Een stroom mensen liep de kerk binnen. Hun gezichten somber, hun kleren zwart. Ik kon het niet aanzien. Driekwart van de mensen die hier stonden mocht ze niet eens. Maar voor iedereen was ze verdwenen dus haar mening telde nu niet meer. Maar ze was niet weg, ze was vlak bij ons allemaal zo lang we dat zelf wouden. Het zou me niet eens verbazen als ze nu vol afgrijzing zit te kijken naar haar afscheid. In een kerk?! Ze haatte alles dat met godsdienst te maken had! Maar zoals ik al zei, haar mening telde nu niet meer. Vooraan op de eerste rij zat een jongen, en hij was een van de mensen die het recht had om hier te zijn. Hij was haar broer, haar beste vriend, en die van mij, ik hield van hem.
Hij leek op haar. Zowel van karakter als van uiterlijk. Zijn haar was donkerblond en warrig als het hare en zijn ogen hadden die zelfde diep bruine kleur. Ze waren onafscheidelijk, ze deelden alles net als zij en ik, maar ik vulde hem aan. op momenten als shoppen maakte hij zich uit de voeten maar als het dan weer om fotograferen draaide was ik al snel weer thuis. Fotograferen, het was een passie die ze deelden. Beiden keken ze bijna hun hele leven door de lens van hun camera. Het nadeel daaraan… ik moest er meestal voor staan.
Hoewel ik het me niet kon voorstellen wist ik dat hij haar even veel of misschien wel meer miste dan mij, maar wenen kon hij niet. hij zou geen traan voor haar laten lopen, hij moest zich sterk houden. Maar je zou het zien. Zijn verdriet, zijn pijn zou weerspiegeld worden in zijn foto’s. De kleine stukjes glanzend papier waren net de spiegel van zijn ziel.
Hij keek over zijn schouder en zijn bruinen ogen keken diep in mijn fel groene ogen. Zijn gezicht stond emotieloos. Ik probeerde te glimlachen maar mijn lippen bleven op één lijn.
Ik sloeg mijn ogen neer, ik kon hem niet aan kijken.
Ik ging zitten en de ceremonie begon, een oude man die haar niet eens kende praatte over hoe ze gemist zal worden en wat een fantastische meid ze was. hij ging verder over hoe ze daar boven door god zou verwelkomd worden. Na nog een heleboel zever ging haar moeder naar voor. Haar ogen stonden rood toen ze vertelde over hoe Lise opgroeide, hoe ze leerde lopen en over haar eerste camera. Ook over de band met haar broer werd verteld, maar ik werd niet één keer genoemd. Alsof ik nooit had bestaan.
Haar moeder ging zitten en Nick gaf me een zachte por als teken dat ik naar voor moest gaan.
Ik stond op en was me zwaar bewust van vele ogen die me aan keken. Toen ik vooraan stond ging mijn blik de hele kerk door en bleef hangen op Yannic. De woorden brandde op mijn lippen maar er kwam geen geluid. Ik ademde diep in en uit.
“Lise w…”, “HOE DURF JE JE GEZICHT HIER NOG TE LATEN ZIEN!” gilde haar moeder door de kerk heen. “HET IS JOU SCHULD DAT ZE WEG IS!”


Daar stond ik dan. Ik knipperde of ademde niet. Al het bloed was uit mijn gezicht weg getrokken. Vaag hoorde ik nog het geluid van mijn vader die tegen Lises moeder schreeuwde.
De gedachte die al zolang door mijn hoofd spookte was luid op genoemd. Nee, niet genoemd, geschreeuwd. In nog geen 5 seconden had iemand de gedachte die al sinds die nacht door mijn hoofd spookte tegen me gebruikt. Nu wist iedereen hoe het zat.
Met tranen in mijn ogen liep ik de kerk uit. Ik bleef maar lopen in een poging te kunnen vluchten van de waarheid maar de feiten bleven in mijn hoofd rond spoken.
Het was mijn schuld…

Reageer (3)

  • Grizzly

    zo erg!

    1 decennium geleden
  • LottWolfje

    Ö...
    zo erg....



    snel verder xx

    1 decennium geleden
  • xFireflies

    ;o neeeeeeh

    1 decennium geleden

Meld je gratis aan om ook reacties te kunnen plaatsen