vastgesteld. Nou ja, zodra ze deze queeste hadden volbracht tenminste. Het leverde geen poen op, maar het beeld van al die queesten die ze straks in Midland voor het oprapen hadden, was het meer dan waard. De monsters echter.. Daar kwam dat nare gevoel vandaan. Hij hoefde zich toch geen zorgen te maken? Die waren vast niet zó gevaarlijk toch? Dit waren maar normale burgers. Hij had het zelf gezegd, zij hadden de kwaliteiten en middelen niet tegen zulke monsters te vechten. Maar zijn Party had wapens, een hechte samenwerking in de strijd en ze hadden hem - hij kon hen genezen en met krachtvelden beschermen. Reyan rechtte zijn rug. Dat zou goedkomen. Nu de Party nog overtuigen om deze nevenopdracht uit te voeren. Dat was misschien wel enger dan die monsters.




Reageer (2)

  • Ringwraith

    De gesprekken in dit hoofdstuk waren echt sterk!
    Ik ben benieuwd wat de groep van dit besluit gaat vinden^^

    2 dagen geleden
    • Laleah

      Biggest compliment you could give me <3

      2 dagen geleden
  • Squirrlflight

    Oehhh gat reyan nou wat soort van impulsief doen.. ven benieuwdd

    1 week geleden
    • Laleah

      Jaa! Een opportunity op meer queesten laat hij echt niet liggen :P

      6 dagen geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen