Level 33


Een paar uur verder verschenen de eerste tekenen van het dorp aan de horizon. De lucht was gevuld met een zachte oranje gloed die de contouren van de houten huizen en velden accentueerde. De eerste tekenen van wederopbouw vielen meteen op. De vernielde hekken waarachter hun vee graasden stonden weer overeind en een aantal huizen, waarvan de muren eerder tot as waren vergaan, hadden opnieuw opgetrokken muren en daken. Reyan kon de geur van omgewoelde, natte aarde van nieuw aangelegde akkers ruiken. Ondanks de verwoesting die ze eerder hadden gezien, straalde het dorp een ongekende veerkracht uit en hij voelde een vlaag van opluchting over hem heen gaan.
De dorpelingen, druk bezig met hun dagelijkse werkzaamheden, keken op toen ze de groep zagen aankomen. Reyan zag herkenning en opluchting op sommige gezichten. Een paar kinderen renden hen lachend tegemoet en zwaaiden naar Fay, die uitbundig terug zwaaide.
In het gezelschap van een paar andere mannen zag Reyan de man die hij het laatst gesproken had en die hij had beloofd hulp te gaan zoeken. Reyan voelde een warmte in zijn borst toen hij een glimlach ontdekte op zijn oude gezicht. Een oprechte glimlach die doortrok tot zijn ogen en groter werd toen hij Reyan ontdekte. ‘Jullie zijn teruggekeerd,’ zei hij toen hij in Reyans richting liep. ‘Ik had jullie niet meer verwacht nu de soldaten van de koning langs zijn geweest.’
Reyan stapte van Eryx rug. ‘Zijn ze alweer vertrokken?’
De man knikte. ‘Ze kwamen met stapels hout en handen genoeg om ons te helpen de huizen opnieuw te bouwen en overhandigde ons vee om de akkers aan te leggen. We hebben kisten vol groenten en zaden om twaalf seizoenen vooruit te kunnen. Voor nu hebben we genoeg om zonder zorgen ons bestaan weer op te bouwen.’ Zijn ogen werden heel even triester. ‘Het neemt de pijn van ons verlies niet weg, maar het maakt het denken aan de toekomst wel makkelijker.’
Reyan schudde hem de hand en gaf er een zacht kneepje in. ‘Ik ben blij dat te horen.’
‘We zijn jullie dankbaar voor al jullie hulp.’
Reyan glimlachte. ‘Geen dank. We deden gewoon ons werk.’ Hij keek om zich heen, naar de vrouwen die de was ophingen en de kinderen die tussen de huisjes renden, lachend alsof ze geen zorg in de wereld hadden. Ze hebben zoveel mensen verloren. Sommige van deze kinderen hebben misschien geen ouders meer en toch vinden ze de kracht om te lachen..
‘Zeg, die andere Grimmers..’ De man boog zich dichter naar hem toe. Een frons tekende zijn gezicht. ‘Zijn dat vrienden van jullie? Een of andere blonde blaaskaak dacht ons even te vertellen hoe we de akkers opnieuw moesten aanleggen.’
Sohra snoof terwijl ze van haar paard stapte, haar gezicht zo zuur alsof ze in een groene appel had gebeten. ‘Wij worden liever niet met dat soort types geassocieerd.’
‘Dat is eigenlijk ook waarom wij hier zijn,’ zei Reyan. Voordat hij nog iets kon zeggen, hield de man zijn hand op. ‘Ik wil er niets van horen tot we rond een vuur zitten met een dampende kom van Amelia’s hertenstoofpot.’ Hij lachte terwijl hij Reyan op de rug klopte en hem meevoerde naar een van de kampvuren. Iemand nam hen de paarden uit de hand en de groep voegde zich bij de dorpelingen in een lange rij bij een paar grote ketels die stonden te koken boven een warm vuur. Heerlijk geurende dampen stegen op in de avondlucht terwijl de zon langzaam in de aarde verdween. Hoewel Fay bekwaam was in het maken van maaltijden uit willekeurige ingrediënten, had Reyan in geen weken zo lekker gegeten. Hij werkte de hertenstoofpot naar binnen alsof hij hierna nooit meer te eten zou krijgen. Intens genietend van het kruidige vlees.
‘Vertel Reyan. Waarom zijn jullie hier teruggekeerd?’ De man slurpte de soep van zijn lepel. Reyan keek hem aan en liet zijn kom zakken. ‘Ik weet niet zeker wat ik jullie mag vertellen,’ zei hij terwijl de drie andere mannen naast hem nieuwsgierig meeluisterden. ‘Maar in alle eerlijkheid heb ik ook geen zin om me daar veel zorgen over te maken. ‘De Gilderaad heeft die andere party gestuurd om onderzoek te doen naar de Bludhoofsbron en bij jullie te informeren over het gedrag van Blufhoofs.’ Hij keek even om zich heen, alsof hij toch ergens verwachtte dat de Gilde kon meeluisteren en boog iets dichter naar het vuur. De rest van het gezelschap boog met wijde ogen mee. ‘Het schijnt dat er meer dorpen zijn aangevallen en dat er Oogsters vermist zijn geraakt in andere gebieden.’ Hij rechtte zijn rug weer. ‘De Raad vertrouwt het niet.’
De man keek hem geïntrigeerd aan. ‘We zijn dus niet de enige?’
Ardin schudde zijn hoofd. ‘Waarschijnlijk niet, maar we hebben geen harde bewijzen.’
‘Dat is verschrikkelijk,’ zei een van de andere mannen zachtjes. ‘Wat gebeurt er als die monsters in heel Estilia losgeslagen worden?’
Reyan keek de man aan. Daar had hij nog niet eens over nagedacht. Maar inderdaad, wat als alle monsters ineens agressief zouden worden en naasten dorpen zouden aanvallen? Wat als ze steden zouden verwoesten? Hij slikte moeizaam de gedachte weg. De kom die hij nog altijd in zijn handen had, raakte zachtjes de grond toen hij hem neerzette.
‘Dan verpletteren we ze,’ zei Kyrin scherp. Ze balde haar vuist en grijnsde. De vlammen dansten in de duivelse blik in haar ogen. Reyan keek haar even aan voordat hij zijn aandacht op de rillende mannen richtte. ‘We gaan ervoor zorgen dat dat niet gebeurd.’
‘Wat gaan jullie dan doen? Ik bedoel-’ De man bewoog wild met zijn handen alsof hij zijn gedachten geen plek kon geven. ‘Die party is hier geweest, ja, maar ze hebben ons niets over die Bludhoofs gevraagd. Ze kwamen eten, bemoeiden zich even met onze mensen en kwamen bij terugkomst geld innen. En toen vertrokken ze weer. Waarom hebben zij ons dit niet verteld? Als jullie niet waren gekomen..’
Fay keek hem met een schuin hoofd aan. ‘Ze hebben jullie geen vragen gesteld?’
De man schudde wild zijn hoofd. ‘Ik bedoel, we waren blij dat ze zijn vertrokken want die kerel was niet om uit te staan, maar als we hadden geweten wat hun werkelijke reden van bezoek was, dan hadden we toch wel maatregelen getroffen. Wat als zij de monsters boos maken en ze hun woede weer op ons af reageren?’
‘Dat zal niet gebeuren,’ zei Sohra stellig. ‘We hebben ze eens verslaan. Dat zullen we nog een keer doen. Uw dorp zal ongeschonden blijven.’ Ze snoof. ‘Die kwal voert zijn missie maar halfslachtig uit.. Komt hier zeker alleen maar de held uithangen.’
‘Kunt u ons morgenvroeg naar de Bludhoofsvelden brengen?’ vroeg Fay aan de man.
Hij keek haar met grote ogen aan, wisselde zijn blik tussen de andere jonge gezichten rond het kampvuur. Hij knikte. Zijn ogen stonden zorgelijk, maar toen hij de gezichten van zijn partyleden langsging - elk keek met een vastberaden blik terug - knikte hij. ‘Goed dan. Ik zal jullie morgen daarheen brengen.’
Mistslierten dansten tussen de benen van zijn paard, terwijl Reyan achter de man aanreed. Zachte zonnestralen vanuit het oosten kleurden de heuvels goud. De lucht voelde vochtig door de zachte regen die hen vannacht had verrast. Eryx sokken waren nat door het vochtige gras. Ze reden in stilte, de anticipatie die over de groep hing, prikkelde zijn zintuigen, zette ze op scherp. Hij probeerde zichzelf te vertellen dat die zenuwen nergens voor nodig waren. Ze zouden alleen even bij de bron gaan kijken en bovendien waren Bludhoofs geen moeilijke vijanden. Deze in Midland zouden misschien iets sterker zijn, maar hoger dan een niveau twee zouden ze echt niet zijn. Hoeveel zouden ze moeten bevechten voordat ze bij de bron aankwamen? Hij wist dat het territorium tot zeker een kilometer vanaf de bron kon uitstrekken, maar ze waren nooit zo dichtbij geweest om deze ook echt te vinden. En dan was het nog de vraag of er bij deze Bludhoofs een titaan rondliep. Daar zouden ze dan eerst mee moeten afrekenen en als deze net zo agressief was als de troep die ze in het bos waren tegengekomen..
Reyan schudde een rilling van zich af. Hij drukte zijn hakken in Eryx flanken en ging naast de man rijden. Deze had zijn blik strak vooruit en draaide alleen af en toe zijn hoofd als er ergens in het gras een geluidje klonk. ‘Zijn jullie hier sinds de aanval nog langsgereden?’
De man schudde zijn hoofd. ‘We hadden onze handen wel vol.’ Dat kon Reyan wel begrijpen. En daarnaast het feit dat gewone burgers niet graag het gevaar opzochten. Het was verstandig om geen tweede aanval te veroorzaken, bewust of onbewust.
Aan de voet van een heuvel hield de man halt. Hij draaide de merrie een kwartslag zodat hij de groep kon aankijken. ‘Ik ga niet verder dan hier,’ zei hij stellig, ‘de Bludhoofs bevinden zich direct achter deze heuvel.’ Hij keek Reyan ernstig aan. ‘Weet dat jullie welkom zijn mochten jullie in nood zijn.’
Reyan knikte dankbaar. ‘Dat waarderen we. Oh-’ Hij haalde wat munten uit zijn buidelzakje en drukte deze in zijn hand. ‘Voor wat zij jullie hebben afgenomen.’
De man glimlachte, maar pakte Reyans hand, opende deze en drukte hem de munten terug in zijn hand. ‘Dat is erg vriendelijk bedoeld, maar na wat jullie allemaal voor ons hebben gedaan.. Gebruik het voor jullie reis. Wij redden ons wel.’ Hij nam de teugels weer in de hand, voordat Reyan kon protesteren. ‘Wees voorzichtig.’ Hij dreef zijn paard aan en galoppeerde terug naar het dorp.
Reyan keek hem na tot hij uit zicht was, en veilig, voordat hij zich naar de heuvel draaide. Het gras dat zachtjes in de wind wuifde leek hem uit te dagen, wenkend naar zijn noodlot. Ze lieten de paarden achter op het veld en klommen de heuvel op. Reyan bleef laag. Zijn vingertoppen raakten de koele aarde aan toen hij zijn eerste blik op het veld wierp. Bludhoofs in verschillende maten struinde verderop grazend over het veld dat grensde aan een bos. Sommige waren niet veel groter dan een klein kalf, andere waren groter dan een volwassen stier. De Bludhoofs leken zich behalve grazen niet te interesseren in hun omgeving, precies zoals hij hoopte. De wind stond goed en ze waren nog te ver van de kudde om opgemerkt te worden. Toch fluisterde hij de rest om voorzichtig en alert te blijven.
De natuurlijke reactie van een Bludhoofs zal het altijd zijn om weg te rennen voor gevaar, zoals dat bij alle niveau één het geval was. Dan zouden deze dat ook moeten doen. Reyan verhief zich langzaam. Ze moesten zo ver mogelijk naar het midden lopen. Dan hadden ze de meeste kans om de bron te vinden. Hij sloop de heuvel af. Het moment dat ze hun neuzen de lucht in staken en hun geur op snoven, richtten ze hun lelijke koppen in hun richting. Reyan keek naar hun ogen, naar de zwarte massa rond hun irissen en durfde weer adem te halen.
‘Deze zijn niet besmet.’ Misschien was de buitenring niet zo gevaarlijk, net als die in Mythrend, maar hij durfde zich niet te ontspannen. Ze hadden geen idee wat ze in die bossen zouden aantreffen. In een strakke lijn stapten ze het bos in. De eerste tien meter bleef het stil. De Bludhoofs aan de buitenrand stapten bij hen vandaan en Reyan herkende niets van een infectie in hun ogen. Pas wat verderop verdwenen de kleinere maatjes en bleven er alleen nog grote Bludhoofs over. ‘Oppassen nu,’ zei hij met gespannen kaken. Zijn blik werd vooruit getrokken, waar een Bludhoof zijn kop hief toen hij hun aanwezigheid opsnoof. Reyan bleef staan. Hij bekeek het beest - de aangespannen spieren, de opgezette haren op zijn kop, zijn versnelde ademhaling. Het moment dat Reyan door zijn knieën boog om een verdedigende houding aan te nemen, schraapte het beest met zijn hoeven over de grond.
Reyan klemde zijn kaken op elkaar toen het beest een schel gegil uitstootte, waarmee hij zijn kudde waarschuwde. Hij snoof diep voordat hij de aanval inzette. Zijn hoeven trokken diepe voren in de grond terwijl zijn slagtanden dreigend op hen gericht waren. Reyans blik schoot naar zijn ogen, die vuurrood waren. ‘Deze is geïnfecteerd,' brulde hij. Razendsnel activeerde hij zijn vuist en zette zich schrap. Hij haalde uit en zijn vuist knalde met een kracht recht tegen de snuit van het beest. Zijn groep spatte uit elkaar als een waterdruppel die de grond raakte en ze namen hun positie in.
Reyan’s vuist dreunde door het lichaam van de Bludhoof en het beest stortte met een doffe klap en een schelle krijs op de grond. De geur van aarde en bloed vulde zijn neus terwijl hij zich weer klaarmaakte voor de volgende aanval. De grond rommelde onder zijn voeten. Gillend als wilde zwijnen drongen de moordlustige Bludhoofs zich door het bos, vertrapten alles dat op hun pad kwam en de geluiden van staal dat door dikke huid sneed, vulde de lucht.
Pijlen suisden langs zijn oren en Fays ketting rinkelde. Reyan wierp zijn krachtvelden, dwong de Bludhoofs in alle richtingen zodat ze niet als een golf van hoeven over hen heen zouden walsen. Hij balde zijn vuist en rende op een volgend slachtoffer af. Achter zich hoorde hij de brul van Hycon en even dacht hij dat de wolken aan de lucht verduisterden. De scherpe klauwen van het schaduwbeest sneed een Bludhoof aan flarden, alsof het een plakje worst was, bloed spatte in de rondte.
‘Fay!’ Sohra’s stem was doordrenkt van paniek. Reyan draaide zich met een ruk om en zag hoe zijn vriendin door de lucht werd geslingerd en met een klap op de grond terechtkwam. Fay gilde, hoog en schril. De wereld leek even stil te staan en adem kwam hem tekort, toen de Bludhoof zijn lichaam keerde en weer op Fay af stormde.
Nee. Reyan schreeuwde en zette zich af. Nee. Nee. Nee.

Reageer (1)
Zijn groep spatte uit elkaar als een waterdruppel die de grond raakte en
8 maanden geledenIk dacht even dat ze allemaal doodgingen 😂
Mooie cliffhanger. Ben benieuwd hoe ze dat oplossen
Hahahaha
8 maanden geleden